Typologie(ën)
villa
Ontwerper(s)
L. SERRURE – architect – 1909
Eugène LEMAN – architect – 1910
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2017
id
Urban : 36047
Beschrijving
Villa in eclectischeVeel voorkomende stijl (ca. 1850-1914) die inspiratie put uit verschillende architectuurstijlen uit het verleden. Komt door de combinatie van enerzijds verschillende stijlelementen en anderzijds nieuwe technieken en materialen tot een unieke eigentijdse creatie.
stijl en bijgebouw in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk., respectievelijk ontworpen door de architecten
L. Serrure
in 1909 en Eugène Leman en 1922. De villa werd bekroond in de gevelwedstrijd die de gemeente in 1910
organiseerde.
De woning, met vier gevels en twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en dakterras, is gelegen op een terrein dat de hoek vormt tussen de Emile Bockstaellaan en de toenmalige buurtweg nr. 71. In 1922 was het huis eigendom van beeldhouwer Ernest Salu II, die aan de laan een garage en een omheiningsmuur met een getraliede ingang liet bouwen (n.o.v. architect Eugène Leman). In 1925 liet een nieuwe eigenaar de hoofdgevel verbouwen, inclusief de ingang. In 1939 werd een toegang met hek geplaatst aan het uiteinde van het terrein aan de Sint-Albaansbergstraat. In 1951 werd de villa aan de rechter zijgevel uitgebreid met een groot volume (n.o.v. architect H. F. Draye). Tot slot werd in 1979 een bijgebouw tegen de achtergevel aangebouwd.
Villa met gevels in oranjekleurige baksteen met elementen in Euville-, Savonnières- en hardsteen. Onderbouw met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen..
Links op de hoofdgevel, voorbouw van twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die door een kleine hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. worden verbonden. Serliana op de verdieping van de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel.. Smalle traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de hoofdingang, achter een trap die oorspronkelijk schuin was. Rechts, traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bekroond door een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., achter een trapezoïdale voorbouw van één bouwlaag bekroond door een terras. Deze voorbouw, die de salon verlicht, was oorspronkelijk centraal opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. achter een trap, terwijl het terras door een houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. werd afgeboord. In 1925 werd vóór de voorbouw een terras aangelegd dat toegankelijk was via een nieuwe, rechte trap in de aslijn van de ingang. De trap en de terrassen werden met balustradesHekwerk van spijlen of balusters. afgesloten. Op de verdiepingen, rechtertravee met decoratieve arcaturen. De geveltop, met anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief., moest volgens het oorspronkelijke plan worden voorzien van een pittoreskeCottagestijl (eind 19e tot midden 20e eeuw): Verwijst naar de Engelse ‘cottage’ en is aldus geinspireerd op landelijke architectuur. Gekenmerkt door het decoratief aanwenden van hout in puntgevels, balkons, loggia’s, enz. Pittoreske vormgeving en volumewerking vaak benadrukt in het dakenspel. dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). (nooit uitgevoerd).
Rechts, volume toegevoegd in 1951, met twee bouwlagen en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Gevel in oranjekleurige baksteen versierd met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. Onderbouw met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van hardsteen, opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een garagepoort. Drielichten in de bovenste bouwlagen.
De blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. linker zijgevel is bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen..
Op de achtergevel, hoge schoorsteen aan de linkerkant. Rechts, overdekt terras, oorspronkelijk in hout, thans een bijgebouw uit 1979.
Kroonlijst op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard.
Aan de laan, garage en bakstenen omheiningsmuur versierd met hardsteen. Garage van één bouwlaag onder een dakterras met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een steekboogvormige ingang tussen neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel.. Rechts, omheiningsmuur met een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. die gedeeltelijk in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. is uitgevoerd. Ingang, tussen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.. Cartouche met het opschrift “ROSE HILL” rechts van de ingang. Volgens het oorspronkelijke plan moest het gedeelte van de muur langs de laan door smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk worden bekroond. De ingang leidt naar een trap die langs de garage loopt en die met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. zou worden afgeboord.
Aan de Sint-Albaansbergstraat, ingang uit 1951.
