Typologie(ën)
villa
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1893
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 29108
Beschrijving
Villa
in neo-Vlaamse renaissancestijl, gebouwd door de familie Momm om er een school
voor onderwijzeressen en gouvernantes in onder te brengen, 1893.
Hoofdvolume van drie bouwlagen, in bruinkleurige baksteen met hardstenen elementen, op een hoge hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. Steekboogopeningen, op de verdiepingen met boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam. versierd met een afwisseling van bruin en witgetinte baksteen en hardstenen elementen. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. Schrijnwerk en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). vervangen.
Aan de laan, gevel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); balkons met metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de zijtraveeën ter hoogte van de eerste verdieping, doorlopend op de tweede.
Zijgevels onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en met een boogvormige muuropening; op de verdiepingen, per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; lelievormige ankers.
Op de benedenverdieping van de linkerzijgevel, trapezoïdale houten loggia (vervangen).
Op de rechterzijgevel, eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de ingang die toegankelijk is vanaf een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap.; rechts, trapezoïdaal bijgebouw met dakterras over de hele breedte van de benedenverdieping, toegevoegd in 1903.
Tegen de achtergevel, dubbel S-vormig bijgebouw van twee bouwlagen in identieke materialen. MansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. verlicht met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Aan de straatkant, gevel van het bijgebouw verspringend ingeplant ten opzichte van de eerste gevel, op de verdieping achter een terras dat via een metalen trap bereikbaar is en in 1950 werd toegevoegd.
Hoofdvolume van drie bouwlagen, in bruinkleurige baksteen met hardstenen elementen, op een hoge hardstenen onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen.. Steekboogopeningen, op de verdiepingen met boogrugBuitenwelfvlak; buitenste kromming van een boog; wanneer deze boog getrapt is, spreekt men van een hanenkam. versierd met een afwisseling van bruin en witgetinte baksteen en hardstenen elementen. DakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak.. Schrijnwerk en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). vervangen.
Aan de laan, gevel van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); balkons met metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op de zijtraveeën ter hoogte van de eerste verdieping, doorlopend op de tweede.
Zijgevels onder trapgevelGevel met een driehoekige bekroning die trapsgewijs versmalt. met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer. en met een boogvormige muuropening; op de verdiepingen, per drie gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.; lelievormige ankers.
Op de benedenverdieping van de linkerzijgevel, trapezoïdale houten loggia (vervangen).
Op de rechterzijgevel, eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de ingang die toegankelijk is vanaf een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap.; rechts, trapezoïdaal bijgebouw met dakterras over de hele breedte van de benedenverdieping, toegevoegd in 1903.
Tegen de achtergevel, dubbel S-vormig bijgebouw van twee bouwlagen in identieke materialen. MansardedakenGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. verlicht met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Aan de straatkant, gevel van het bijgebouw verspringend ingeplant ten opzichte van de eerste gevel, op de verdieping achter een terras dat via een metalen trap bereikbaar is en in 1950 werd toegevoegd.
Bronnen
Archieves
GAV/DS
3050 (1902), 3383 (1903), 15531 (1950), 22869 (2002).
Publicaties en studies
DUBREUCQ, J.,
Forest en cartes postales anciennes. Vorst in oude prentkaarten,
Zaltbommel, 1981, afb. 116 (1901).