Typologie(ën)
kerk/kathedraal/basiliek
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1700-1715
Stijlen
Barok
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30350
Beschrijving
Kerk van het voormalige klooster van de Minimen. De orde, aanvankelijk
gevestigd te Anderlecht, verkreeg in 1616 van de stadsmagistraat de toelating
een klooster op te richten te Brussel, in 1617 bekrachtigd door de
aartsbisschop, de aartshertogen en de Staten van Brabant. De Minimen verwierven
in 1616 de vroegere woning van Andreas Vesalius. Eerstesteenlegging van het
klooster en een eerste kerk in 1621, door de Infante Isabella, voltooid in
1624. Gelijktijdig bouw van een kapel naar het model van de Santa Casa te
Loretto.
Eerstesteenlegging van de huidige kerk in 1700, door Maximiliaan-Emmanuel, keurvorst van Beieren en Gouverneur-Generaal van de Nederlanden. Bouw voltooid in 1715, met uitzondering van de noordtoren die onafgewerkt bleef. Architect onbekend, toeschrijving aan pater Ph. Bressand en W. De Bruyn op basis van historische bronnen. De Lorettokapel werd gelijktijdig wederopgebouwd. Klooster door Jozef II opgeheven in 1787 tot 1790, en opnieuw door de Fransen in 1796. De kerk werd in 1803 verheven tot parochiekerk, toegewijd aan Sint-Jan en Sint-Stefaan, en na herstellingswerken in 1806 heropend; evenwel opnieuw gesloten in 1811. Definitief opnieuw voor eredienst opengesteld in 1818. De Lorettokapel, gesloopt in 1796, werd wederopgebouwd en beschilderd zoals de Santa Casa door B. Tasson in 1806, doch vernield na 1811; opnieuw opgebouwd en identiek beschilderd door P. en J. Tasson in 1819.
Belangrijke restauratie- en uitbreidingscampagne tussen ca. 1850 en 1875. Bouw van een nieuwe sacristie onder leiding van architect Pierre Victor Jamaer in 1849-1850. Restauratie van vnl. westblok en toren onder leiding van Jamaer van 1849 tot 1868. Volgens archiefstukken werd de symmetrische opbouw van de noordtoren nog overwogen in 1858, cf. ook een niet gedateerd project met bovendien bijkomende lantaarnspitsen door architect Tilman-François Suys. Toevoeging van de doopkapel en het voorportaal van de Lorettokapel aan weerszij van het westblok, waarvoor ontwerpen door architect E. Cels van 1862-1868, gerealiseerd onder leiding van Jamaer respectievelijk in 1865-1868 en 1869-1871. Restauratie van de zij- en achtergevels in 1902 en volgende.
De kloostergebouwen, hoofdzakelijk gevormd door het barokke kloosterpand met binnenhof en galerij, ten zuiden van de kerk, met uitgestrekte tuinen reikend tot tegen de hovingen van de Wolstraat, deden na de opheffing onder meer dienst als arsenaal, bedelaarsgesticht, tabaksfabriek, steendrukatelier, militair hospitaal en tenslotte gevangenis. In een gedeelte van het complex werd in 1820 een school voor mutueel onderricht opgericht. De gebouwen werden in het begin van de jaren 1920 gesloopt voor de voltooiing van de Ernest Allardstraat; op de vrijgekomen terreinen werd vervolgens het Athénée Robert Catteau (zie Ernest Allardstraat nr. 49) opgetrokken.
De kerk behoort stilistisch tot de overgangsfase van de Vlaamse barok naar het classicisme. Kenmerkend hiervoor zijn de toepassing van de kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten., de opheffing van het onderscheid tussen de geledingen, de strengere vormgeving, en het weglaten van een uitgewerkte topbekroning.
De rechthoekige plattegrond vormt een combinatie van een longitudinale en een centrale aanleg, waarin de vorm van een Latijns kruis nog vaag herkenbaar is. Zaalkerk met driebeukig schip van twee traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voorafgegaan door een portaaltravee, koor met één korte traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en halfronde sluiting, en zijbeuken afgesloten door zijkapellen.
Baptisterium van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tegen de noordzijde, poortaaltravee, Lorettokapel, verbindingsgang en sacristie tegen de zuidzijde.
