Typologie(ën)

woning

Ontwerper(s)

François VAN MEULECOMarchitect1922

Juridisch statuut

Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024

Stijlen

Art deco

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

1997-2004

id

Urban : 2891
lees meer

Beschrijving

Twee huizen met art-deco elementen, gesigneerd en gedateerd ‘F(rançois). V(an) Meulecom / architecte 1922'.

Twee bouwlagen onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken., op nr. 129 toegevoegd (1956). Bakstenen gevels met elementen in witte steen en simili-natuursteen. Trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. op nr. 127 en bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte. op nr. 129 in tweede bouwlaag waarboven vijf gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. kleine venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. in omlijsting met getande latei, met glas-in-lood op nr. 127, blindZonder opening; blind venster, schijnopening. op nr. 129.

Nr. 127. Deur onder kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op gegroefde consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., waarboven impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. en rechthoekige vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. met glas-in-lood in geometrische motieven, op witstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Trapezoïdale erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. HoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst. en houten consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief.. MansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. met rode pannen en twee rechthoekige dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  grotendeels vervangen.

Nr. 129. Benedenverdieping met twee getande rondboogopeningen. Rechts uitgespaarde asymmetrische portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. met getraliede deur en vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. Tweede bouwlaag gevat tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met bekroning. Gewelfd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met hardstenen kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..

Bronnen

Archieven
GASG/DS 127: 15 (1922); 129: 188 (1922), 129 (1956).
AAM/Fonds François Van Meulecom.

Tijdschriften
BRAGARD, R., ‘ Trois œuvres de l'architecte F. Van Meulecom ', La Technique des Travaux, 8, 1926, p. 369.