Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1861-1864
Juridisch statuut
Afgebroken en/of verbouwd in
Stijlen
Neoclassicisme
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 38983
Beschrijving
Imposante
gevelwand met neoclassicistisch uitzicht, als scherm vóór diverse vleugels met
M-vormige inplanting. Opgetrokken in 1861-1864 ter plaatse van zes rijhuizen -
waaronder de eigen woning - van architect Louis Montoyer van 1784. Complex
gebouwd in opdracht van de Staat (1860) voor de uitbreidende ministeriële
departementen, ten noorden van en in verbinding met de herenhuizen Wetstraat
nr. 12-14, en samen met het ruime hoekpand Hertogsstraat nr. 4 (voltooid 1864),
ter plaatse van het voormalige refugiehuis van de Sint-Gertrudisabdij van
Leuven (zie Wetstraat nr. 14-16).
Symmetrische gevelwand met totaal zevenentwintig
traveeën en drie of vier verkleinende bouwlagen, al of niet onder
mansardebedaking met dakvenstersUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. onder boogfronton. Qua materialengebruik en
architectonische vormgeving stilistisch aansluitend bij de door architect Barnabé
Guimard in eind 18e eeuw ontworpen gevelfronten aan de Wetstraat. Bepleisterde
gevels met overvloedige verwerking van blauwe hardsteen: hoge belijnde begane
grond onder zware puilijst, met verdiepte rechthoekige deuren en vensters
voorzien van lekdrempels boven de decoratieve panelen, en verspringende
sokkelhoogte overeenkomstig de terreinhelling. Verdiepte bovenvensters per één
of meerdere traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in gevelhoge spaarvelden. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) brede westgevel
met vier bouwlagen in licht risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. als pendant van de hoekgevel Hertogsstraat;
overdekte loopbrug ter hoogte van de tweede bouwlaag sinds 1981, ter verbinding
van het Parlement en het voormalig Ministerie van Spoorwegen. Overige
gevelpartijen met drie bouwlagen en rechthoekige bovenvensters in geriemde
omlijsting; nr. 5 met in negen traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) rijker uitgewerkte omlijstingen, met
entablementen en centraal balkon op bel-etage, festoensluitsteen en
voluutsluitsteen respectievelijk op de derde en in 1903 toegevoegde vierde
bouwlaag. Brede hardstenen gelede kordons en bedekte steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. onder de
kroonlijsten, al dan niet op klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop..
Bronnen
Publicaties en studies
CHRISTENS R., Het Hotel van Financiën. Geschiedenis van een huis, Tielt, 1987, pp. 29 en 53-56.