Voormalig Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (NIR)
Eugène Flageyplein 18-18a
Heilig-Kruisplein 3-4
Belvédèrestraat 23-25-27-29
Typologie(ën)
zendstation
gelijkvloers met handelszaak
Ontwerper(s)
Joseph DIONGRE – architect – 1935-1938
Stijlen
Inventaris(sen)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Elsene (DMS-DML - 2005-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Het Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (NIR) werd in 1930 opgericht en was toen gevestigd in over Elsene verspreide gebouwen. Als snel bleek dat er nood was aan een aangepaste infrastructuur. In 1932 verkocht de gemeente Elsene aan het NIR een groot perceel op de zuidelijke kant van het Heilig-Kruisplein.
In 1933 werd een architectuurwedstrijd uitgeschreven. Ondanks de vage technische eisen, namen veertig architecten deel. De enige eis die de gemeenteraad had gesteld was dat op de benedenverdiepingen handelsruimten moesten voorzien zijn (met kelder en tussenverdieping). In die tijd bestonden er nog maar weinig specifiek voor radio-omroep ontworpen gebouwen. Technieken voor akoestiek en geluidsisolatie waren nog niet geperfectioneerd. Eerdere oplossingen die in Londen en Berlijn waren gebruikt, voldeden niet voor Elsene gezien de ligging en de grootte van het terrein. Het was dus nodig om vernieuwend te denken. De jury bestond uit dertien leden, onder wie drie architecten (Jean-Baptiste Dewin, Louis Van Hove en Victor Horta), leden van de raad van bestuur van het NIR en twee ingenieurs van de BBC. Na protesten werd de jury vervoegd door architect Henry Van de Velde (voor de tweede ronde vervangen door Émile Van Averbeke). Gezien geen enkel ontwerp voldeed aan de technische vereisten, kon geen winnaar worden aangeduid.
Toen werd een tweede wedstrijd uitgeschreven. Deze keer was het programma gedetailleerder en bevatte talrijke technische richtlijnen en ook een voorontwerp dat het accent legde op de akoestische isolatie van de studio's. Slechts vijftien kandidaten namen deel aan de wedstrijd. Het ontwerp van de laureaat, architect Joseph Diongre, werd met elf stemmen tegen drie onthoudingen verkozen. Zijn ontwerp beantwoordde perfect aan de technische eisen van het programma en de esthetica was de uitdrukking van dit technisch vernuft. Enkele leden van de raad van bestuur vonden het ‘een mooie geluidsfabriek'.
Op vraag van ingenieur Raymond Braillard werden enkele wijzigingen aangebracht aan het oorspronkelijke project, met name aan de toren rond de zendantenne voor televisie. Twintig jaar eerder had dit medium zijn intrede gedaan in België en de verdere ontwikkeling ervan werd al voorzien.
De werf startte in 1935. Er werd nog een vijfde verdieping toegevoegd aan de kant van het Flageyplein en bij gebrek aan ruimte werden de handelsruimten op de benedenverdieping afgeschaft, met uitzondering van de uitstalramen. Het gebouw van de NIR is volledig gebouwd op 836 betonnen funderingspalen van 11 tot 12 meter lang en 60 cm diameter. Dit systeem was noodzakelijk gezien de ondergrond erg drassig was door het water van de naburige vijver.
Het gebouw werd in 1938 plechtig geopend. Het werd 35 jaar lang gebruikt voor radio-uitzendingen, radio-opnamen en uitzending van concerten van klassieke muziek, jazz en nieuwe muziek en vanaf 1950 ook voor televisie-uitzendingen. Door de sterke ontwikkeling van de televisie, werd het gebouw al snel te klein. In 1960 besloten de eigenaren BRT en RTB om een nieuw gebouw te laten bouwen aan de Reyerslaan. De lokalen van het voormalige NIR werden daarna verhuurd aan culturele organisaties. In 1994 werd het gebouw beschermd. Een jaar later sloten de eigenaren het gebouw definitief omwille van asbestproblemen.
In 1998 kocht de SA Maison de la Radio het gebouw van de VRT en de RTBF. De sprl Samyn et associés werd daarop belast met een studie voor uitbreiding van het gebouw, de renovatie van de studio's en vooral de herstructurering en herinrichting van studio 4, de grootste onder hen. Het gebouw werd volledig asbestvrij gemaakt. De capaciteit van studio werd verdubbeld. Studio 1 werd in zijn oorspronkelijke staat teruggebracht. Studio 5 werd ingericht als filmzaal en studio 6 is thans een televisiestudio voor TV Brussel. Studio's 7, 8, 10 en 11 worden gebruikt door een maatschappij voor muziekopnamen. Het aanvankelijke idee van handelsruimten op de benedenverdieping werd terug ingevoerd. Een nieuwe gordijngevelNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. vervolledigt de gevel in de Belvédèrestraat.
Beschrijving
Zes bouwlagen op het Heilig-Kruisplein en zeven op het Flageyplein, waarvan tweede bouwlaag tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en zevende in attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt.. Hoektoren van vier cirkelvormige bouwlagen volgens verkleinende grootte, die zendmast verbergen. Gevel in gele Venloo-baksteen en elementen op benedenverdieping en deuromlijstingen in hardsteen; afwisseling van vensterregistersDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. en borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. zorgen voor sterke horizontaliteit van geheel. Boven benedenverdieping luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. in beton en glastegels. Twee ingangen: publieksingang op Heilig-Kruisplein en ingang naar kantoren op Flageyplein. Boven deze ingangen verbreedt luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak.. Ingang op Heilig-Kruisplein verlicht door drie grote, twee bouwlagen in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. nemende muuropeningen in hardstenen omlijsting. Boven ingang op Flageyplein gebogen, over hele gevelhoogte gestapelde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld..