Geaccentueerd westblok met parementGevel- of muurbekleding. van zandsteen, ruim vervangen en aangevuld met natuursteen tijdens de 19e eeuwse restauratie. Symmetrische opbouw, hoger opgaand in de zuidelijke zijtoren; de noordelijke tegenhanger werd niet uitgevoerd. Verticaal accent door composiete hoekpilasters en driekwartzuilen in kolossale orde vanaf hoge sokkels. De zuilen ter markering van het vooruitspringende centrale risaliet met bekronend gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en topstuk, waarop oorspronkelijk een Sint-Francisais van Paulabeeld. Sterk geprofileerd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., brede fries en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. als beëindiging. Centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met rondboogportaal met geprofileerde booglijst en zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is., tussen Toscaanse zuilen en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., waarop entablement en gebroken gebogen fronton.
Rijk bewerkte houten vleugeldeur n.o.v. Jamaer (1861). Erboven paneel met opschrift “TEMPLUM DEO OPTIMO MAXIMO AE- DIFICATUM A. MDCCXV INSTAURATUM A. mdccclxv” (bouwjaar 1715 - restauratie 1865). Vervolgens een hoog rondboogvenster in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief., voluutjes en rozetten onder een dubbele gestrekte waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Zijtraveeën met rechthoekige deur in vlakke omlijsting met entablement en gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op voluutconsoles in de onderste geleding. Achtereenvolgens rechthoekig venster vanaf consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., entablement en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en dito rondboognis met gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., in de bovengeleding; gelijkaardige opstand in de noord- en zuidtravee van het westblok. Toren op vierkante plattegrond, met één geleding voorzien van rondboogvormige galmgaten met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., imposten en balustradeHekwerk van spijlen of balusters., waarin uurwerken. Afgeschuinde hoeken met drievoudige composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en centrale voluut; hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., en vierzijdige torenhelm met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., sfeer en kruis. Tentdak in plaats van de noordtoren. Ten noorden, aanleunend baptisterium, ten zuiden, Lorettokapel: blinde natuurstenen gevels met tweeledige opstand, paneel en gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., bekroond door een octogonale lantaarn en helm; bijkomende deurtravee aan zuidzijde.
Onversierde bakstenen zij- en koorgevels met schaarse verwerking van zandsteen, geritmeerd door steunberen; sporen van gedichte rondboogvensters in de koorabsis. Leien bedaking, steil schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. boven het schip.
Bepleisterd en witgeschilderd interieur, met wijds, eenheidsvol karakter, vnl. door de symmetrische aanleg, de kolossale orde en het doorlopende hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Ruim middenschip, van portaaltravee, zijbeuken en koor gescheiden door kolossale scheibogen met platte gordels. Massieve pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) bezet met enkele of gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Breed doorlopend hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., vlakke friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., tand-, eier- en kroonlijst. Kruisgewelf en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. gordelbogen boven de westtravee; hoog koepelgewelf (hout en stuc, ingewerkt in de bedaking) met acht ribben en lantaarn, op pendentieven boven de oosttravee. Omringd door vlakke tongewelven aansluitend bij de scheibogen, als overkluizing van zijbeuken, koor- en portaaltravee. Smalle zijbeuken met drieledige opstand: per traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) twee getoogde wandnissen, in de oosttravee opgevuld met biechtstoelen; vervolgens twee omlijste rondboogvensters met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.; getoogd drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met druiplijst en centraal frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. boven het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Koor van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met halfronde sluiting, geritmeerd door gecanneleerde composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., onder half koepelgewelf met vier ribben; voorheen geopend door drie rondboogvensters, heden gedicht en bestopt met schilderijen. Flankerende vierkante koorkapellen in het verlengde van de zijbeuken: ronde scheibogen met booglijst en imposten; gedrukt koepelgewelf voorzien van geometrisch handwerk. Erboven tribunes geopend door omlijste rondbogen met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., heden gedicht met beglaasd houten raamwerk. Italianiserende arabeskenOrnament met slingerende grondlijn, bekleed met bladeren, bloemen, vruchten, gedeelten van mensen- of dierenbeelden in grillige vormen, maar op sierlijke wijze geschikt en aaneengestrengeld. in stuc op de koepelgewelven van middenschip, koor en koorkapellen, de pendentieven en gordelbogen. Portaaltravee opgedeeld door het doksaal met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en zware acanthusconsoles. Flankerende zijportalen met rondbogen, gedrukt koepelgewelf en tribunes, in symmetrie met de koorkapellen.
Baptisterium met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gescheiden door rondboogarcades op vlakke pilasters, en overdekt met meerzijdige koepelgewelven, telkens met lantaarn.
Voorportaal van de Lorettokapel met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zelfde opstand en overkluizing. Vlak bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. Lorettokapel met tongewelf, verhoogde koorvloer en omlijst koorvenster. Naar verluidt exact dezelfde afmetingen en inrichting als de Santa Casa te Loretto, heden overschilderd.
