Voormalig Institut d’Antirabique et de Bactériologie du Brabant, of Louis Pasteurinstituut
Stoomslepersstraat 28
Leopoldpark
Typologie(ën)
herenhuis
bijgebouwen
Ontwerper(s)
Valère DUMORTIER – architect – 1903-1905
Daniel FRANCKEN – architect – 1905
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Eclectisch geheel bestaande uit een onderzoeksgebouw (het
“kasteel”), een directeurswoning (de “villa”), en stallen. Het werd in
1903-1905 gebouwd volgens de plannen van Valère Dumortier, op initiatief van de
Provincie Brabant, die er het onderzoek over besmettelijke ziekten en de
productie van vaccins in onder wou brengen. In tegenstelling tot de overige
instituten had dit overheidsinstituut geen enkele band met de Université Libre
de Bruxelles. Het lag op een privéterrein aan de zoom van het Leopoldpark.
Geschiedenis
In 1900 besliste de provincie Brabant een Institut d’Antirabique et de Bactériologie op te richten. Onder
leiding van Jules Bordet kreeg de instelling in 1903 de toestemming om de naam Institut Pasteur du Brabant te dragen,
hoewel dit laboratorium losstond van dat van Parijs. Al snel werd een nieuw
gebouw opgetrokken, niet ver van de Stad van de Wetenschap in het Leopoldpark, volgens plannen die architect Valère
Dumortier in 1903 tekende. Het instituut werd gebouwd nabij stallen die al in
1902 waren gebouwd, en later werd ook een directeurswoning toegevoegd, in 1905.
In de jaren 1980, na vele jaren dienst, kwamen de gebouwen geleidelijk leeg te
staan en verhuisde het instituut naar geschiktere gebouwen in de gemeente
Ukkel. Sinds 2008 is het Louis Pasteurinstituut definitief uit het Leopoldpark
verdwenen. Het gebouw werd door de Société
Espace Léopold gekocht en in 2001-2002 gerenoveerd. Het huisvest thans de
diplomatieke vertegenwoordiging van de Duitse deelstaat Beieren bij de Europese
instellingen. Het renovatieproject, met onder meer de bouw van een glazen volume
tegen het oude stalgebouw, werd geleid door de architectuurbureaus CERAU en
Archi+I.
Beschrijving
Het “kasteel” werd in 1903 gebouwd. Het is een lang gebouw van twee bouwlagen op een hoge onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., alles in witsteen. De brede uitspringende toegangstraveeTravee waarin de toegang is ondergebracht. op de hoofdgevel is toegankelijk via een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. en wordt geflankeerd door dwarsvleugels met uitkragingen. Aan de achtergevel is een traptorentje gebouwd. Het gebouw heeft een hoog vierledig leiendak. De gladde gevels worden verfraaid door enkele decoratieve elementen: pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. tussen de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de zijvleugels, frontonsDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. boven de toegangsdeur en de dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. …
De ruimtelijke indeling van de benedenverdieping is vergelijkbaar met die van de verdieping. Langs een grote centrale hal lopen twee gangen waarlangs de laboratoria liggen.
De voormalige directeurswoning van het Instituut, die begin 21e eeuw met een glazen bijgebouw werd uitgebreid, is een villa in eclectische stijl met pittoresk karakter die kort na het hoofdgebouw werd gebouwd, in 1905, volgens de plannen van provinciearchitect Daniel Franck(e). De vier gevels vermengen lichtgekleurde baksteen en stenen elementen; ze zijn voorzien van drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en worden bekroond door breed uitkragende daken. De toegang ligt achter een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap. onder een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak., en een bow-window versiert de hoofdgevel. Het huis werd in 1913 in dezelfde stijl vergroot.
De stallen zijn al aangegeven op een plan voor de aanleg van de omgeving van het instituut en lijken in 1902 te zijn gebouwd; ze werden in 1927 vergroot.
Bronnen
Archieven
SAB/ Instituut Pasteur
Publicaties en studies
DEMEY, Th., Brussel, Hoofdstad van
Europa, Badeaux (Guide Badeaux), Brussel, 2007, pp.408-409.
Tijdschriften
“Institut de
bactériologie et d’anti-rabique”, L’Emulation,
1903, pl. 32-33.