Onderzoek en redactie
Bekijk de weerhouden gebouwenBelangrijk architecturaal ensemble in classicistische stijl, gerealiseerd tussen 1776 en 1782, en samen met het park (zie Park van Brussel) aangelegd ter plaatse van het vroegere Hertogelijk Paleis met Baliënplein en Warande (noordzijde), een gedeelte van de voormalige Koudenbergabdij (oostzijde, zie Naamsestraat nr. 4-12), de vroegere herenhuizen de Tirimont en Merode (zuidzijde, cf. infra nr. 3 en 4), het voormalige Hof van Hoogstraten en een gedeelte van de Isabellastraat (westzijde, cf. infra nr. 10 en 11-14). Ontstaans- en bebouwingsgeschiedenis van het Koningsplein grondig behandeld door G. Des Marez en P. Saintenoy.
Ter vervanging van het Sint-Gorikscastrum, bouw van een grafelijk kasteel op het oostelijk stadsplateau, de “Koudenberg”, ten vroegste opklimmend tot ca. 1047-1070, onder de regering van Lambert II Balderik, graaf van Leuven (cf. P. Bonenfant), ten laatste tot ca. 1190-1235, regeringsperiode van Hendrik I, hertog van Brabant (cf. G. Des Marez). Vergroting in de loop van 13e-14e eeuw met onder meer bouw in 1363-1364 van een gotische slotkapel in opdracht van de hertogen Johanna en Wenceslas. Aanzienlijke verbouwings- en uitbreidingswerken in 15e-17e eeuw resulterend in een volwaardig “hertogelijk paleis” met, naar iconografische documenten, groepering van gotische en renaissancistische gebouwen rondom een grosso modo trapezoïdale binnenplaats met waterput, en voorliggend omheind plein. Ten westen: ruim rechthoekige gebouw met flankeertorens zogenaamd Magna Aula, een ontvangstzaal gebouwd in 1452-1461 op last van Filips de Goede, naar ontwerp van bouwmeester W. de Voghel. Aanleunend noordelijk georiënteerde hofkapel in laatgotische stijl met renaissancekenmerken: aangevat in 1524 in opdracht van Karel V en toegewijd aan Heilige Filips en Sint-Jan de Doper; ontwerp van R. II Keldermans, na zijn dood gewijzigd door L. van Bodeghem; bouw voortgezet onder leiding van L. Keldermans en H. van Pede, in 1538-1548 onderbroken, in 1553 voltooid onder leiding van P. van Wyenhove en J. van den Gheere. Absis verbonden met sacristie van 1554-1555 naar ontwerp van laatst genoemde bouwmeesters. Ten noordoosten (zijde Warande): hertogelijke woonvleugel van 1431-1436 en galerijvleugel van 1533- 1537, in 17e eeuw onder de aartshertogen Albrecht en Isabella verbouwd. Ten oosten (zijde Borgendaalgang): diverse dienstgebouwen V-vormig opgesteld. Ten zuiden: dienstvleugel (deels van 1478?) met in 17e eeuw verbouwd poortgebouw. Voorplein zogenaamd Baliënplein, vermeld in 1340, aanvankelijk met houten omheining (1434), in 1509 voorzien van een nieuwe stenen afsluiting naar ontwerp van A. I en II Keldermans. Magna Aula en hofkapel eertijds ten westen begrensd door een kort, naar Terarkenstraat sterk afdalend en ombuigend straatje, zogenaamd “Ingelandtstraatje”, aan de overzijde ingenomen door het Hof van Hoogstraten (zie nr. 10 en 11-14), ca. 1620-1625 door de Infante Isabella noordwaarts doorgetrokken, aangesloten op de Twaalf Apostelenstraat en benaming “Isabellastraat”.