De woning, met vier gevels en twee bouwlagen onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en dakterras, is gelegen op een terrein dat de hoek vormt tussen de Emile Bockstaellaan en de toenmalige buurtweg nr. 71. In 1922 was het huis eigendom van beeldhouwer Ernest Salu II, die aan de laan een garage en een omheiningsmuur met een getraliede ingang liet bouwen (n.o.v. architect Eugène Leman). In 1925 liet een nieuwe eigenaar de hoofdgevel verbouwen, inclusief de ingang. In 1939 werd een toegang met hek geplaatst aan het uiteinde van het terrein aan de Sint-Albaansbergstraat. In 1951 werd de villa aan de rechter zijgevel uitgebreid met een groot volume (n.o.v. architect H. F. Draye). Tot slot werd in 1979 een bijgebouw tegen de achtergevel aangebouwd.
Villa met gevels in oranjekleurige baksteen met elementen in Euville-, Savonnières- en hardsteen. Onderbouw met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen..
Links op de hoofdgevel, voorbouw van twee ongelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die door een kleine hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw. worden verbonden. Serliana op de verdieping van de hoofdtraveeBredere en rijker uitgewerkte travee, meestal van een huis met asymmetrische compositie; vaak in risaliet en onder bekronende topgevel.. Smalle traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de hoofdingang, achter een trap die oorspronkelijk schuin was. Rechts, traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bekroond door een puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is., achter een trapezoïdale voorbouw van één bouwlaag bekroond door een terras. Deze voorbouw, die de salon verlicht, was oorspronkelijk centraal opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een glasdeurDeur waarvan het grootste deel uit glas bestaat. achter een trap, terwijl het terras door een houten borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. werd afgeboord. In 1925 werd vóór de voorbouw een terras aangelegd dat toegankelijk was via een nieuwe, rechte trap in de aslijn van de ingang. De trap en de terrassen werden met balustradesHekwerk van spijlen of balusters. afgesloten. Op de verdiepingen, rechtertravee met decoratieve arcaturen. De geveltop, met anker(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief., moest volgens het oorspronkelijke plan worden voorzien van een pittoreskeCottagestijl (eind 19e tot midden 20e eeuw): Verwijst naar de Engelse ‘cottage’ en is aldus geinspireerd op landelijke architectuur. Gekenmerkt door het decoratief aanwenden van hout in puntgevels, balkons, loggia’s, enz. Pittoreske vormgeving en volumewerking vaak benadrukt in het dakenspel. dakstoelMeestal driehoekig samenstel van dragende onderdelen van een kap, in één vlak, haaks op het dakvlak en veelal opgebouwd uit één of meerdere elementen op elkaar (kapgebinten). (nooit uitgevoerd).
Rechts, volume toegevoegd in 1951, met twee bouwlagen en één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Gevel in oranjekleurige baksteen versierd met similiBepleistering ter imitatie van natuursteen.. Onderbouw met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. van hardsteen, opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een garagepoort. Drielichten in de bovenste bouwlagen.
De blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. linker zijgevel is bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen..
Op de achtergevel, hoge schoorsteen aan de linkerkant. Rechts, overdekt terras, oorspronkelijk in hout, thans een bijgebouw uit 1979.
Kroonlijst op korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... bewaard.
Aan de laan, garage en bakstenen omheiningsmuur versierd met hardsteen. Garage van één bouwlaag onder een dakterras met balustradeHekwerk van spijlen of balusters., opengewerktOpengewerkt, voorzien van een stelsel van kleine, decoratieve openingen. met een steekboogvormige ingang tussen neggenAfwisselende opeenvolging van lange en korte zijden van natuurstenen hoekblokken of neggen (geprofileerd) in een bakstenen gevel.. Rechts, omheiningsmuur met een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen. die gedeeltelijk in breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. is uitgevoerd. Ingang, tussen pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…), met smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk met volutenSpiraalvormig ornament; meestal gebruikt als aanzetstuk van topgevels, bij deur- en vensteromlijstingen of als steunbeer.. Cartouche met het opschrift “ROSE HILL” rechts van de ingang. Volgens het oorspronkelijke plan moest het gedeelte van de muur langs de laan door smeedijzerenTaai, ‘kneedbaar’ ijzer dat ambachtelijk wordt ‘gesmeed’ (gehamerd bij hoge temperatuur) tot decoratieve bouwonderdelen als tuinhekken, borstweringen… traliewerk worden bekroond. De ingang leidt naar een trap die langs de garage loopt en die met breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. zou worden afgeboord.
Aan de Sint-Albaansbergstraat, ingang uit 1951.
Bronnen
Archieven
SAB/IP II 684 (1903-1915).
SAB/OW Laken 6111 (1909), 42312 (1922), 51965 (1925), 51565 (1939), 61319 (1951), 86810 (1979).