Onderzoek en redactie

2016

 

Bekijk de weerhouden gebouwenDe Werkhuizenkaai ligt op de oostelijke oever van het Kanaal van Willebroek, in het verlengde van de Groendreef, achter de Jules de Troozsquare, de Koninginnelaan en de Paleizenstraat. De weg vormt een bocht die het kanaal volgt. Hij loopt onder de spoorwegbrug van de lijn Brussel-Gent en mondt uit op de Van Praetbrug, waar hij door de Léon Monnoyerkaai wordt verlengd.

De benaming Werkhuizenkaai duikt begin jaren 1880 op, verwijzend naar de oostelijke oever van het kanaal vanaf de Lakenbrug, vroeger kanaaldijk of trekpad genoemd. Rond 1899 werd de straat ten noorden van de lijn Brussel-Gent volledig Schaarbeeks, na de aanhechting door deze gemeente van het Lakense terrein gelegen tussen het kanaal en de Zenne, waarvan het bochtige tracé de oever volgde. In de jaren 1900 werd, in het kader van de aanleg van de haveninrichtingen van Brussel, het kanaal verbreed stroomafwaarts van de bruggen van de Koninginnelaan en werd de rooilijn van de Werkhuizenkaai herzien. Om de Sluis van de Drie Fonteinen in Vilvoorde te kunnen elimineren, werd het waterpeil van het kanaal met verscheidene meters verlaagd, waardoor nieuwe steunmuren voor de kaai moesten worden gebouwd. In 1921 ging de kaai over naar het Brusselse grondgebied, na de aanhechting van de gehele rechteroever van het kanaal door de Stad. Pas bij besluit van het College van Brussel van 21.12.1932 werd het deel voorbij de Van Praetbrug omgedoopt tot Léon Monnoyerkaai.

In 1926-1927, als gevolg van het toenemende verkeer, werd de Werkhuizenkaai heringericht. Haar rooilijn op de hoek met de Paleizenstraat, die was vastgelegd bij K.B. van 19.01.1920, werd in 1930 gewijzigd door de aanleg van een schuine hoek. Een nieuwe verbreding van de weg, die al in de jaren 1930 was gepland in het kader van de aanleg van de voorhaven achter de Van Praetbrug, werd pas na 1971 uitgevoerd. Een tramlijn die door een rijweg van de bebouwing is afgescheiden, loopt thans naar de kaai, waarbij ze in het noordelijke uiteinde gebruikmaakt van een oprit die haaks met de Lambermontlaan is verbonden. Het zuidelijke deel van de kaai wordt nog altijd afgeboord door een reling waarvan het model tot de jaren 1900 teruggaat.

Zoals zijn naam aangeeft, vestigden zich vanaf de 19e eeuw diverse fabrieken aan de Werkhuizenkaai, aan weerszijden van de Zenne of ze overspannend, want de rivier werd pas na 1953 overwelfd; de meeste fabrieken waren rechtstreeks verbonden met het kanaal en/of de spoorlijnen.

In het eerste bouwblok, tussen de Paleizenstraat en de lijn Brussel-Gent, was in 1907 de Elektriciteitscentrale van de Stad Brussel of de Centrale Elektriciteitsfabriek ingehuldigd, n.o.v. architect Emile Devreux. Het complex werd uitgebreid en gemoderniseerd in 1923, en dan nog eens na een brand in 1932. In 1954 stopte de Stad met de elektriciteitsproductie en in 1967 werd het geheel gesloopt en vervangen door het technisch-administratief complex van Intercom, dat in dat jaar werd ontworpen door architect Henri Maelschalck van het studiebureau Electrobel (nr.16 Werkhuizenkaai). De site is thans eigendom van Sibelga. Ten zuiden van de elektriciteitscentrale bevonden zich twee andere complexen: de firma Van Belle, een fabriek van grondstoffen voor de email- en glasindustrie, die vóór 1899 werd opgericht, evenals de gebouwen van de Visserie Belge, een fabriek van schroeven en klinknagels die zich aldaar in 1867 vestigde en tot in 1978 actief bleef.

In 1856 werd de straat doorkruist, via een spoorwegbrug, door de nieuwe spoorlijn Dender-en-Waas die Brussel met Gent verbond. Dit kunstwerk werd rond 1900 vervangen door een nieuwe brug – waarvan nog overblijfselen bestaan – die op haar beurt door de huidige brug werd vervangen in 1942-1946 (zie notitie).

