Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
H. MEGANCK – 1850-1852
Stijlen
Neoclassicisme
Neorenaissance
Neobarok
Inventaris(sen)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Kerkkappen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1830-1940 (Urban - 2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 31576
Beschrijving
Kerk van het
jezuïetencollege, voorheen zogenaamd «Collège Saint-Michel», heden Sint-Jan
Berchmanscollege (zie Ursulinenstraat nr. 4).
De aanwezigheid van de jezuïeten te Brussel klimt op tot 1586. Vestiging in het voormalige Hof van Grimberghe aan de Ruisbroekstraat in 1589, dat tegen het begin van de 17e eeuw werd uitgebreid tot vrijwel het gehele bouwblok met de Guldenstraat, Strostraat en Rollebeekstraat. Oprichting van het college in 1604, bouw van de kerk in 1606-1627/1660 naar ontwerp van architect Jacques Franquart. Opgeheven in 1773 (zie ook Lebeaustraat). Terugkeer van de jezuïeten te Brussel in 1833. Oprichting van het «Collège Saint-Michel» in het voormalige «Hotel van Hoorn» aan de Ursulinenstraat in 1835. Eerstesteenlegging van de huidige kerk in 1850, ingewijd in 1852. Afbraak van de oude collegegebouwen en aanpassing van de kerk vanaf 1908; bouw van nieuwe schoolgebouwen in 1909-1914.
Koepelkerk in neoclassicistische stijl met neo-Italiaanse-renaissance-invloed, ontworpen door architect pater H. Meganck S.J., van 1850-1852. Niet gedateerde voorontwerpen voor een monumentaler uitgewerkte westgevel. Koorpartij gesloopt in 1908, waarbij het hoofdaltaar werd vooruitgeschoven. Kerkinterieur gemoderniseerd naar ontwerp van architect Marc Dessauvage in 1963.
De plattegrond ontvouwt een centrale aanleg ingeschreven in een vierkant, met oorspronkelijk respectievelijk portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en zij-altaren in de hoeken; oorspronkelijk rechthoekige koorpartij met ruime tribunes voor leerlingen, onder lantaarnkoepels.
Westgevel van één bouwlaag met middenpartij uitlopend op een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Opgetrokken uit baksteen, oorspronkelijk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. doch gedecapeerd, met verwerking van arduin voor plint, kordons en omlijstingen. Strakke gevelcompositie met drie duidelijke verticale geledingen door midden- en hoekrisalieten met markerende Toscaanse pilasters. Horizontale belijning door de hoge plint en het gekorniste entablement met attiekbekroning. Weinig gemarkeerde, geriemde deuromlijstingen in de risalieten. Gedichte hoofdingang met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en rondboognissen met sokkel in de tussenliggende velden, omschreven door geprofileerde booglijsten op imposten en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Voorheen octogonale lantaarntorentjes boven de zijportalen. Ronde bakstenen koepeltrommel door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). in acht velden verdeeld, telkens met rondboogvenster, afgewerkt met een gekorniste kroonlijst boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. ; koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met acht ribben en koperen bekleding. Octogonale lantaarntoren met overhoekse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. waarop entablement, rondboogvensters, ingesnoerde helm en bekronende bol en kruis.
Interieur met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). stucbekleding uitgevoerd door beeldhouwer R Puyenbroeck en ornamenteur Delbove in de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.. Rotonde met acht vrijstaande Ionische zuilen waarop klassiek entablement met engelenhoofden en wijnranken in de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Trommel met Corinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., geopend door rondboogvensters in omlijsting met pseudofronton, voluutsleutel en -consoles. KoepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met acht ribben en basreliëfs met voorstelling van Onze-Lieve Vrouw, Heilige Ignatius van Loyola, Heilige Michiel, Heilige Franciscus-Xaverius en religieuze emblemen; lantaarn met IHS. Ronde omgang met tongewelf voorzien van platte kruisribben, rozetten en gordels. Eén bewaarde zijkapel met rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en bovenlicht in de zuidoosthoek. Gewijzigde portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). in de westhoeken, tribunes van het doksaal met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondbogen erboven, doorlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. op consoles en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes, en houten wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt.. Bevloering van zwart en wit marmer met centrale ster.
Het oorspronkelijke meubilair - onder meer neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). marmeren hoofd- en zij-altaren, eiken preekstoel en biechtstoelen - werd in 1963 verwijderd, bij de modernisering van het interieur met centrale altaaropstelling en in de wanden ingewerkte biechtstoelen. Stenen Onze-Lieve-Vrouw (16e – 17e eeuw) afkomstig van de oude jezuïtenvestiging.
