Typologie(ën)
opbrengsthuis
Ontwerper(s)
Franz DE VESTEL – architect – 1914-1917
Stijlen
Eclectisme
Inventaris(sen)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek
- Esthetisch
- Historisch
- Stedenbouwkundig
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 33572
Beschrijving
Opbrengsthuis
in eclectische stijl naar een ontwerp van architect Franz De Vestel, 1914,
beëindigd in 1917. Opgetrokken in opdracht van, en achteraan palend aan het
voormalige warenhuis Grande Maison de
Blanc (zie Kiekenmarkt nr. 32-34).
Natuurstenen gevel vijf bouwlagen, onder bijkomende achteruitwijkende dakverdieping, en vier brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Middelste bouwlagen met markante korfboogvormige nissen en uiterst rechts hoge afgeronde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. Neogotische, neorenaissance en neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). inslag vnl. door de vensteromlijstingen met flankerende colonnetten en zuilen met uitgewerkte kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., de florale friezen en de bak- en natuurstenen zijaandaken met hoge schoorsteen, links verdwenen voor aanpalende nieuwbouw. Benedenverdieping voorheen met brede winkelramen, heden verbouwd, rondboogvormige inrijpoort behouden.
Natuurstenen gevel vijf bouwlagen, onder bijkomende achteruitwijkende dakverdieping, en vier brede traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Middelste bouwlagen met markante korfboogvormige nissen en uiterst rechts hoge afgeronde erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld.. Neogotische, neorenaissance en neobarokkeNeobarok (ca 1860-1914): Historiserende architectuur die verwijst naar de barok (17e tot 18e eeuw) en die naar haar vormentaal teruggrijpt door middel van het gebruik van voluut- en klokgevels, kolossale pilasters, zware decoratie (bossage, zware omlijstingen, enz.). inslag vnl. door de vensteromlijstingen met flankerende colonnetten en zuilen met uitgewerkte kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., de florale friezen en de bak- en natuurstenen zijaandaken met hoge schoorsteen, links verdwenen voor aanpalende nieuwbouw. Benedenverdieping voorheen met brede winkelramen, heden verbouwd, rondboogvormige inrijpoort behouden.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 20655 (1914-1917).