Typologie(ën)
herenhuis
Ontwerper(s)
Daniel FRANCKEN – architect – 1888
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neo-Vlaamse renaissance
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
Onderzoek en redactie
2012-2013
id
Urban : 21831
Beschrijving
Voormalig herenhuis in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz., n.o.v. architect Daniel Francken, gedateerd op de top van de gevel “ANNO 1888”.
Het huis werd gebouwd langs de oude Kleine Bosstraat. Het had vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een voortuintje afgesloten door een muur; achteraan lag een uitgestrekt terrein. In 1905 werd het gebouw opgesplitst in twee woningen van elk twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); nr. 35 bewaarde het terrein achteraan, waarvan slechts een klein stukje werd weggenomen voor een tuintje voor nr. 37. Rond 1909 werd het terrein op nr. 35, dat aanzienlijk was verkleind door de aanleg van de Louis Bertrandlaan, afgesloten door een muur aan die straatkant (nr. 117). In 1960 werd de binnenplaats in twee verdeeld, en op het deel op nr. 37 werd vier jaar later een garage gebouwd.

Op nr. 35 en 37 Edouard Fiersstraat, bakstenen gevel met elementen in hardsteen en witsteen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.. Opstand van twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De meeste muuropeningen onder doorlopende latei. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is breder en is verhoogd met een bouwlaag met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. voorzien van gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., op de verdiepingen met zuil- of pilastervormige stijlen, gevat in een rondbogige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. als mascaronGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker.. Balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. op de eerste verdieping. CartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen., de ene met het spreekwoord “Oost West t'Huys best”, de andere met het bouwjaar; ankers vormen het monogram “VO”, verwijzend naar de naam van de eigenaar, generaal Van der Oost. Op de volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), deur oorspronkelijk gevolgd door twee gelijke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., respectievelijk vervangen door een tweede deur en een breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in 1905. Benedenverdieping belijnd met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van sgraffiti. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met decor van tweekleurige bakstenen. De dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. uit 1958 vervangt de twee oorspronkelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., onder tentdak.
Achtergevel herbekleed in 1976.

Op nr. 117 Louis Bertrandlaan, omheiningmuur in witsteen met hardstenen sokkel. De muur bestaat uit pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met vaasvormige topstukken, rond een centrale getraliede toegangsdeur en, oorspronkelijk, twee brede laterale hekken, waarvan links enkel het bovenste kwart is bewaard, na de bouw van de garage in 1964 (n.o.v. architect Pol Bergen).
Het huis werd gebouwd langs de oude Kleine Bosstraat. Het had vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en een voortuintje afgesloten door een muur; achteraan lag een uitgestrekt terrein. In 1905 werd het gebouw opgesplitst in twee woningen van elk twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...); nr. 35 bewaarde het terrein achteraan, waarvan slechts een klein stukje werd weggenomen voor een tuintje voor nr. 37. Rond 1909 werd het terrein op nr. 35, dat aanzienlijk was verkleind door de aanleg van de Louis Bertrandlaan, afgesloten door een muur aan die straatkant (nr. 117). In 1960 werd de binnenplaats in twee verdeeld, en op het deel op nr. 37 werd vier jaar later een garage gebouwd.

Op nr. 35 en 37 Edouard Fiersstraat, bakstenen gevel met elementen in hardsteen en witsteen. OnderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen.. Opstand van twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). De meeste muuropeningen onder doorlopende latei. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is breder en is verhoogd met een bouwlaag met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. voorzien van gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., op de verdiepingen met zuil- of pilastervormige stijlen, gevat in een rondbogige arcadeEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. met sleutelSluitsteen van een opening; weerhoudt de gewelfstenen in een boog of gewelf. als mascaronGehouwen versiering onder de vorm van een (fantastisch) mensen- of dierenmasker.. Balkon met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. op de eerste verdieping. CartouchesOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd. met rolwerkOrnament in de vorm van in- en uitzwenkende, bandvormige krullen., de ene met het spreekwoord “Oost West t'Huys best”, de andere met het bouwjaar; ankers vormen het monogram “VO”, verwijzend naar de naam van de eigenaar, generaal Van der Oost. Op de volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), deur oorspronkelijk gevolgd door twee gelijke venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., respectievelijk vervangen door een tweede deur en een breed vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. in 1905. Benedenverdieping belijnd met een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). van sgraffiti. FriesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). op het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met decor van tweekleurige bakstenen. De dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. uit 1958 vervangt de twee oorspronkelijke dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., onder tentdak.
Achtergevel herbekleed in 1976.

Op nr. 117 Louis Bertrandlaan, omheiningmuur in witsteen met hardstenen sokkel. De muur bestaat uit pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) met vaasvormige topstukken, rond een centrale getraliede toegangsdeur en, oorspronkelijk, twee brede laterale hekken, waarvan links enkel het bovenste kwart is bewaard, na de bouw van de garage in 1964 (n.o.v. architect Pol Bergen).
Bronnen
Archieven
GAS/DS 72-35, 72-37, 176-117.