Onderzoek en redactie

2016-2019

 

Bekijk de weerhouden gebouwenHet Sint-Denijsplein ligt in het hart van de oude dorpskern van Vorst. Het werd aangelegd in het noordelijke gedeelte van de dries (of Driesch), een uitgestrekt geheel van gemeenschappelijke weiden ten zuiden van de abdij, waar de dorpelingen sinds de middeleeuwen hun vee lieten grazen. Tijdens de 19e eeuw heette het plein Driesplein, maar nadien werd het vernoemd naar Dionysius de Areopagiet, de patroonheilige van de gemeente.

Eind 19e eeuw werd de oude dries geleidelijk verstedelijkt. Hij werd voor de eerste keer gewijzigd met de bouw in 1875 van een gemeenteschool voor jongens (gesloopt) en van een square (zie ook straatnotitie Barcelonastraat).

Nadien werd de omgeving van de dries het voorwerp van een eerste rooiplan vastgelegd bij K.B. van 12.06.1877 en opgesteld door ingenieur der Bruggen en Wegen J. Poncelet. Het plan voorzag in het rechttrekken van de zuidkant van de dries en van verscheidene oude wegen, waaronder buurtweg nr.16 of de huidige Driesstraat. De noordkant werd ingericht volgens een tweede rooiplan vastgelegd bij K.B. van 07.04.1881, dat ook in het verlengde ervan het rechttrekken bepaalde van de oude buurtweg nr. 22 of de huidige Stationstraat, die een rechtstreekse verbinding verzekerde tussen het plein en wat in een eerste fase de halte (1851) en later het station (1862) Vorst-Zuid was (zie Stationstraat nr.91), langs de spoorlijn Brussel-Tubeke die in 1840 werd aangelegd.

In augustus 1887 stelde ingenieur J. Poncelet een nieuw rooiplan op (Projet de rues à ouvrir à proximité du Dries) dat onder meer tot doel had de verbinding tussen het centrum van het dorp en het station te verbeteren: ter hoogte van hun kruising werden de Hallestraat (1877) en de Waterstraat (1877) allebei verlengd met een nieuw straatdeel dat ze rechtstreeks met de Stationstraat verbond. Deze straatdelen werden aangelegd in de tuinen van het oude buitengoed dat in 1764 werd aangelegd door burgemeester Lanné (gesloopt). Het plan van J.Poncelet voorzag tevens in de sloop van de in 1875 gebouwde gemeenteschool om de uitbreiding van het gemeenteplein oostwaarts mogelijk te maken. De school werd vervangen door een grotere instelling gelegen tussen de Driesstraat (zie nr.25-27 Driesstraat: voor meisjes) en de toekomstige Hallestraat (zie Hallestraat nr.34: voor jongens). De kosten voor deze wegenwerken moesten worden gedekt door de verkoop van de percelen van een verkaveling die was uitgetekend op terreinen die rond het plein vrij waren gekomen, tussen de Dries en de Stationstraat. Dit plan werd goedgekeurd door wegeninspecteur Victor Besme op 24.12.1887 en definitief vastgelegd bij K.B. van 11.04.1888. In 1889 verdwenen de grachten rond de dries en kreeg de oude gemeenschappelijke weide het uitzicht van een openbaar plein.

Rond het plein verrezen geleidelijk woningen, nu eens in neoclassicistische en dan weer in eclectische huizenrijen. Deze oorspronkelijk heel homogene bebouwing heeft sindsdien talloze wijzigingen ondergaan, en weinig gebouwen hebben hun originele uitzicht bewaard.

De best bewaarde bebouwing bevindt zich langs de kant van het plein tussen de Brusselse Steenweg en de Stationstraat, rechtgetrokken bij K.B. in 1881. De oudste gebouwen dateren uit deze periode en vertonen een stijl met classicistische inslag (zoals nr.16, 17, twee neoclassicistische huizen uit 1883, met gewijzigde benedenverdiepingen; nr.21 uit 1884; nr.22-23 uit 1880; zie ook nr.11-12, 15, 18). Tot deze bebouwing behoort op nr.13 de voormalige woning van aannemer Th. Munster, die rond 1900 dikwijls in de wijk werkte. Het huis, dat in 1881 als geheel met nr.14 werd gebouwd (heropgebouwd in 1966), bezit nog zijn oorspronkelijke ijzerwerk, maar het pleisterwerk en de profielen zijn verdwenen en er is een bouwlaag toegevoegd. Een tweede bouwfase, omstreeks 1900, werd gekenmerkt door een bebouwing in eclectische stijl (zie nr.1, 2-3 en 7). Het geheel op nr.37 tot 40, uit 1899, of nr.41 uit 1901, tussen de Stationstraat en de Driesstraat, zijn daarvan mooie voorbeelden.
Binnen deze residentiële bebouwing bevindt zich ook het postgebouw uit 1904, met een opmerkelijke gevel met invloed van de renaissancestijl (zie nr.33-34).

