Typologie(ën)
kantoorgebouw
Ontwerper(s)
A + U – architectenbureau – 1978-1982
Ernest C. HENRY – architect – 1978-1982
Claude EMERY – architect – 1978-1982
Jacques H. BAUDON – architect – 1978-1982
P. HAYOT – architect – 1978-1982
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Congrescentrum in brutalistische stijl gebouwd in opdracht van de vastgoedontwikkelaar Epic Belgium en voor de Europese instellingen, naar ontwerp van een tijdelijk team van architecten, A+U architectenbureau (Claude Emery, Jacques Henry Baudon, P. Hayot) en Ernest C. Henry, 1978-1982.
Imposant gebouw gelegen tussen de Froissartstraat (hoofdingang) en de Etterbeekse steenweg (dienstingang).
Geschiedenis
Het zuidelijk deel van de bouwblok tussen het Jourdanplein en de Bellardstraat was in het begin van de 20e eeuw volgebouwd met traditioneleBak- en zandsteenstijlHet bakstenen metselwerk wordt gecombineerd met natuurstenen elementen (bv. voor de plint, rond de gevelopeningen, aan de kroonlijst, ...), terwijl in het interieur houten draagconstructies voorkomen. Deze gebouwen bezitten zadeldaken, vaak met trapgevels. (16e-18e eeuw).VakwerkbouwBij vakwerkbouw brengt men leem aan op een houten geraamte van stijl- en regelwerk, versterkt met vitswerk (tot 19e eeuw). rijwoningen, een ziekenhuis en industriële gebouwen. Vanaf 1968 werden deze gebouwen afgebroken om te vervangen door een hogere bebouwing die werd goedgekeurd volgens een BPA (Bijzonder Plan van Aanleg). Zo werd het ziekenhuis “Clinique du parc Léopold” in 1974 gebouwd: een gebouw van elf bouwlagen n.o.v. het architectenbureau Marcel Lambrichs. In het zuidelijk deel werd de “Jourdan Tower” voorzien, een hoog kantoorgebouw van 52 meter n.o.v. de architecten Philippe en Yves Dumont, José Vanden Bossche en Ernest C. Henry. Omwille van het faillissement van de aannemer werd de toren echter nooit gebouwd en bleef het terrein gedurende quasi tien jaar leeg.
De locatie van het braakliggend terrein, in de nabijheid van de hoofdgebouwen van de Europese Commissie op het Schumanplein, was zeer gunstig voor dezelfde Europese instellingen die nood had aan nieuwe congreszalen. Vanaf 1975 zou Guy Moentack, Brussels schepen van o.a. Openbare Werken, als bemiddelaar functioneren tussen de Europese Commissie en de vastgoedontwikkelaar (Epic Belgium) van het terrein om een nieuw project mogelijk te maken.
In 1978 diende Epic Belgium een bouwaanvraag in voor een congrescentrum naar ontwerp van een tijdelijk team van architecten, A+U architectenbureau (Claude Emery, Jacques Henry Baudon, P. Hayot) en Ernest C. Henry, dat zou bestaan uit twee delen: een torengebouw met congrescentrum van quasi 35 meter hoog en een U-vormige woonblok met commerciële plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel.. Enkel het torengebouw werd goedgekeurd waarvoor in 1979 een gewijzigde bouwvergunning werd ingediend en hetzelfde jaar nog de bouwwerken opstartten. De tijdelijke maatschappij van aannemers J. Delens S.A. en de François & Fils voerden de bouwwerken uit.
De werken werden in 1982 opgeleverd en het gebouw werd vernoemd naar de Luxemburgse Eurocommissaris Albert Borschette (1920-1976), ter ere van zijn rol die hij speelde als verdediger van de Belgische belangen in de Europese Commissie.
Beschrijving
Exterieur
Gebouw bestaande uit drie volumes met centrale, hoogste blok van acht bouwlagen waarvan de drie laatste terugwijkend met H-vormig plan. Zuidelijke blok met vijf bouwlagen, noordelijke blok met één bouwlaag.
Sculpturale gevels met muurdammenParement tussen twee muuropeningen (vensters of deuren) in dezelfde bouwlaag. in architectonisch beton in natuurstenen kleur die afwisselende breedtes hebben en licht vooruitspringen op de verdiepingen. Nadruk op de verticale lijn door de doorlopende vensterpartijen in reflecterend glas (van Glaverbel ‘Stopsol Clair’). Noordelijk volume, zowel als hoogste bouwlagen van het centraal volume, voorzien van gordijngevelsNiet dragende gevel, meestal bestaande uit een opeenstapeling van vensterregisters. met dito reflecterend glas en donkerbruin schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... .
Hoofdgevel langs de Froissartstraat met brede, halfondergrondse ingang in het zuidelijke volume. Tweede smalle ingang in centraal volume onder luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. in architectonisch beton.
Achtergevel langs de Etterbeekse steenweg met garagepoort voor dienstingang in noordelijk volume en ingang naar ondergrondse parking in zuidelijk volume.
Interieur
Volgens het oorspronkelijke bouwplan wordt het centrale en hoogste bouwblok voorzien van een foyer op de eerste bouwlaag, vier grote congreszalen en een sanitaire blok toegankelijk via een centrale ruitvormige hal op de vier opeenvolgende bouwlagen, en hierboven een restaurant met keuken, burelen en een technische verdieping.
Het zuidelijke volume omvat de hoofdingang met centrale verticale circulatie met twee trapkernen in betonnen kokers en roltrappen en langs de buitenmuren burelen. Het noordelijke volume omvat twee grote vergaderzalen.
Bronnen
Archieven
GAE/DS 2612 (1973), 3051A (1978), 3051B (1978).
Publicaties en studies
Altstadt, office for architecture, Erfgoednota Borschette, i.o.v. Cityforward, 18.10.2024.
SLEEBUS, J. en D. DEBERSAQUE, Eurotaurus en andere verhalen uit de hedendaagse Brusselse legende, uitg. door Brukselbinnenstebuiten, Brussel, 2009: 49.