Sacristie met houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, wand- en buffetkasten met paneelversiering en gebogen frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., met neoclassicistische en neorenaissance-inslag.
Mobilair
Heilige Drievuldigheid (midden 17e eeuw) toegeschreven aan C. De Crayer; Engelbewaarder (1661) en Huwelijk van Maria door J. Cossiers; ensemble in het koor (ca. 1810): Vier Evangelisten door P. François, Kruisafneming door F. Gérard en Marteldood van H. Stephanus door F. Delvaux; Kruiswegstaties (1866) door J. Meganck.
Gepolychromeerde houten St.-Pieter (vermoedelijk 16e eeuw); gepolychromeerde houten Onze-Lieve-Vrouw van Loretto (1621?); verguld houten reliëf met overbrenging van Santa Casa (eind 17e eeuw); twee geschilderde houten engelenbeelden (tweede helft 18e eeuw); geklede houten Heilige Familie (18e eeuw); twee marmeren medaillonsRonde of ovale cartouche. met Tafelen der Wet en Ark des Verbonds (eind 18e eeuw); grafmonument van wit en zwart marmer van G.-Ch. de Merode († 1830) en M.-J. d’Oignies († 1842) door Ch. Geefs.
Classicistisch marmeren hoofdaltaar met reliëf voorstellend de Mannaregen (1771 ; afkomstig van de abdij van Heylissem) door P.J.A. Ollivier de Marseille; marmeren zijaltaren (begin 19e eeuw) met barokke antependia (begin 18e eeuw); hangende eiken preekstoel met wereldbol en evangelistensymbolen; orgel in barokke eiken kast (ca. 1681; in oorsprong afkomstig van Sint-Jan Baptist ten Begijnhof tot 1769, vervolgens in het Drievuldigheidscollege te Leuven tot 1807) door F. Noelmans; twee neoclassicistische biechtstoelen (begin 19e eeuw) en twee in neorenaissancestijl (1850) n.o.v. architect E. Cels.
Eerstesteenlegging van de huidige kerk in 1700, door Maximiliaan-Emmanuel, keurvorst van Beieren en Gouverneur-Generaal van de Nederlanden. Bouw voltooid in 1715, met uitzondering van de noordtoren die onafgewerkt bleef. Architect onbekend, toeschrijving aan pater Ph. Bressand en W. De Bruyn op basis van historische bronnen. De Lorettokapel werd gelijktijdig wederopgebouwd. Klooster door Jozef II opgeheven in 1787 tot 1790, en opnieuw door de Fransen in 1796. De kerk werd in 1803 verheven tot parochiekerk, toegewijd aan Sint-Jan en Sint-Stefaan, en na herstellingswerken in 1806 heropend; evenwel opnieuw gesloten in 1811. Definitief opnieuw voor eredienst opengesteld in 1818. De Lorettokapel, gesloopt in 1796, werd wederopgebouwd en beschilderd zoals de Santa Casa door B. Tasson in 1806, doch vernield na 1811; opnieuw opgebouwd en identiek beschilderd door P. en J. Tasson in 1819.
Belangrijke restauratie- en uitbreidingscampagne tussen ca. 1850 en 1875. Bouw van een nieuwe sacristie onder leiding van architect Pierre Victor Jamaer in 1849-1850. Restauratie van vnl. westblok en toren onder leiding van Jamaer van 1849 tot 1868. Volgens archiefstukken werd de symmetrische opbouw van de noordtoren nog overwogen in 1858, cf. ook een niet gedateerd project met bovendien bijkomende lantaarnspitsen door architect Tilman-François Suys. Toevoeging van de doopkapel en het voorportaal van de Lorettokapel aan weerszij van het westblok, waarvoor ontwerpen door architect E. Cels van 1862-1868, gerealiseerd onder leiding van Jamaer respectievelijk in 1865-1868 en 1869-1871. Restauratie van de zij- en achtergevels in 1902 en volgende.
De kloostergebouwen, hoofdzakelijk gevormd door het barokke kloosterpand met binnenhof en galerij, ten zuiden van de kerk, met uitgestrekte tuinen reikend tot tegen de hovingen van de Wolstraat, deden na de opheffing onder meer dienst als arsenaal, bedelaarsgesticht, tabaksfabriek, steendrukatelier, militair hospitaal en tenslotte gevangenis. In een gedeelte van het complex werd in 1820 een school voor mutueel onderricht opgericht. De gebouwen werden in het begin van de jaren 1920 gesloopt voor de voltooiing van de Ernest Allardstraat; op de vrijgekomen terreinen werd vervolgens het Athénée Robert Catteau (zie Ernest Allardstraat nr. 49) opgetrokken.
