




































Voormalige Ecole Technique Supérieure de l’Etat, het huidige Athénée Royal Leonardo Da Vinci
Chomé-Wynsstraat 5
Grondelsstraat 15
Typologie(ën)
universiteit
Ontwerper(s)
J. M. VAN DOOSSELAERE – architect – 1955-1976
M. P. GÉRARD – architect – 1955-1976
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gelegen tussen de Albert I-square, de Jules en Edmond
Miessesquare en de Grondelsstraat, modernistisch schoolcomplex, tussen 1955 en
1976 ontworpen door de architecten M.P. Gérard en J.M. Van
Doosselaere.
Geschiedenis
Het uitgestrekte huizenblok gelegen tussen de Transvaalstraat in het westen, de
Bergensesteenweg in het noorden en de Grondelsstraat in het oosten werd vroeger
in het midden doorkruist door de loop van de Kleine Zenne, evenals door die van
de Middenzenne. In de loop van de 19e eeuw hadden zich hier verscheidene fabrieken
gevestigd, waaronder de Manufacture
Royale des Bougies de la Cour, de loodwitfabriek Debbaudt frères & Co, en de gasfabriek van Kuregem. Na
de Tweede Wereldoorlog besliste de gemeente de zone te saneren. Ze
liet de industriële gebouwen slopen en de weg rechttrekken om er in 1951 de
Albert I-square aan te leggen. In de loop van het decennium werden de rivierarmen
drooggelegd. Aan de zuidelijke kant van de square verrezen twee
sociale wooncomplexen, terwijl de terreinen aan de achterzijde door de gemeente
aan de staat werden verkocht om er een hogere technische school op te richten
Na verscheidene voorontwerpen ontwierpen architecten
Gérard en Van Doosselaere in april 1955 de eerste drie volumes van het complex,
elk met vijf bouwlagen. Evenwijdig aan de Albert I-square lag een lange en fijne
vleugel met auditoria, onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Aan haar uiteinde aan
de Jules en Edmond Miessesquare bevond zich een dieper volume, eveneens onder
schilddak, voorbehouden voor de administratie. Loodrecht
op deze eerste twee volumes, tegenover de Miessesquare (nr. 5), ingangsvolume
onder plat dak.
In maart 1957 ontwierpen dezelfde architecten de
stookruimte van het complex, een lange vleugel van vier tot zes bouwlagen,
loodrecht ingeplant op Grondelsstraat (nr. 15). In 1961 werden drie
tussenliggende volumes ontworpen: de vleugel met de laboratoria, met zeven
bouwlagen, die het ingangsvolume en de stookruimte met elkaar verbond, en,
loodrecht aansluitend op deze vleugel, een conferentiezaal in het oosten en een
gymnastiekzaal in het westen. Tot slot werd in 1976 aan de Grondelsstraat (nr.11)
het complex met de werkplaatsen ontworpen, waardoor het mogelijk werd verscheidene
voorlopige paviljoenen op de site af te breken.
Beschrijving
Volumes met de auditoria, de administratie en de
ingang, met parementGevel- of muurbekleding. van platen trilbeton. Volume met de auditoria met
gordijngevels op de verdiepingen, met sandwichpanelenKunststoffen gevelplaat, bestaande uit een isolerende kern tussen twee platen (vandaar 'sandwich'). Bekendste uitvoering, Glasal, gemaakt op basis van cement en versterkingsvezels, met een glad zijdeglans oppervlakte en verkrijgbaar in een tiental verschillende kleuren. in geëmailleerd asbest, grijs
op de borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en felblauw op de middentravee, die aan de kant van de
binnenplaats de trap bevat, en op de panelen van de muuropeningen van de gangen
op de noordgevel. Aan deze zijde, ingang uiterst rechts, achter een trappenpartij
afgeboord door een betonnen vlak met glastegels dat een gebogen luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. vormt. Volume met de administratie
met gecanneleerde betonnen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.; sommige muuropeningen zijn versierd
met glasstenen; een hoge muuropening verlicht het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. op de noordgevel. Ingangsvolume met een
uitspringende portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. aan de kant van de square. Fijn metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. bewaard.
Interieur. Het volume met de auditoria bevatte oorspronkelijk de
speelplaats, de sanitaire ruimten, de refter en de keuken op de benedenverdieping, en klaslokalen op de
verdiepingen. Het volume met de administratie bevatte een woning en
archieven op de benedenverdieping, kantoren op de eerste drie verdiepingen en
een bibliotheek op de laatste. Het ingangsvolume bevatte een groot trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., evenals
twee lokalen voor industriële fysica in de laatste bouwlaag. Betonnen
trap met twee evenwijdige trapdelen op één enkele trapboom en metalen leuningen
met houten handgreep.
Stookruimte met elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de acht traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de straatkant met
vier bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., de drie achteraan van zes bouwlagen onder plat
dak, met een schuin terugwijkend vlak waarin zich het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de
sanitaire ruimten bevinden. Gevels van betonplaten en met muuropeningen met betonnen verdelingen,
oorspronkelijk hoofdzakelijk vierledige kruiskozijnen, thans gewijzigd, net als
hun raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn., in 2019.
Interieur. Oorspronkelijk, stookruimten in de kelderverdieping en op de
benedenverdieping, breiwerk- en textielverfateliers op de eerste verdieping, afwerking-
en textielverfateliers op de tweede, grote ruimte bestemd voor het weefatelier op
de laatste.
Tussenliggende volumes met gevels van betonplaten. De vleugel met de laboratoria
bevatte oorspronkelijk een studiezaal en een tekenzaal op de eerste verdieping,
en een tekenzaal en lokalen voor fysica en industriële fysica op de tweede. Trapezoïdale
conferentiezaal onder een dak met één dakvlak. Gymnastiekzaal
onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde., toegankelijk via een overdekte galerij en aan de noordkant
afgeboord door een lager volume met kleedkamers en douches.
Bronnen
Archieven
GAA/RFI 2589 (1949-1955).
GAA/DS 37750 (s.d.), 37759 (19.06.1956), 39125 (13.01.1959), 40204 (18.10.1960), 41214bis (08.05.1961), 41199 (24.04.1962), 41198 (14.05.1963), 44986bis (1977).