Typologie(ën)
Ontwerper(s)
LESEC & QUOILIN – architect – 1937
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Ensemble van twee modernistische appartementsgebouwen, op tegenover elkaar liggende hoeken van kruispunt van Hogebruggelaan met Verbindingslaan. Op onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. van nr. 2 gesigneerd en gedateerd ‘Lesec & Quoilin / architectes / 1937'.
Nr. 30, op hoek met Hogebruggelaan, is kleinschalige afspiegeling van de twee gebouwen op Verbindingslaan nr. 2, 2a: gerestaureerde gevels in witsteen; tien bouwlagen, waarvan hoogste als inspringende attiekverdiepingVerdieping (soms halve verdieping), gelegen net boven de kroonlijst of als terugspringende hoogste verdieping van een gebouw. ; sterk horizontaliserend karakter door bandramen en kordons die afgeronde hoek volgen; bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen). op benedenverdieping doorbroken door venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. en garagepoorten.
Nr. 30. Drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan Brugmannlaan, afgeronde hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan Hogebruggelaan. Dakterras met pergola op hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw.. Gevel aan Brugmannlaan over eerste twee bouwlagen geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Middentravee met portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en trapezoïdaal uitspringend volume over zes bouwlagen. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... oorspronkelijk in metaal voornamelijk op benedenverdieping vervangen door PVC. Hal onder tongewelf met bewaarde aankleding in rode en grijze marmer en eiken lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, ….
Verbindingslaan nr. 2, 2a. Ensemble van twee grote gebouwen die een groot deel van Verbindingslaan in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. nemen. Gebouwen hebben samen één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Brugmannlaan, één afgeronde hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en twaalf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Verbindingslaan. HoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. en twee volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Verbindingslaan vormen op verdiepingen uitspringend volume met belijnende kordons. Symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. van tien resterende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) in Verbindingslaan met aan weerszijde drie laterale traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met uitgespaard portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). tussen gecanneleerde zuilen op benedenverdieping en op verdieping geflankeerd door trapezoïdale uitspringende volumes van zeven bouwlagen. Gedeeltelijk oorspronkelijk schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Bronnen
GASG/DS 2: 151 (1936); 2a: 275 (1936).
Tijdschriften
« Silhouette nouvelle, Avenue Brugmann à Bruxelles, architectes Lesec et Quoilin », Perspectives, 2, 1937, pp. 38-39.