Typologie(ën)
politiecommissariaat
Ontwerper(s)
Jules VAN YSENDYCK – 1899-1901
Ludo DE SMEDT – architect – 1981
Gérard LEONARD – architect – 1981
Maurice VAN YSENDIJCK – architect
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Jette - historische kern (DPC-DCE - 2020-2023)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Gemeentehuis
in neo-Vlaamse renaissancestijl naar een ontwerp van architect Jules-Jacques
Van Ysendijck, 1899-1901. Na de dood van Jules-Jacques nam zijn zoon, Maurice, de
opvolging van de bouwwerken over. Bijgebouwen met politiediensten naar ontwerp
van architecten Gérard Léonard en Ludo De Smedt, 1981.
Geschiedenis
Voor de creatie van het gemeentehuis werden de gemeenteraadszittingen in
verschillende Jetse herbergen gehouden, zoals in De Wilg langs de
Wemmelse Steenweg 162-162 (zie dit nr.) en in het Spiegelhuys aan de hoek van de Leopold I-straat en de Léon
Théodorstraat (thans verdwenen). In 1898 besloten de toenmalige burgemeester
P.H. Timmermans en het college van schepenen een gemeentehuis op te richten in
het dorpscentrum van Jette. Hiervoor werd de 18e eeuwse pastoriewoning
onteigend en afgebroken.
Jules-Jacques Van Ysendijck ontwierp tevens de gemeentehuizen van Anderlecht (1879) en Schaarbeek (1884-1886) waarbij hij zich telkens inspireerde op de neo-Vlaamse Renaissancestijl.
De bouw van het nieuwe gemeentehuis van Jette maakt deel uit van het nieuwe plan van aanleg van het Gemeenteplein (later Kardinaal Mercierplein). Het toenmalige dorpsplein werd omgevormd tot een volwaardig en moderner plein waarop drie imposante statusgebouwen in de courante neostijlen werden opgetrokken de Sint-Pieterskerk (architect Charles De Maeght, 1878-1880) in neogotiekHistoriserende stijl (vanaf ca. 1860) die teruggrijpt naar de gotische vormentaal met o.m. spitsbogen, verticalisme, puntgevels, erkers, enz. Neotudor inspireert zich op de specifieke vormentaal van de overgangsperiode tussen gotiek en renaissance in Engeland onder de Tudors., het stationsgebouw (architect Frans J. Seulen, 1886-1892) en het gemeentehuis (architect Jules-Jacques Van Ysendijck, 1899-1901) in de voor die typologieën gangbare neo-Vlaamse renaissancestijl. Om dit uniforme geheel te garanderen besloot de gemeenteraad van 27.12.1913 dat alle nieuwbouw in dezelfde stijl als het gemeentehuis dienden te worden gebouwd.
Gezien de demografische groei van de gemeente werd het gemeentehuis kort na de Tweede Wereldoorlog te klein en werden verschillende projecten gemaakt om het gebouw te vergroten, maar deze werden nooit weerhouden door het schepencollege. In 1950 werd, onder het burgemeesterschap van Jean Neybergh, besloten de voormalige sigarettenfabriek Odon Warland langs de Henri Werriestraat (zie Henri Werriestraat nr. 12-14-16-18) te gebruiken om er de administratieve functies in onder te brengen terwijl de prestigieuze functies in het oude gemeentehuis bleven. Slechts 50 jaar later kampte de gemeente met hetzelfde plaatsgebrek, ze kocht in 1999 de voormalige villa Sint-Antonius langs de Wemmelse steenweg nr. 98-100 (zie Wemmelse steenweg nr. 98-100) om te renoveren en te verbouwen tot de nieuwe administratieve diensten.
In 1981 werden de gebouwen aan de achterzijde van het gemeentehuis afgebroken om er een aanzienlijke nieuwbouw aan toe te voegen naar ontwerp van architecten Gerard Léonard en Ludo De Smedt. De gemeentelijke politie vestigde zich in deze nieuwe gebouwen. Tegelijkertijd werd het gemeentehuis gerestaureerd en in gebruik genomen als vredegerecht.
Beschrijving gemeentehuis
Gevels
Bakstenen gebouw met elementen in witte- en hardsteen. Symmetrische hoofdgevel van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en twee bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Stenen kruisvensters en talrijke hoekblokken. Centrale bordestrap met smeedijzeren borstwering leidend naar portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. waarin boogvormige hoofdingang geflankeerd door panelen met opschrift Afkondigingen en Publications, geheel bekroond door erebalkon met balusterborstwering. Getrapt dakvensterUit het dakvlak opgaand stenen venster dat met de gevel in verbinding staat of er enkel door een kroonlijst van gescheiden is. met drielicht bekroond door frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. waarin het wapenschild van de gemeente en pinakels. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap..
Zijgevels onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met pinakelsSlanke beëindiging in de vorm van een gotisch torentje.. Linkerzijgevel met rechthoekige erker onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak. en opschrift 1899 geflankeerd door achtzijdige toren bekroond door balkon met balusterborstwering en galmgaten op spitsvormig dak.
Interieur
Centrale inkomhal met witmarmeren bordestrap. Aan rechterzijde van de ingang bronzen plaat ter ere van de oorlogshelden van 1914-1918, geflankeerd door twee fakkels die de eeuwige herinnering symboliseren. Raadszaal en vergaderzaal op de eerste verdieping met schoorsteenmantels, lusters en meubilair in neo-Vlaamse renaissancestijl ontworpen door Jules-Jacques Van Ysendijck.
Beschermd als monument op 13.04.1995
Beschrijving politiedienst
Integratiearchitectuur met invloeden van het brutalisme dewelke een eenheid tracht te vormen met het 19e eeuwse voormalige stadhuis door middel van materiaalgebruik en het respecteren van de kroonlijsthoogte en bedaking. Bakstenen opstand van vier bouwlagen onder afgeknot zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met leien die doorlopen op de blinde erkers, op betonnen consolevormige basis met bekistingssporen. Ritmering van traveeën met (soms smalle) rechthoekige vensteropeningen en volledige blinde muurvlakken in licht risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. of met gestapelde erkersRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. volgens vergrotende ordonnantie. Variërend metselwerk voor lateien, kordons, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., vensterdorpels of afzatenAflopend bovenvlak van een dorpel..
Bronnen
Publicaties en studies
PAULUS, G., Jette, Guides des communes de la Région Bruxelloise, CFC-éditions, Bruxelles, 2000: pp. 9-10, 58-59.
s.n., Célébration des 100 ans de l’hôtel communal de Jette, 1899-1999, Jette, 1999.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid