Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
J. TIHON (FILS) – architect – 1854-1858
J. APPELMANS – architect – 1861-1862
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Neoromaans
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31267
Beschrijving
Kloosterkerk van de
minderbroeders-kapucijnen, hier gevestigd sinds 1852 (zie Huidevettersstraat
nr. 126). Verheven tot zelfstandige parochie in 1912.
Eenvoudige zaalkerk waarvoor eerstesteenlegging in 1854. Tweefasige opbouw, te beginnen met het koor en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het schip, onder leiding van architect (?) J. Tihon (zoon), voorlopig beëindigd in 1856 en nog verder afgewerkt tot in 1858. Opbouw van de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en de voorgevel in neo-romaanse Rundbogenstijl, onder leiding van architect J.Appelmans in 1861-1862 (cf. gevelinscriptie), gepaard met een beperkte aanpassing in deze stijl van het oorspronkelijk neoclassicistisch gedachte interieur; plaatsing van de houten klokketoren in 1863. Wijzigingen aan het interieur, onder meer inrichting van de twee laatste zijkapellen en vergroting van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., in 1868-1870. Bakstenen constructie met schip van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door zijkapellen en recht afgesloten koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder zadel- en lessenaarsdaken bekroond door een zeszijdige dakruiter met ingesnoerde spits.
Voorgevel. Brede schoudergevel van bak- en natuursteen met hardstenen sokkel en kordons. Omvat drie geledingen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door steunberen, postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., en bekroond door een topstuk met kruis. NeoromaansArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . geveldecor: centraal rondboogportaal geflankeerd door halfzuilen met teerlingkapiteel, onder keperboog met kruis; rondboogvensters en centraal tweelicht in de bovengeleding, radvensters met vierlob in de zijtraveeën; klimmende arcaturen op kraagstenen. Uurwerk onder drie klokjes in de driehoekige topgeleding. Latere houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en ingemetselde gedenkstenen.
Sober, bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd interieur. Eenledige opstand gemarkeerd door klassieke arcaden van ronde scheibogen met geprofileerde booglijst, op kruispijlers, doorlopend in de koorpartij. Omlopend, breed geprofileerd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met een neoromaanse arcaturen- en rozettenfries. Doorlopend tongewelf boven schip en koor, ingedeeld door platte gordelbogen; dwarsgeplaatste tongewelven boven de zijkapellen, laatst genoemde met drielichten. Altaarwand met beeldnissen onder blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. acht- lobben; doksaal tegen de oostwand.
Mobilair. Monumentaal eiken hoofdaltaar met overvloedig beeldhouwwerk, ingewerkt in de koorlambrisering met gestoelte (1863), in Rundbogenstijl, n.o.v. J. Appelmans; zijaltaren, preekstoel en doksaal in dezelfde stijl; orgel (1917) door J. Kerkhoff (vader).
Eenvoudige zaalkerk waarvoor eerstesteenlegging in 1854. Tweefasige opbouw, te beginnen met het koor en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van het schip, onder leiding van architect (?) J. Tihon (zoon), voorlopig beëindigd in 1856 en nog verder afgewerkt tot in 1858. Opbouw van de laatste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en de voorgevel in neo-romaanse Rundbogenstijl, onder leiding van architect J.Appelmans in 1861-1862 (cf. gevelinscriptie), gepaard met een beperkte aanpassing in deze stijl van het oorspronkelijk neoclassicistisch gedachte interieur; plaatsing van de houten klokketoren in 1863. Wijzigingen aan het interieur, onder meer inrichting van de twee laatste zijkapellen en vergroting van de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., in 1868-1870. Bakstenen constructie met schip van vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door zijkapellen en recht afgesloten koor van twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), onder zadel- en lessenaarsdaken bekroond door een zeszijdige dakruiter met ingesnoerde spits.
Voorgevel. Brede schoudergevel van bak- en natuursteen met hardstenen sokkel en kordons. Omvat drie geledingen en vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), ingedeeld door steunberen, postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. en lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries)., en bekroond door een topstuk met kruis. NeoromaansArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . geveldecor: centraal rondboogportaal geflankeerd door halfzuilen met teerlingkapiteel, onder keperboog met kruis; rondboogvensters en centraal tweelicht in de bovengeleding, radvensters met vierlob in de zijtraveeën; klimmende arcaturen op kraagstenen. Uurwerk onder drie klokjes in de driehoekige topgeleding. Latere houten luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. en ingemetselde gedenkstenen.
Sober, bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. en beschilderd interieur. Eenledige opstand gemarkeerd door klassieke arcaden van ronde scheibogen met geprofileerde booglijst, op kruispijlers, doorlopend in de koorpartij. Omlopend, breed geprofileerd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met een neoromaanse arcaturen- en rozettenfries. Doorlopend tongewelf boven schip en koor, ingedeeld door platte gordelbogen; dwarsgeplaatste tongewelven boven de zijkapellen, laatst genoemde met drielichten. Altaarwand met beeldnissen onder blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. acht- lobben; doksaal tegen de oostwand.
Mobilair. Monumentaal eiken hoofdaltaar met overvloedig beeldhouwwerk, ingewerkt in de koorlambrisering met gestoelte (1863), in Rundbogenstijl, n.o.v. J. Appelmans; zijaltaren, preekstoel en doksaal in dezelfde stijl; orgel (1917) door J. Kerkhoff (vader).
Bronnen
Archieven
SAB/OW 4847 (1861-1862).
Publicaties en studies
BOEVE A., 400 jaar Kapucijnen in Brussel 1587- 1987, Brussel, 1987.
Bouwgeschiedenis van het klooster te Brussel. Uittreksels uit het Archief (onuitgegeven manuscript).