In 1731 legde een felle brand het Hertogelijk paleis grotendeels in puin. Deze desolate toestand bleef onveranderd, tot in 1769 de hertog van Ursel, militair gouverneur te Brussel, voorstelde een militair oefen- en paradeplein aan te leggen ter plaatse van het Baliënplein en de ruïnes van het paleis; in 1772 overeenkomst met betrekking tot aanaarding, nivellering en realisatie door de Stad van een rechthoekige beboomd plein met behoud van de omringende bebouwing en de hertogelijke kapel, waarvoor ontwerpen werden uitgevoerd door de ingenieurs-architecten Claude Fisco en L.-J. Baudour. Van dit initiële plan werd echter afgezien door het besluit van de Staten van Brabant een standbeeld op te richten ter ere van gouvemeur-generaal Karel van Lotharingen en door het verzoek van gevolmachtigd minister, prins A. van Stahremberg, hiervoor een gepast monumentaal openbaar plein aan te leggen, naar het Franse patroon van de Place Royale, zoals onder meer de in 1751-1755 gerealiseerde Place Stanislas te Nancy en de Place Royale te Reims van 1759. Het voorstel droeg in 1774 de goedkeuring mee van keizerin Maria Theresia, die ten voordele van de Stad afstand deed van de jurisdictie over de baliën en het paleis, en de volledige afbraak van het paleis liet verordenen. Een gelijkaardige rechtsmacht over Borgendaal werd door graaf de Sart, burggraaf van Brussel, eveneens aan de Stad overgedragen. De Magna Aula werd gesloopt in 1774, de hertogelijke kapel in 1775. Bij patentbrief van 20.07.1776 werd het aanvankelijk Koningspleinproject verder verruimd tot een monumentale stedenbouwkundige aanleg met publiek park en omringende straten ter vervanging van de hertogelijke warande (zie Park van Brussel).
Om de verwezenlijking te bespoedigen en voornamelijk omwille van de hoge kosten verbonden aan de aankoop van de terreinen en de bouw van de paviljoenen, werd door de regering enige druk uitgeoefend op abdijen als deze van Koudenberg en Grimbergen, en verder beroep gedaan op gravin de Templeuve en graaf van Spangen, de Brouwersgilde, de Keizerlijke Lotto en de wijnhandelaar de Proft. Voor de architecturale vormgeving werden vanaf 1774 Franse architecten geconsulteerd: J.B.V. Barré werkte het basisontwerp van het plein uit, met voorgevelopstanden volgens een algemeen typeplan; Barnabé Guimard stond in voor de uitvoeringsplannen en leidde de werken.
Koningsplein opgevat als een rechthoekige plein (ca. 77 m x 113 m) met gesloten, uniform en symmetrisch ensemble in classicistische stijl; in de hoeken, verbindende “scherm”-portieken aan de Museumstraat, Naamsestraat, Borgendaalgang en binnenplein Spangenhotel. Lengte-as perspectivisch noordwaarts verlengd in de westelijke diagonaalas van het park en in de Koningsstraat (aanvankelijk tot aan Leuvenseweg); zuidwaarts, ter hoogte van de latere Regentschapsstraat, oorspronkelijk afgesloten door een uitgebogen arcadeportiek zogenaamd Passage des Colonnes. Dwarsas met - via Hofberg - indrukwekkend westelijk uitzicht op de oude benedenstad met stadhuis, en omgekeerd op het monumentale tempelfront van de Koudenbergkerk. Paviljoenen opgetrokken vanaf 1776 en vermoedelijk beëindigd ca. 1781, zoals blijkt uit een regeringsbevel tot het bepleisteren binnen het jaar (1781) van de nog zichtbare bakstenen gevels. De patentbrieven van keizerin Maria-Theresia (vanaf 1775) regelden percelenaankoop en bouw van de herenhuizen, en legden strikte bepalingen op in verband met de opvolging van de plannen, het materiaalgebruik, de helling en bekleding van de daken, de beschildering van de gevels en het houtwerk volgens voorgeschreven kleur, de plaatsing van zwart of wit marmeren gevelplaten met verguld letteropschrift boven de deuren, de voltooiing van de bouw binnen de twee jaar enz...
De totaalaanleg Koningsplein/Park/Warandewijk bracht alleszins een ingrijpende wijziging binnen de structuur van het oostelijk randgebied - intra muros - en zou bovendien een belangrijke aanzet vormen tot verdere, 19e-eeuwse stadsuitbreiding.
Het Koningsplein bood verder ook ruimte en een gepast decor voor belangrijke openbare manifestaties: tijdelijke architecturale opsmuk door middel van tribunes en triomfbogen onder meer ter gelegenheid van plechtige intredes van de vorsten Frans II (1794) en Willem I (1815), de eedaflegging (1831) en viering van de 25 jarige regering (1856) van koning Leopold I.