De kerk behoort stilistisch tot de overgangsfase van de Vlaamse barok naar het classicisme. Kenmerkend hiervoor zijn de toepassing van de kolossale ordeZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten., de opheffing van het onderscheid tussen de geledingen, de strengere vormgeving, en het weglaten van een uitgewerkte topbekroning.
De rechthoekige plattegrond vormt een combinatie van een longitudinale en een centrale aanleg, waarin de vorm van een Latijns kruis nog vaag herkenbaar is. Zaalkerk met driebeukig schip van twee traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) voorafgegaan door een portaaltravee, koor met één korte traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en halfronde sluiting, en zijbeuken afgesloten door zijkapellen.
Baptisterium van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) tegen de noordzijde, poortaaltravee, Lorettokapel, verbindingsgang en sacristie tegen de zuidzijde.
Geaccentueerd westblok met parementGevel- of muurbekleding. van zandsteen, ruim vervangen en aangevuld met natuursteen tijdens de 19e eeuwse restauratie. Symmetrische opbouw, hoger opgaand in de zuidelijke zijtoren; de noordelijke tegenhanger werd niet uitgevoerd. Verticaal accent door composiete hoekpilasters en driekwartzuilen in kolossale orde vanaf hoge sokkels. De zuilen ter markering van het vooruitspringende centrale risaliet met bekronend gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. en topstuk, waarop oorspronkelijk een Sint-Francisais van Paulabeeld. Sterk geprofileerd hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., brede fries en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., en blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. attiekMuur of bouwlaag boven de kroonlijst die meestal het dak aan het gezicht onttrekt. als beëindiging. Centraal risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden. met rondboogportaal met geprofileerde booglijst en zwikkenHoekstuk tussen een boog en de omlijsting waarin de boog gevat is., tussen Toscaanse zuilen en pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., waarop entablement en gebroken gebogen fronton.
Rijk bewerkte houten vleugeldeur n.o.v. Jamaer (1861). Erboven paneel met opschrift “TEMPLUM DEO OPTIMO MAXIMO AE- DIFICATUM A. MDCCXV INSTAURATUM A. mdccclxv” (bouwjaar 1715 - restauratie 1865). Vervolgens een hoog rondboogvenster in geriemde omlijsting met orenUitstekend deel van sommige bouwelementen of -constructies, meestal louter decoratief., voluutjes en rozetten onder een dubbele gestrekte waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen.. Zijtraveeën met rechthoekige deur in vlakke omlijsting met entablement en gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op voluutconsoles in de onderste geleding. Achtereenvolgens rechthoekig venster vanaf consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief., met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., entablement en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., en dito rondboognis met gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., in de bovengeleding; gelijkaardige opstand in de noord- en zuidtravee van het westblok. Toren op vierkante plattegrond, met één geleding voorzien van rondboogvormige galmgaten met waterlijstVooruitspringende rand in het gevelvlak die regenwater buiten gevel laat afdruppelen., imposten en balustradeHekwerk van spijlen of balusters., waarin uurwerken. Afgeschuinde hoeken met drievoudige composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en centrale voluut; hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., en vierzijdige torenhelm met dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap., sfeer en kruis. Tentdak in plaats van de noordtoren. Ten noorden, aanleunend baptisterium, ten zuiden, Lorettokapel: blinde natuurstenen gevels met tweeledige opstand, paneel en gebogen frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., bekroond door een octogonale lantaarn en helm; bijkomende deurtravee aan zuidzijde.
Onversierde bakstenen zij- en koorgevels met schaarse verwerking van zandsteen, geritmeerd door steunberen; sporen van gedichte rondboogvensters in de koorabsis. Leien bedaking, steil schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. boven het schip.
