Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
Michel POLAK – architect – 1929-1930
R. THÉRY – architect – 1929-1930
Jacques WYBAUW – architect – 1962-1965
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30617
Beschrijving
Imposant hoekgebouw (Regentlaan,
Boomkwekerijstraat) naar ontwerp van architecten M. Polak en R. Théry van
1929-1930. Opgeëist voor de Feldkommandatur
in 1940, beschoten en heroverd door de Britse artillerie in 1944, gerestaureerd
in 1949 (cf. gevelplaat). Monumentale Beaux-Arts-architectuur geïnspireerd op
het nabijgelegen Koninklijk Paleis. Omvat vier vleugels rondom een binnenplein.
Gevelfront met parementGevel- of muurbekleding. van natuursteen; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., vier bouwlagen en driemaal elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien) met dubbele rij dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Benedenbouw belijnd door sokkel, schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en puilijst, en geritmeerd door rondbogen met voluutsleutel; centraal drieledig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder balkon. Bovenverdiepingen geritmeerd door kolossale Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., waarop architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., en bekronende attiekbalustrade. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geriemde omlijsting, balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op de eerste, entablement op de tweede verdieping. Zijgevels met hoekrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Eenvoudiger opstand met verdubbelde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de bovenverdiepingen van de laatste acht traveeën zijde Boomkwekerijstraat; uitbreiding naar ontwerp van architect Ch. Duvivier van 1951.
Nieuwe vleugel met inspringende bovenbouw, naar ontwerp van architect J. Wybauw, van 1962-1965, in het verlengde. Internationale Stijl-architectuur, met betonskelet en gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters.; toegevoegde vierde gevelzijde aan het oude gebouw.
Gevelfront met parementGevel- of muurbekleding. van natuursteen; souterrainHoge kelder of half verzonken verdieping., vier bouwlagen en driemaal elf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. (leien) met dubbele rij dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Benedenbouw belijnd door sokkel, schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren. en puilijst, en geritmeerd door rondbogen met voluutsleutel; centraal drieledig portaal1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). onder balkon. Bovenverdiepingen geritmeerd door kolossale Ionische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., waarop architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., kroonlijst met klossenKraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop., en bekronende attiekbalustrade. Rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met geriemde omlijsting, balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op de eerste, entablement op de tweede verdieping. Zijgevels met hoekrisaliet van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Eenvoudiger opstand met verdubbelde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de bovenverdiepingen van de laatste acht traveeën zijde Boomkwekerijstraat; uitbreiding naar ontwerp van architect Ch. Duvivier van 1951.
Nieuwe vleugel met inspringende bovenbouw, naar ontwerp van architect J. Wybauw, van 1962-1965, in het verlengde. Internationale Stijl-architectuur, met betonskelet en gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters.; toegevoegde vierde gevelzijde aan het oude gebouw.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 77607 en 59068 (1929-1930), 60781 (1951).
Tijdschriften
Extension du siège social de la SA. Electrobel a Bruxelles (La Maison, 1968, 6, pp. 257-262).