Aan de overzijde van het plein, tussen de Brusselse Steenweg en de Driesstraat, zijn weinig gebouwen van de 19e -eeuwse bebouwing overgebleven. Vermelden we nr.60 uit 1879 en het geheel op nr.52 tot 54 uit 1881 (zie deze nummers). Net daarnaast bevonden zich de gebouwen van de brouwerij van ingenieur-brouwer A. Devroede (1904), met onder meer een gebouw geflankeerd door een pittoreske gloriëtte die inspringend ten opzichte van het plein lag en door een hek werd beschermd (afgebroken)
. Het was in deze gebouwen, of een deel ervan, dat zich in 1925 olieslagerij Sternel vestigde (Sternel Oil Company; bankroet verklaard in 1969; de gemeente kocht het terrein en de gebouwen). Vandaag bestaat nog slechts een van de bijgebouwen binnen het bouwblok (nr. 56; herbestemd tot woning en kantoren). 

Tot slot bevond zich aan het plein ook de ingang van de abdij van Vorst (zie nr.9), met daartegenover de oude Sint-Denijsfontein, waarvan de aanwezigheid al vanaf ca. 1500 is gedocumenteerd en die in haar huidige vorm van eind 17e eeuw zou dateren.
De fontein wordt thans gevormd door een vierhoekige stenen sokkel met afgeschuinde vlakken, bekroond door een vaas in Lodewijk XVI-stijl, eveneens in steen. Ze wordt gevoed door een bron (Sint-Denysborre) die al vanaf de middeleeuwen werd afgeleid naar de terreinen die niet ver van het station Vorst-Oost lagen (tussen de Luikstraat, de J.-B. Vanpéstraat, de Barcelonastraat en de Monte-Carlolaan). Deze bron voorzag niet alleen de dorpelingen van drinkwater maar ook de abdij, via een stelsel van ondergrondse leidingen dat al in de eerste helft van de 15e eeuw is gedocumenteerd. De fontein, die in 1685 Ysborre heette, werd na 1718 ook Sint-Benedictusfontein genoemd, omdat er een beeld van deze heilige was opgesteld. Dit beeld verdween tijdens de omwenteling van 1795.

Bronnen

Archieven

GAV/OW Niet-geklasseerd fonds.
GAV/OW Quartier du “Dries”.

GAV/DS 13, 14: 403 (1881); 13: 402 (1882), 4164, 9074 (1926), 9114 (1926); 14: 18860 (1966); 16 et 17: 452 (1883); 16: 9073 (1926), 13358 (1937), 14782 (1946), 20556; 17: 5614, 6778 (1916), 11015 (1930), 13901 (1939), 13935; 21: 489 (1884), 8000 (1923); 37 tot 40: 1458 (1899); 37: 20484; 39: 10842 (1930), 12512 (1934); 40: 11799 (1932); 41: 1848 (1901), 10830; 48-49: 4749 (1908), 26133 (2015); 56:
3387 (1904); 3480 (1904); 6981 (1920); 10918 (1930); 11173 (1931); 16245; 21128 (1990); 21145 (1990); 21245 (1991); 22406 (2000); 24211 (2017); 25166 (2016); 25197 (2017).

Publicaties en studies
CABUY, Y., DEMETER, S., LEUXE, F., Atlas van de Archeologische Ondergrond van het Gewest Brussel: 4. Vorst, KMKG, Brussel, 1993, p. 55.
DE PANGE, I., In het hart van Vorst, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2008 (coll. Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 47).
DE ROOSE, F., De fonteinen van Brussel, Racine, Brussel, 1999, pp. 40, 41.
DEVLIEGER, L., Abbaye de Forest: généalogie d’un ensemble architectural classé. Etude historique préalable à l’installation d’une bibliothèque communale dans l’aile courbe est et au développement d’un plan global d’aménagement des jardins et abords de l’abbaye, Brussel, Atelier du Sablon s.c., februari 2000.
DUBREUCQ, J., Forest en cartes postales anciennes. Vorst in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1981, afb. 102, 103, 104.
François, L., Quelques fontaines, puits et bassins publics de Belgique antérieurs à 1830 avec croquis de l’auteur, Académie Royale de Belgique, Brussel, 1938, p. 15
Hustache, A., Vorst, CFC-Editions, Brussel, 2001 (coll. Guide des communes de la Région bruxelloise).
VERNIERS, L., Histoire de Forest-lez-Bruxelles, A. De Boeck, Brussel, 1949.