De aanwezigheid van de jezuïeten te Brussel klimt op tot 1586. Vestiging in het voormalige Hof van Grimberghe aan de Ruisbroekstraat in 1589, dat tegen het begin van de 17e eeuw werd uitgebreid tot vrijwel het gehele bouwblok met de Guldenstraat, Strostraat en Rollebeekstraat. Oprichting van het college in 1604, bouw van de kerk in 1606-1627/1660 naar ontwerp van architect Jacques Franquart. Opgeheven in 1773 (zie ook Lebeaustraat). Terugkeer van de jezuïeten te Brussel in 1833. Oprichting van het «Collège Saint-Michel» in het voormalige «Hotel van Hoorn» aan de Ursulinenstraat in 1835. Eerstesteenlegging van de huidige kerk in 1850, ingewijd in 1852. Afbraak van de oude collegegebouwen en aanpassing van de kerk vanaf 1908; bouw van nieuwe schoolgebouwen in 1909-1914.
Koepelkerk in neoclassicistische stijl met neo-Italiaanse-renaissance-invloed, ontworpen door architect pater H. Meganck S.J., van 1850-1852. Niet gedateerde voorontwerpen voor een monumentaler uitgewerkte westgevel. Koorpartij gesloopt in 1908, waarbij het hoofdaltaar werd vooruitgeschoven. Kerkinterieur gemoderniseerd naar ontwerp van architect Marc Dessauvage in 1963.
De plattegrond ontvouwt een centrale aanleg ingeschreven in een vierkant, met oorspronkelijk respectievelijk portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). en zij-altaren in de hoeken; oorspronkelijk rechthoekige koorpartij met ruime tribunes voor leerlingen, onder lantaarnkoepels.
Westgevel van één bouwlaag met middenpartij uitlopend op een driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Opgetrokken uit baksteen, oorspronkelijk bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. doch gedecapeerd, met verwerking van arduin voor plint, kordons en omlijstingen. Strakke gevelcompositie met drie duidelijke verticale geledingen door midden- en hoekrisalieten met markerende Toscaanse pilasters. Horizontale belijning door de hoge plint en het gekorniste entablement met attiekbekroning. Weinig gemarkeerde, geriemde deuromlijstingen in de risalieten. Gedichte hoofdingang met driehoekig frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en rondboognissen met sokkel in de tussenliggende velden, omschreven door geprofileerde booglijsten op imposten en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Voorheen octogonale lantaarntorentjes boven de zijportalen. Ronde bakstenen koepeltrommel door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en lisenenDecoratieve, uitspringende, verticale geleding, vaak met andere liseen verbonden door boog(fries). in acht velden verdeeld, telkens met rondboogvenster, afgewerkt met een gekorniste kroonlijst boven steigergatenGat aan de bovenzijde van een gevel waarin de horizontale dwarsbalken van een steiger werden bevestigd; vaak afgedekt door smeedijzeren (sier)deksel. ; koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met acht ribben en koperen bekleding. Octogonale lantaarntoren met overhoekse pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. waarop entablement, rondboogvensters, ingesnoerde helm en bekronende bol en kruis.
Interieur met neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). stucbekleding uitgevoerd door beeldhouwer R Puyenbroeck en ornamenteur Delbove in de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis.. Rotonde met acht vrijstaande Ionische zuilen waarop klassiek entablement met engelenhoofden en wijnranken in de friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).. Trommel met Corinthische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles., geopend door rondboogvensters in omlijsting met pseudofronton, voluutsleutel en -consoles. KoepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met acht ribben en basreliëfs met voorstelling van Onze-Lieve Vrouw, Heilige Ignatius van Loyola, Heilige Michiel, Heilige Franciscus-Xaverius en religieuze emblemen; lantaarn met IHS. Ronde omgang met tongewelf voorzien van platte kruisribben, rozetten en gordels. Eén bewaarde zijkapel met rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. en bovenlicht in de zuidoosthoek. Gewijzigde portalen1. In muur uitgespaarde ruimte voor een deur of toegang; - 2. Meer gesloten, voor of achter een gebouw geplaatste beschutting (voorbouw, vestibule). in de westhoeken, tribunes van het doksaal met gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. rondbogen erboven, doorlopende balustradeHekwerk van spijlen of balusters. op consoles en gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuiltjes, en houten wenteltrapTrap die rond een centrale, verticale as of opening spiraalvormig omhoog loopt.. Bevloering van zwart en wit marmer met centrale ster.
Het oorspronkelijke meubilair - onder meer neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). marmeren hoofd- en zij-altaren, eiken preekstoel en biechtstoelen - werd in 1963 verwijderd, bij de modernisering van het interieur met centrale altaaropstelling en in de wanden ingewerkte biechtstoelen. Stenen Onze-Lieve-Vrouw (16e – 17e eeuw) afkomstig van de oude jezuïtenvestiging.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 19611 (1850), 172 (1908).
Archief Jezuïeten Noordbelgische provincie Brussel, Plannen St.-Michielskerk.
Publicaties en studies
BROUWERS L., De Jezuïeten te Brussel 1586- 1773.1833, Mechelen, 1979.
Tijdschriften
Journal Beige de VArchitecture, 1853, p. 109-110, pl. XI-XIII.