Achter deze spoorlijn, op een uitgestrekt terrein dat in het westen werd begrensd door de loop van de Zenne en in het oosten door de lijn Brussel-Mechelen, bevond zich tot rond 1960 de Gasfabriek van de Stad Brussel. Het terrein was in 1874 aangekocht door de Stad en het complex werd in 1874-1875 gebouwd, naar plannen van de ingenieur-directeur van de Gasregie, L. Somzée. Het complex, dat bestond uit hallen, talrijke ovens en gasmeters die door treinsporen met het spoornet waren verbonden, werd geleidelijk noordwaarts uitgebreid en gemoderniseerd tijdens het interbellum. Om de gezinnen van de talrijke arbeiders van de fabriek te huisvesten, werd een blinde steeg aangelegd haaks op de kaai, op terreinen die in 1879 in het noorden van de site waren gekocht. Ze kreeg de naam Walravensstraat, naar de toenmalige Brusselse schepen van de Regie. De uit twee huizenrijen bestaande Walravenswijk werd in 1881 ontworpen door stadsarchitect Victor Jamaer en in 1882-1883 gebouwd. Het industrieel complex werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd en de wijk werd vernield. Eind 1954, nadat de Stad de gasproductie had stopgezet, werd de fabriek buiten gebruik gesteld en herleid tot een gasmeetstation. Vanaf de jaren 1970 vestigden zich in het zuiden van de site de Vroegmarkt (Mabru) en de Groothandelsmarkt, terwijl in het noorden het Centre Européen d’Importation des Fruits et Légumes kwam.

Ten zuiden van de Walravensstraat, aan de kaaizijde, vestigden zich in 1922-1923 nog twee andere bedrijven: de Entrepôts Frigorifiques de l’Etat, ontworpen door architect A. Demol en bestemd voor de productie van koude lucht voor het bewaren van voedingswaren, en de Chantier Houiller Vandevelde & De Boe, die werd gebouwd op de plaats van een oude fabriek van chemische producten. Net ten zuiden van de gasfabriek had zich vóór de Tweede Wereldoorlog een gemeentelijke sportclub gevestigd (nr.20). Toen die een watersportclub was geworden, werd hij uitgerust met lokalen die in 1958-1959 werden ontworpen door architect Paul-Emile Vincent (Groupe N.A.), thans volledig verbouwd.

Tot slot bevonden zich, ten zuiden van de Lambermontlaan, de Godinfabrieken (zie nr.155-157, 158), die in 1858 werden gevestigd in de oude gebouwen van de indiennefabriek Story-Waes (1829) en nadien herhaaldelijk werden uitgebreid en in 1887 aangevuld met een familistère. De fabriek zette haar activiteiten stop in 1960 en de laatste bewoners verlieten de familistère in 1971. Met uitzondering van de familistère, van de overblijfselen van de aanhorigheden en van het gebouw uit 1829, werd het complex in 2015-2016 gesloopt om plaats te maken voor het shoppingcenter Docks Bruxsel (Art&Build Architect).

Bronnen

Archieven
SAB/AR straten, doos 20-24, cote 23, nr.17 (21.12.1932).
SAB/PP 3340-3345 (1876-1882).
SAB/OW 65478 (1933), 65479 (1934); 16: 84518 (1967); 20: 97230 (1958-1959).

Publicaties en studies
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiches 17, 18, 19, 21, 22, 80.
HUBERTY, C., VALENTE SOARES, P., De Brusselse kanalen, Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, 1998. 42, 44-45 (Brussel Stad van Kunst en Geschiedenis, 25).
MOTQUIN, L., SCHAUT, Ch., Bruxelles, d’un canal à l’autre, CFC-Editions, Brussel, 1991, p. 27.

Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Usines (quai des)”, 1885, 1899, 1924, 1939.
“Bruxelles: un canal, des usines et des hommes”, Les Cahiers de la Fonderie, 1, 1986, pp.125-127, 159-164, 223.
DE RAEDT, P., “Laken en de elektriciteitsvoorziening van de stad Brussel. Deel 1 - Van de aanvang tot omstreeks 1905”, Laca Tijdingen, jaargang 24, 1, januari-maart 2013, pp. 19-25.
DE RAEDT, P., “Laken en de elektriciteitsvoorziening van de stad Brussel. Deel 2 - Van omstreeks 1905 tot op heden”, Laca Tijdingen, jaargang 24, 4, oktober-december 2013, pp.10-19.
ROMAN, C., “Cent cinquante ans d’éclairage au gaz à Brussel”, Les Cahiers bruxellois. Revue d’histoire urbaine, dl. XXI, 1976, pp. 96-146.
VAN DER ELST, W., “De gasfabriek van de Stad Brussel”, Laca Tijdingen, jaargang 19, 2, december 2007-februari 2008, pp. 29-40.