Typologie(ën)
woning of opbrengsthuis (onbepaald)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1704
Pierre Victor JAMAER – architect – 1890
Stijlen
Barok
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Meestal gaat het om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel met deze fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis. (Fragmentarische elementen die in het gebouw bewaard zijn gebleven (bv. constructieve elementen in de kelders van het gebouw in de Boterstraat nr. 40); kelders die waarschijnlijk oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Coudenbergh of de kapel van Nassau).
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30991
Beschrijving
Opgetrokken
in 1704 en winnaar van de wedstrijd voor de wederopbouw van de huizen van de
Grote Markt, na het bombardement van 1695. Gerestaureerd in 1890 met Euville-
en Gobertangesteen naar een ontwerp van stadsarchitect Pierre Victor Jamaer. Gevelreiniging
(1986), verstevigingswerken, sporadische steenvervanging en vernieuwing van
twee kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). en balkon, in opdracht van de Stad Brussel.
Diephuis van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verhoogde halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. in laat-barokstijl: evenwichtige opbouw en rijke geveluitwerking, aansluitend bij het architecturale ensemble van de Grote Markt. Bouwlagen geordonneerd door opeenstapeling van Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. (benedenverdieping) en composietzuilen (verdiepingen), uitlopend en opgenomen in de entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met sterk geprofileerde kroonlijsten op tandlijst. Benedenverdieping: pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. deels geblokt, deels met verdiepte schachten, in de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bovenaan eindigend op gebeeldhouwde afrikaanse figuren die tevens de balkonplaat van de hoofdverdieping ondersteunen. Voorts hoge sokkel met houten kelderluiken en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder ronde bovenlichten. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op verdiepingen geaccentueerd door middel van risaliet; rondboogvenster op de tweede bouwlaag geflankeerd door kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). ter schraging van de booglijst met putti en weegschaal als uitbeelding van huisnaam; halsvormige bekroning met gebogen druiplijst. Balkon met balustrade en bolornamenten; verdiepte borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met speigels in de zijtravee. Zuilen op de bovenste verdieping deels gecanneleerd; centraal getoogd casement in het hoofdgestel verrijkt met barokcartouche waarop jaartal MDCCIV (1704); gebogen druiplijst, opgenomen in het kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Sierlijke afwerking van de tweeledige geveltop: centraal rondboogvenster tussen geknikte boogvensters; markerende geprofileerde druiplijst en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. onderbroken voor topvenster. Beëindiging met gebogen druiplijst, bolornamenten en obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt.. Kelderoverkluizing door middel van bakstenen kruisgewelven, gescheiden door zandstenen gordelbogen.
Diephuis van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verhoogde halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. in laat-barokstijl: evenwichtige opbouw en rijke geveluitwerking, aansluitend bij het architecturale ensemble van de Grote Markt. Bouwlagen geordonneerd door opeenstapeling van Dorische pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. (benedenverdieping) en composietzuilen (verdiepingen), uitlopend en opgenomen in de entablementenHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met sterk geprofileerde kroonlijsten op tandlijst. Benedenverdieping: pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. deels geblokt, deels met verdiepte schachten, in de centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bovenaan eindigend op gebeeldhouwde afrikaanse figuren die tevens de balkonplaat van de hoofdverdieping ondersteunen. Voorts hoge sokkel met houten kelderluiken en rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder ronde bovenlichten. Centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op verdiepingen geaccentueerd door middel van risaliet; rondboogvenster op de tweede bouwlaag geflankeerd door kariatidenOndersteuning in de vorm van een vrouwenfiguur, hetzij met onderlichaam, hetzij met taps toelopende pijler of pilaster (herme). ter schraging van de booglijst met putti en weegschaal als uitbeelding van huisnaam; halsvormige bekroning met gebogen druiplijst. Balkon met balustrade en bolornamenten; verdiepte borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. met speigels in de zijtravee. Zuilen op de bovenste verdieping deels gecanneleerd; centraal getoogd casement in het hoofdgestel verrijkt met barokcartouche waarop jaartal MDCCIV (1704); gebogen druiplijst, opgenomen in het kordonUitspringende, horizontale geleding over de hele breedte van een gevel, om verdiepingen te markeren of als verlenging van de (lek)dorpels.. Sierlijke afwerking van de tweeledige geveltop: centraal rondboogvenster tussen geknikte boogvensters; markerende geprofileerde druiplijst en balustradeHekwerk van spijlen of balusters. onderbroken voor topvenster. Beëindiging met gebogen druiplijst, bolornamenten en obeliskMonolithische pijler, naar boven toe smaller en bekroond met piramidale punt.. Kelderoverkluizing door middel van bakstenen kruisgewelven, gescheiden door zandstenen gordelbogen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 8616 (1890); NPP B 27.
Publicaties en studies
Straten en Stenen, Brussel, 1982, pp. 207, 213.
Websites
BALat KIK-IRPA
BALat KIK-IRPA (inkom)