Typologie(ën)

herenhuis

Ontwerper(s)

Alexandre BONNYarchitect1886

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Neorenaissance

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

1997-2004

id

Urban : 6533
lees meer

Beschrijving

Herenhuis in neoclassicistische stijl met symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) n.o.v. arch.-aannemer Alexandre Bonny, 1886. Nu muziekacademie Arthur De Greef, zo genoemd naar vermaarde componist en pianist (1862-1940).

Benedenverdieping met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). en koetspoort. Doorlopend  balkon op de twee centrale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bewaard schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..

Interieur: koetsdoorgang van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Driedelig plafond met getande kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). met metopenAl of niet versierd vlak tussen de trigliefen van een fries. en centrale laurierkrans. Vierdelige deur naar hal met trap met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. leuning tot eerste verdieping, daarna in hout. In sommige kamers aankleding bewaard.
Drie kamers in enfilade: centrale kamer voorheen eetkamer in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz. met zwart marmeren schoorsteenmantelHouten of natuurstenen bekleding rond de opening of mond van een schouw.. Cassettenplafond nu wit geschilderd, met behoud van omringende neo-middeleeuwse schilderijen van ambachtslui ten voeten uit op vergulde achtergrond: poelier, bakker, visventer, valkenier, hoedenmaker, slager, haakschutter, architect, schilder, edelsmid, etser, apotheker, hoefsmid, maker van strijk- en tokkelinstrumenten, tuinier, ketelmaker, wapensmid, timmerman, muzikant, horlogemaker, schoenmaker, melkboer, enz.
Eetkamer met veranda en muur met lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, … uit cementtegelsTegel op basis van cement, vaak polychroom versierd en gebruikt voor vloeren, friezen en borstweringen. met gestileerde bloemmotieven.

Bronnen

Archieven
GASG/DS 901 (1885), 1112 (1886).