Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Jean COSSE – architect – 1985
Brigitte-Noël DE GROOF – architect – 1985
Henri DOYEN – architect – 1985
Willy SERNEELS – architect – 1985
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Postmodernisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Inventaris van het Hedendaags Erfgoed (Urbat - 1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Sint-Gillis (DMS-DML - 1997-2004)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1997-2004
id
Urban : 5118
Beschrijving
Postmodernistisch hoekgebouw n.o.v. arch. Jean Cosse, Brigitte-Noël De Groof, Henri Doyen en Willy Serneels, 1985.
Goed in straat geïntegreerd door omvang, travee-indeling en materiaalgebruik. Vier bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie, regelmatig geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.: zes in Ierlandstraat en zeven in M. Wilmottestraat. Bakstenen gevel met betonnen banden waarop discusmotieven. Op hoek opmerkelijke portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.: op benedenverdieping driehoekige insprong, op verdiepingen versmallend met uitkragende muurvlakken. Toegangsdeur in een van zijwanden van portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. Bestudeerde, onregelmatig aangebrachte muuropeningen. Hoge en smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige met betonnen middenstijl; symmetrisch in M. Willemottestraat, waar blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvlakken naar boven toe breder worden. In hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. brede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. afgewisseld met trapsgewijs uitspringende betonnen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., aangebracht in het verlengde van de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Interieur. Grote inkomhal met trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. naar klaslokalen; zowel bescheiden door gebruik van ruw onbewerkt beton als monumentaal door proporties. Zichtbare bouwstructuur. In M. Wilmottestraat loopt gebouw voort in drie aanpalende huizen (zie Wilmottestraat, nr. 60, 62 en 64).
Goed in straat geïntegreerd door omvang, travee-indeling en materiaalgebruik. Vier bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie, regelmatig geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.: zes in Ierlandstraat en zeven in M. Wilmottestraat. Bakstenen gevel met betonnen banden waarop discusmotieven. Op hoek opmerkelijke portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.: op benedenverdieping driehoekige insprong, op verdiepingen versmallend met uitkragende muurvlakken. Toegangsdeur in een van zijwanden van portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert.. Bestudeerde, onregelmatig aangebrachte muuropeningen. Hoge en smalle rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., sommige met betonnen middenstijl; symmetrisch in M. Willemottestraat, waar blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. muurvlakken naar boven toe breder worden. In hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. brede rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. afgewisseld met trapsgewijs uitspringende betonnen consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. van kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., aangebracht in het verlengde van de pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel..
Interieur. Grote inkomhal met trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. naar klaslokalen; zowel bescheiden door gebruik van ruw onbewerkt beton als monumentaal door proporties. Zichtbare bouwstructuur. In M. Wilmottestraat loopt gebouw voort in drie aanpalende huizen (zie Wilmottestraat, nr. 60, 62 en 64).
Bronnen
Archieven
GASG/DS 182 (1985).
CHDStG.
Publicaties en studies
ARON, J., DE BECKER, F., PUTTEMANS, P., Inventaire du patrimoine contemporain de la région de Bruxelles, Bruxelles, 1994, fiche 70.
BURNIAT, P., PUTTEMANS, P., VANDENBREEDEN, J., Moderne architectuur in Brussel. Gids, éd. de l'octogone, Brussel – Louvain-la-Neuve, 2000, p. 202.
Tijdschriften
GASG/DS 182 (1985).
CHDStG.
Publicaties en studies
ARON, J., DE BECKER, F., PUTTEMANS, P., Inventaire du patrimoine contemporain de la région de Bruxelles, Bruxelles, 1994, fiche 70.
BURNIAT, P., PUTTEMANS, P., VANDENBREEDEN, J., Moderne architectuur in Brussel. Gids, éd. de l'octogone, Brussel – Louvain-la-Neuve, 2000, p. 202.
Tijdschriften
PUTTEMANS, P., 'Extension de l'Institut d'architecture Saint-Luc', A+, 107, 1990, pp. 45-46.