Villa la Clairière, ook Château Vanden Corput genaamd
Waterloosesteenweg 876, 876a
Typologie(ën)
bijgebouwen
herenhuis
herenhuis
Ontwerper(s)
VAN YSENDIJCK – architect – 1871-1873
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Het monumentale erfgoed van België. Brussel Uitbreiding Zuid (Apeb - 2005-2008)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2006-2007
id
Urban : 16307
Beschrijving
Op hoek met Bospleinlaan, voormalig landhuis in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz., waarschijnlijk n.o.v. arch. Van Ysendijck, 1871-1873. Enkele malen gewijzigd in jaren 1870-1880 (deur in omheiningsmuur, stallingen...).
Gebouwd op zogenaamde Rattecapelle (gehucht van Langeveld) waar vroeger kapel stond. In 1991-1992 aanzienlijk vergroot in postmoderne stijl (arch. P. De Bloos en J. P. Hoa) en tuin bebouwd met appartementsgebouwen.
Nr. 876. Oudste gevels in baksteen met elementen in lichte baksteen en witsteen; twee of drie bouwlagen op hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen..
In Bospleinlaan gevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), eerste twee onder grote trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met centrale schoorsteen. Torenvormige hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. onder achthoekige spits; balkon met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Op Waterloosesteenweg, vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan drie laatste onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.; centrale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met inscriptie “villa la clairière” en bekronend terras.
Zijgevel eveneens met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. en wintertuin in uitbouw onder terras met houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Aansluitende achtergevel met uitspringende toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. tussen traptorentje en massieve vierkante toren, beiden onder fraaie spitsen. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder gedrukte getoogde ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.: timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen. en inscripties “kunst” en “gunst”. OrnamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. in typisch neo-Vlaamse renaissancestijl: schietgaten, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met wortelmotieven(Renaissance)ornament in de vorm van een afhangende, halve kegel of een rechtstaande wortel., getande friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., sierankers, kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met uitspringende dakstoelen, pirons,… SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... en deuren vervangen.
Bakstenen omheiningmuur met zandstenen panelen in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.; oorspronkelijk rond volledige landgoed; twee oude eiken deuren.
Nr. 876a. Stallingen van van landhuis Vanden Corput, 1888. Thans verbouwd tot kantoren.
Klein gebouw haaks op steenweg. Bakstenen gevel met hardstenen elementen. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van twee bouwlagen; op benedenverdieping blindZonder opening; blind venster, schijnopening. paneel; op verdieping balkon met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. voor rondboogvenster. In achtergevel deur en hoektoren.
Gebouwd op zogenaamde Rattecapelle (gehucht van Langeveld) waar vroeger kapel stond. In 1991-1992 aanzienlijk vergroot in postmoderne stijl (arch. P. De Bloos en J. P. Hoa) en tuin bebouwd met appartementsgebouwen.
Nr. 876. Oudste gevels in baksteen met elementen in lichte baksteen en witsteen; twee of drie bouwlagen op hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen..
In Bospleinlaan gevel met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), eerste twee onder grote trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met centrale schoorsteen. Torenvormige hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. onder achthoekige spits; balkon met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust..
Op Waterloosesteenweg, vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), waarvan drie laatste onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt.; centrale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. met inscriptie “villa la clairière” en bekronend terras.
Zijgevel eveneens met trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. en wintertuin in uitbouw onder terras met houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Aansluitende achtergevel met uitspringende toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. tussen traptorentje en massieve vierkante toren, beiden onder fraaie spitsen. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder gedrukte getoogde ontlastingsboogBoog boven een venster- of deuropening die druk van het muurwerk op de stijlen afwentelt en zo het linteel ontlast.: timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. met rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen. en inscripties “kunst” en “gunst”. OrnamentenNiet-zelfstandig sierelement om een voorwerp of gebouw op te luisteren. in typisch neo-Vlaamse renaissancestijl: schietgaten, borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met wortelmotieven(Renaissance)ornament in de vorm van een afhangende, halve kegel of een rechtstaande wortel., getande friezenHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., sierankers, kleine dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met uitspringende dakstoelen, pirons,… SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... en deuren vervangen.
Bakstenen omheiningmuur met zandstenen panelen in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.; oorspronkelijk rond volledige landgoed; twee oude eiken deuren.
Nr. 876a. Stallingen van van landhuis Vanden Corput, 1888. Thans verbouwd tot kantoren.
Klein gebouw haaks op steenweg. Bakstenen gevel met hardstenen elementen. PuntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. van twee bouwlagen; op benedenverdieping blindZonder opening; blind venster, schijnopening. paneel; op verdieping balkon met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. voor rondboogvenster. In achtergevel deur en hoektoren.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 24733 (1873-1875), 9266 (1871-1888), 48033 (1887), 97780 (1991), 94803 (1992).
Publicaties en studies
DE HENS, G., MARTINY, V.-G., Une école d'architecture, des tendances 1766-1991, Académie royale des Beaux-Arts de Bruxelles, Brussel, 1992, p. 54.
MOUTURY, S., CORDEIRO, P., HEYMANS, V., Les quartiers Franklin Roosevelt et Vert Chasseur, Stad Brussel, Brussel, 1998, s.p.