

Typologie(ën)
orgel
Ontwerper(s)
Charles DE MAEGHT – architect – 1878-1880
VAN BEVER FRÈRES – orgelbouwer – 1896
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DMS-DML - 2000)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
- Het monumentale erfgoed van België. Jette - historische kern (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
De Sint-Pietersparochie werd in 1095 of kort hiervoor gesticht door de heren van Wolvertem die de terreinen van Sint-Pieters-Jette bezitten. De 11e eeuwse éénbeukige Romaanse kerk werd in de beginjaren mogelijk gedeeld met de abdij van Dieleghem, die op ca. 1 km ten noordwesten van dit parochiaal gebouw, hun eigen abdij bouwden. De kanunniken van de abdij van Dieleghem stonden toen ook vaak in als pastoor van de parochie. Het thans verdwenen cultusgebouw bevond zich centraal op het huidige Kardinaal Mercierplein. Haar ideale ligging, langs een hoofdweg van Brussel naar Wemmel en op de heuvelachtige flank van de Molenbeek, waardoor ze overstromingsvrij was, kan vergeleken worden met de ontwikkeling van soortgelijke parochiekerken in de dorpskernen rondom Brussel zoals deze in Sint-Agatha-Berchem en in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Op het einde van de 15e eeuw werd ze beschadigd, gedeeltelijk wederopgebouwd en vergroot met een gotisch, driezijdig absiskoor. De westelijke gevel werd voorzien van een deur bekroond door een oculusvenster en een kleine klokkentoren. De godsdienstoorlogen in de tweede helft van de 16e en het begin van de 17e eeuw verwoestten het gebouw opnieuw waardoor het zich in een bouwvallige toestand bevond. Als gevolg hiervan, zowel als door de bevolkingsgroei van de gemeente Jette, besloot de abdij van Dieleghem een nieuwe kerk te bouwen. De architect Laurent Benoît Dewez, die ook instond voor de bouw van de nieuwe abdij, stond in voor het ontwerp. De werken startten in februari 1776 en de eerste misviering werd reeds op Allerheiligen gevierd. De kerk werd afgewerkt in de zomer van 1778. De neoclassicistische kerk bevond zich op dezelfde locatie als haar voorganger en bestond uit één beuk met 6 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een lagergelegen absiskoor. Een kleine, rechthoekige toren met koepelvormige bekroning bevond zich boven het doksaal. Rondom het cultusgebouw bevond zich het kerkhof.
De bevolking bleef groeien waardoor op de gemeenteraad van 31.07.1861 werd besloten om de kerk te vergroten door de toevoeging van een dwarsbeuk. Deze werken werden goedgekeurd door de Koninklijke Commissie der Monumenten maar uiteindelijk besloot de kerkfabriek de werken niet uit te voeren omwille van financiële problemen. In 1875 besloot de gemeente Jette om de bestaande kerk af te breken en een nieuwe kerk te bouwen ten oosten van de huidige kerk. Deze radicale beslissing kadert bij de totale heraanleg van het bestaande dorpsplein tot een nieuw en groter plein waarlangs tevens een nieuw stationsgebouw en gemeentehuis werden opgericht. De oude kerk met zijn kerkhof werden tussen 1875 en 1880 afgebroken. De eerste steenlegging van de nieuwe kerk vond plaats op 12.11.1877 en het gebouw was afgewerkt op 03.06.1880. De neogotische kerk werd ontworpen door architect Charles De Maeght. Het kerkhof bevond zich voortaan aan de oostzijde van de kerk, naast de nieuwe Secrétinlaan.
Beschrijving
Bakstenen cultusgebouw met hard- en witstenen elementen. Rechthoekige toren boven westportaal. Leien daken.
Gevels en grondplan
Driebeukige kerk met transept en apsisvormig koor geflankeerd door sacristie en zijkapel.
Lagere zijbeuken van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), hogere hoofdbeuk van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) dwars onderbroken door transept. Spitsboogvormige muuropeningen geritmeerd door steunberen en luchtbogen. Voorgevel met spitsboogportaal en oculusvenster bekroond door vierkante toren met galmgaten en torenspits. Doorlopende trapezoïdale uitbouw waarin wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt. aan beide zijden van de toren. Driezijdige apsiskoor.
Interieur en meubilair
Witgeschilderde kolommen met kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen. en basementen waartussen spitsboogvormige scheibogen. Middenbeuk met triforium. Kruisribgewelven. Tegelvloer in dambordpatroon. Het kerkinterieur werd in 1961 heringericht door decorateur Lukas.
Verschillende religieuze objecten, zoals de biechtstoelen, heiligenbeelden, schilderijen en grafmonumenten, zijn afkomstig van de afgebroken Sint-Pieterskerken en van de abdijkerk van Dieleghem. Zo citeren we de vier levensgrote beelden in hout van de evangelisten op de kolommen rondom het hoofdaltaar door beeldhouwer Joseph Fernande (1741-1799). Ook de relieken van de Heilige Blaise en het praalgraf van de familie de Villegas – laatste heer van het Graafschap Sint-Pieters Jette G. de Villegas, gestorven in 1785, en van zijn echtgenote I. Vanderlaen - in zwarte marmer met wapenschild in witte marmer, in de noordelijke transept zijn afkomstig van de oudere kerkgebouwen.
De romantische galerijorgel in het doksaal is vervaardigd door de orgelbouwer Salomon Van Bever frères (1896-1898). Ze is voor de nieuwe Sint-Pieterskerk vervaardigd in neogotische stijl en geeft uit op het roosvenster van de voorgevel.
Bronnen
Publicaties
CABUY, Y., DEMETER, S., LEUXE, F., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel, 5, Jette, MRBC – MRAH, Brussel, 1994: 72-74.
COEKELBERGHS, D. en W. JANSSENS, Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen. Provincie Brabant. Katon Jette, KIKIRPA, 1977, pp. 15-17.
DE MEULEMEESTER, M., Notes d’histoire jettoise, ARA reprints nr. 24, Brussel, 1996, pp. 63-78.
PAULUS, Guy, Jette, Guides des communes de la Région Bruxelloise, CFC-éditions, Bruxelles, 2000, pp. 5-7, 16.
Tijdschriften
FELIX, J.P., L’orgue de l’église Saint-Pierre à Jette (1898) in Graafschap Jette, 11, 1-2, 1981, pp. 3-7.
GUYOT, G., Les statues des évangelistes à l’église Saint-Pierre à Jette in Graafschap Jette, 9, 3-4, 1979, pp. 9-16.
L’église Saint-Pierre a 100 ans in Graafschap Jette, 8, 3, 1978.
T’KINT, J., Le monument funéraire de Villegas en l’église de Jette in Graafschap Jette, 5, 1, 1967, pp. 8-12.
VAN DEN HAUTE, R., Les églises Saint-Pierre de Jette in Graafschap Jette, 12, 1975-1976, pp. 3-42.
Websites
Orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Opmerkelijke bomen in de nabijheid