Bepleisterd en witgeschilderd interieur, met wijds, eenheidsvol karakter, vnl. door de symmetrische aanleg, de kolossale orde en het doorlopende hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Ruim middenschip, van portaaltravee, zijbeuken en koor gescheiden door kolossale scheibogen met platte gordels. Massieve pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) bezet met enkele of gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Breed doorlopend hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met architraafHoofdbalk; het onderste, dragende deel van een klassiek hoofdgestel, meestal geleed door banden., vlakke friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…)., tand-, eier- en kroonlijst. Kruisgewelf en gekoppeldeTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd. gordelbogen boven de westtravee; hoog koepelgewelf (hout en stuc, ingewerkt in de bedaking) met acht ribben en lantaarn, op pendentieven boven de oosttravee. Omringd door vlakke tongewelven aansluitend bij de scheibogen, als overkluizing van zijbeuken, koor- en portaaltravee. Smalle zijbeuken met drieledige opstand: per traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) twee getoogde wandnissen, in de oosttravee opgevuld met biechtstoelen; vervolgens twee omlijste rondboogvensters met balustradeHekwerk van spijlen of balusters.; getoogd drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. met druiplijst en centraal frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. op consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. boven het hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel.. Koor van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met halfronde sluiting, geritmeerd door gecanneleerde composiete pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., onder half koepelgewelf met vier ribben; voorheen geopend door drie rondboogvensters, heden gedicht en bestopt met schilderijen. Flankerende vierkante koorkapellen in het verlengde van de zijbeuken: ronde scheibogen met booglijst en imposten; gedrukt koepelgewelf voorzien van geometrisch handwerk. Erboven tribunes geopend door omlijste rondbogen met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., heden gedicht met beglaasd houten raamwerk. Italianiserende arabeskenOrnament met slingerende grondlijn, bekleed met bladeren, bloemen, vruchten, gedeelten van mensen- of dierenbeelden in grillige vormen, maar op sierlijke wijze geschikt en aaneengestrengeld. in stuc op de koepelgewelven van middenschip, koor en koorkapellen, de pendentieven en gordelbogen. Portaaltravee opgedeeld door het doksaal met balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en zware acanthusconsoles. Flankerende zijportalen met rondbogen, gedrukt koepelgewelf en tribunes, in symmetrie met de koorkapellen.
Baptisterium met drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) gescheiden door rondboogarcades op vlakke pilasters, en overdekt met meerzijdige koepelgewelven, telkens met lantaarn.
Voorportaal van de Lorettokapel met één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), zelfde opstand en overkluizing. Vlak bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. Lorettokapel met tongewelf, verhoogde koorvloer en omlijst koorvenster. Naar verluidt exact dezelfde afmetingen en inrichting als de Santa Casa te Loretto, heden overschilderd.
Sacristie met houten lambriseringenWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …, wand- en buffetkasten met paneelversiering en gebogen frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening., met neoclassicistische en neorenaissance-inslag.
Mobilair
Heilige Drievuldigheid (midden 17e eeuw) toegeschreven aan C. De Crayer; Engelbewaarder (1661) en Huwelijk van Maria door J. Cossiers; ensemble in het koor (ca. 1810): Vier Evangelisten door P. François, Kruisafneming door F. Gérard en Marteldood van H. Stephanus door F. Delvaux; Kruiswegstaties (1866) door J. Meganck.
Gepolychromeerde houten St.-Pieter (vermoedelijk 16e eeuw); gepolychromeerde houten Onze-Lieve-Vrouw van Loretto (1621?); verguld houten reliëf met overbrenging van Santa Casa (eind 17e eeuw); twee geschilderde houten engelenbeelden (tweede helft 18e eeuw); geklede houten Heilige Familie (18e eeuw); twee marmeren medaillonsRonde of ovale cartouche. met Tafelen der Wet en Ark des Verbonds (eind 18e eeuw); grafmonument van wit en zwart marmer van G.-Ch. de Merode († 1830) en M.-J. d’Oignies († 1842) door Ch. Geefs.
Classicistisch marmeren hoofdaltaar met reliëf voorstellend de Mannaregen (1771 ; afkomstig van de abdij van Heylissem) door P.J.A. Ollivier de Marseille; marmeren zijaltaren (begin 19e eeuw) met barokke antependia (begin 18e eeuw); hangende eiken preekstoel met wereldbol en evangelistensymbolen; orgel in barokke eiken kast (ca. 1681; in oorsprong afkomstig van Sint-Jan Baptist ten Begijnhof tot 1769, vervolgens in het Drievuldigheidscollege te Leuven tot 1807) door F. Noelmans; twee neoclassicistische biechtstoelen (begin 19e eeuw) en twee in neorenaissancestijl (1850) n.o.v. architect E. Cels.
Bronnen
Archieven
SAB, AA, 1849, vol. 46, rep. 249-253, 1850, vol. 47, rep. 133-135, 1869, rep. 1755-1757, 1871, rep. 1043-1044; NPP, C 11.
Archief KCML, dossier 3681.
Publicaties en studies
SIMON A., Mon clocher, Eglise des Minimes a Bruxelles, Brussel, 1913.