Onderzoek en redactie
2016-2019
Bekijk de weerhouden gebouwenDe Sint-Denijsstraat is een lange verkeersader die de Brusselse steenweg verbindt met de Gerijstraat. Op haar tracé kruist ze tal van andere wegen: de Texasstraat, de Brandstoffenstraat, de Schaatsstraat, de Oude Vijversstraat, de Brits Tweedelegerlaan en de Luttrebruglaan.
Ze werd vroeger Molenlaan of Molenstraat genoemd en verbond de hoek van de Brusselse Steenweg met de Quakenbeek-molen (gelegen ter hoogte van de Oude Vijversstraat). De Sint-Denijsstraat, net als de Neerstalse Steenweg, volgt grotendeels het tracé van de Geleytsbeek, een beek die begin 20eeeuw werd overwelfd. Beide straten maakten deel uit van de Oude Vorstweg, die tot de 13e eeuw terugging en tot één van de belangrijkste noord-zuid georiënteerde verkeersassen behoorde waarbij een verbinding werd gemaakt tussen Brussel en Ukkel. Bij beslissing van de schepenen van Brussel in 1255 dienden de abdijen van Vorst en Ter Kameren deze weg op eigen kosten aan te leggen en te onderhouden. Ten noorden van de abdij van Vorst en aan de westelijke zijde van de Sint-Denijsstraat, bevonden zich drie grote visvijvers die in het begin van de 19e eeuw drooggelegd.
De straat werd officieel aangelegd bij K.B. van 02.05.1874 en dan gewijzigd door de K.B.’s van 12.06.1877 en 29.09.1892.
Haar huidige naam verwijst naar Dionysius de Areopagiet, de patroonheilige van de gemeente. Al sinds de middeleeuwen is de parochiekerk, in het centrum van Vorst, aan deze heilige toegewijd (zie Brusselse Steenweg nr. 26).
De Sint-Denijsstraat vertoont een heel uiteenlopende bebouwing, zowel residentieel als industrieel. De oudste bebouwing gaat tot de jaren 1860 terug, met overwegend kleine huizen waarvan de meeste zijn afgebroken of helemaal verbouwd. Omstreeks 1880 werd er een aan de abdij verbonden brouwerij opgetrokken waarvan thans geen enkel spoor overblijft. Vanaf begin 20e eeuw begonnen ondernemingen zich langs de Sint-Denijsstraat te vestigen, zoals nr. 262, een huis met achterliggend biermagazijn (1908). De hele eeuw lang werden er industriële gebouwen opgetrokken, verbouwd, vergroot, afgebroken en heropgebouwd. Vermelden we de Belgische drukinktfabriek Dambremé (zie nr. 134-136), aannemersbedrijf Fernand Gillion (zie nr. 132), de kaasfabriek Franco-Suisse (op nr. 14, naar ontwerp van architecten Govaerts en Van Vaerenbergh, gebouwd in 1943 – waarschijnlijk op de plaats van bovenvermelde brouwerij – en dan herhaaldelijk uitgebreid) en de badgeiserfabriek Le Renova (op nr. 91, naar ontwerp van architect Hubert Dewelde, 1928, herhaaldelijk gewijzigd). Ze werden aangevuld met de gebouwen voor de Citroënfabriek, die nadien werden geïntegreerd in diverse uitbreidingen van de Volkswagen-Audifabriek (zie Brits Tweedelegerlaan), of, tegenover deze gebouwen, de gebouwen van de S.A. des Brevets Van Berkel.
Bronnen
Archieven
GAV/OW 57, 59.
GAV/DS 14: 14504 (1943), 15791 (1951), 16054 (1952), 17640 (1960); 91: 9871 (1928), 14210 (1941), 15501 (1950), 16459 (1954); 262: 4596 (1908).
Publicaties en studies
VERNIERS, L., Histoire de Forest-lez-Bruxelles, A. De Boeck, Brussel, 1949.