Interieur
Twaalf opnamestudio's verdeeld in twee akoestische torens die de kern vormen van het gebouw. Daarrond liggen de administratieve en technische lokalen. Deze torens hebben bakstenen muren van soms 1,25 m dik om de geluidsgolven tegen te houden. Studio's mogen niet aan elkaar grenzen. Ze zijn van elkaar gescheiden door ‘stilte'- zones. Alle studio's hebben een trapezoïdaal grondplan en zijn ontworpen volgens lengte-breedte-hoogteverhouding van 5-2-3, een proportie die volgens het wedstrijdprogramma ideaal was voor de akoestiek. In elke studio zijn zitplaatsen voor luisteraars voorzien (oorspronkelijk tussen 20 en 500 personen, afhankelijk van de grootte van de studio).
J. Diongre ontwierp eveneens aangepast meubilair: directeurskantoor en directiesalon met houten meubelen in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik.; in serie geproduceerde buisstoelen en muziekstandaarden in modernistische stijl voor de muzikanten. Voor de inrichting van de kantoren en andere dienstruimten, deed Diongre beroep op de firma Les Métaux Galler die functionele buismeubelen en beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. in modernistische stijl leverde. De circulatieruimten ontwierp Diongre in de toen modieuze pakketbootstijlArchitectuurstijl uit interbellum en geïnspireerd op de gestroomlijnde pakketbootesthetiek (boegvormige volumes, patrijspoorten, enz.): houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, dunne buislampen…
De volledige achterwand van studio 4 wordt in beslagVerzameling van metalen elementen op een deur of raam. genomen door een speciaal voor deze ruimte ontworpen orgel. Het werd gebouwd door de Doornikse orgelbouwer Maurice Delmotte. Het heeft 4 klavieren, 95 registersVensterstrook in een topgevel. en 8125 pijpen, het is 20 meter lang, 12 m hoog en 3 à 5 meter diep. Het werd in 1940 ingehuldigd. Het is thans gedemonteerd en asbestvrij gemaakt. Het wacht op restauratie.
Het interieur van het NIR is volledig gerestaureerd en aangepast aan zijn nieuwe functies. Niettemin is het geheel nog trouw gebleven aan het ontwerp van Diongre.
Beschermd op 28.04.1994
Bronnen
Publicaties en studies
DE BACKER, A., Étude de l'œuvre de Joseph Diongre dans son contexte architectural (mémoire de fin d'étude), ULB, Brussel, 1985.
Flagey, Plaizier, Bruxelles-Brussel, 2002.
Flagey, Maison de la Radio Flagey–Omroepgebouw Flagey, Bruxelles-Brussel, s.d.
Flagey la réaffectation du bâtiment de l'INR–Flagey De herbestemming van het NIR-gebouw–Flagey The reallocation of the former Radio Building, Maison de la Radio Flagey–Omroepgebouw Flagey, Bruxelles–Brussel, s.d.
MIGNON, J., 1923-1973, La radio belge a 50 ans, RTBF, Brussel, 1973.
VANDENBREEDEN, J., Studio 4, Maison de la radio, Flagey 1933-2002, Brussel, 2004.
VANDENBREEDEN, J., VANLAETHEM, F., Art déco et Modernisme en Belgique. Architecture de l'Entre-deux-guerres, éd. Racine, Brussel, 1996.
VANDENBREEDEN, J., VAN SANTVOORT, L., Joseph Diongre architecte. Une maison, une église et une usine à sons = Architect Joseph Diongre. Een huis, een kerk en een geluidsfabriek, Sint-Lukasarchief, Brussel, 1989.
Tijdschriften
BALBACHEVSKY, G., ‘Le nouveau bâtiment de l'Institut national de Radio-diffusion (I.N.R.) à Bruxelles, Arch. J. Diongre', La Technique des Travaux, 2, 1937, pp. 65-74.
BALBACHEVSKY, G., ‘La maison de l'I.N.R. (Institut national de Radiodiffusion) à Bruxelles, Arch. J. Diongre', La Technique des Travaux, 2, 1939, pp. 73-82.
C.V., ‘Concours I.N.R., projet des architectes Ch. Van Nueten et M. Keym', La Cité, 2, 1934, pp. 17-29.
DIONGRE, J., ‘I.N.R., Eugène Flageyplein, Bruxelles', L'Émulation, 1, 1939, pp. 8-18.
FRANCOIS, L., ‘Joseph Diongre, architecte S. C. A. B', L'Émulation, 1, 1939, pp. 3-7.
GILLES, P., ‘La maison de l'I.N.R., à Bruxelles, architecte: Joseph Diongre', Bâtir, 71, 1938, pp. 443-446.
‘La nouvelle maison de l'I.N.R.', Le Document, 8, 1935, pp. 106-113.
MARTINY, V.-G., ‘L'aménagement de la place Sainte-Croix à Ixelles, aujourd'hui Eugène Flageyplein, ou un exercice de longue haleine', Bulletin de la Classe des Beaux-Arts, 6e série, T. IV, 1-6, Académie royale de Belgique, Brussel, 1993.
PUTTEMANS, P., ‘L'ancienne maison de la radio place Flagey', A+, 153, 1998, pp. 60-61.
‘S. A. Maison de la Radio–Flagey: le son et l'image', Les Nouvelles du Patrimoine, 85, 2000, pp. 30-31.
VANDENBREEDEN, J., ‘Joseph Diongre, un architecte aux talents multiples', A+, 122, 1993, pp. 42-45.
Websites
Inventaris van de orgels in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Opmerkelijke bomen in de nabijheid