Het oorspronkelijke uitzicht werd nochtans in de loop der tijden enigszins gewijzigd. Het centrale, in 1775 opgerichte standbeeld van Karel van Lotharingen, uitgevoerd door P.A. Verschaffelt, werd onder Frans bewind in 1794 weggevoerd en gesmolten, en tot 1814 vervangen door de Vrijheidsboom; in 1848 oprichting van het huidige ruiterbeeld van Godfried van Bouillon (cf. infra). Met de aanleg van de Regentschapsstraat (eerste fase) in 1827 verdween eveneens de door Barnabé Guimard in 1780-1781 gebouwde Passage des Colonnes. Plein aanvankelijk afgeboord door hardstenen stoeppalen verbonden door middel van ijzeren kettingen, midden 19e eeuw verwijderd en vervangen door trottoirs. Alhoewel het architecturale opzet globaal behouden bleef, werd - mede door de geleidelijke verschuiving van de in oorsprong hoofdzakelijk residentiële functie naar een commerciële - de uniformiteit in de paviljoenen meermaals verbroken door afwijkingen in de gevels, als verhoogde of verlaagde dorpels van de souterrainvensters, variërende raamindelingen en volumewijzigingen, naast vernieuwde daken met hogere helling, schaal vergrotende bijgebouwen etc.
Plein waaiervormig bekasseid; heden druk verkeerspunt, met circulaire functie (sinds 1921), voor doorgaand noordzuid- en oostwestverkeer. Middenin: ruiterstandbeeld van Godfried van Bouillon, getekend E. Simonis; ingehuldigd in 1848. Hoge sokkel door architect Tilman-François Suys. Bronzen bas-reliëfs door G. De Groot en verklarende teksten, toegevoegd in 1897. Bordes oorspronkelijk omheind door traliewerk tussen postamenten, naderhand verwijderd; omringende enkelvoudige gietijzeren lantaarns.
Hoekpaviljoenen nr. 1 tot 14
Markante pleinbebouwing in strakke classicistische Lodewijk XVI-stijl, gerealiseerd tussen ca. 1776 en 1782. Symmetrische opstelling van acht hoekpaviljoenen met drie bouwlagen: bepleisterde en gebroken witgeschilderde penantengevels op grijs beschilderde plint, aan lange pleinzijden acht traveeën breed, aan korte zeven traveeën. Van bij oorsprong variërende zijgevelbreedten aan de toegangsstraten: ten noorden, aan Koningsstraat, acht traveeën (nr. 9, 10); ten oosten respectievelijk vermoedelijk vijf traveeën aan Borgendaalgang (nr. 7-8) en twee traveeën aan Naamsestraat (nr. 5-6); ten zuiden, aan Regentschapsstraat, drie traveeën (nr. 3, 4); ten westen, aan Hofberg, respectievelijk oorspronkelijk vier (nr. 1-2) en acht traveeën (nr. 13-14).
Horizontaal gemarkeerde benedenbouw door belijning met imitatiebanden en brede gelede puilijst; rondbogige arcadestructuur met verbonden imposten en voluutsluitstenen; verdiepte steekboogvensters met lekdrempels op consoles met stafwerk en drop, boven de rechthoekige souterrainvensters. Rechthoekige deuren met bewerkte gestrekte tussendorpels en beglaasde bovenlichten, onder marmeren panelen; fraaie houten deurvleugels met panelen, rozetdecor en kroonlijstmotieven. Verticaal geritmeerde bovenbouw door de rechthoekige spaarvelden, tussen lisenen op basement. Verdiepte rechthoekige vensters in geriemde omlijsting, kleiner op de lagere bovenverdieping, op bel-etage onder panelendecor en hoofdgestel met kroonlijst op drop en gegroefde consoles; typische Lodewijk XVI-venster- en, in deurtravee, balkonleuningen op acanthusbladconsoles. Gevelbeëindiging door middel van gelede architraaf onder kroonlijst op klossen en bekronende balustrade als attiek.
Portieken als hoeksgewijze verbinding van paviljoenen: hoogte, ordonnantie en geveluitwerking sluiten grosso modo aan bij de gelijkvloerse paviljoenverdieping.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 1286 (1807-1856), 1287 (1879-1881).
AR, Kaarten en Plannen in Handschrift, nr. 518.
Archief KCML, dossier 4778.
Publicaties en studies
BONENFANT P., Les premiers remparts de Bruxelles (A.S.R.A.B., dl. 40, 1936, pp. 7-46).
DES MAREZ G., La Place Royale à Bruxelles. Génèse de l’oeuvre, sa conception et ses auteurs (Académie Royale de Belgique, Classe des Beaux-Arts, Mémoires, 2de reeks, dl. 1, Brussel, 1923). ID., 1979, pp. 248-260.
RENOY G., Bruxelles vécu. Quartier Royal, 1980.
SAINTENOY P., Les Arts et les Artistes à la Cour de Bruxelles, dl. 1, Brussel, 1932; dl. 2, Brussel, 1934; dl. 3, Brussel, 1934.
WAUMANS J., Bijdrage tot de studie van het Koningsplein te Brussel, onuitgegeven licentiaatsverhandeling V.U.B., 1986-1987.