Typologie(ën)
Ontwerper(s)
René AJOUX – architect – 1953
François DE BOND – architect – 1953
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Bioscoopzalen (1993)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Voormalige
modernistische bioscoop, n.o.v. architecten René Ajoux en François de Bond,
1953.
Geschiedenis
In 1913 liet weduwe Dierickx,
de eigenares van een café op nr.102, aan de achterzijde van het gebouw een
“zaal voor cinematografische voorstellingen” bouwen die de naam Cinéma Odéon kreeg. Tijdens W.O. I lieten de
nieuwe eigenaars de bioscoop uitbreiden op het aanpalende perceel
(nr.100). Het plan, dat in 1916 door architect Z. Juniet werd ontworpen, behelsde
een grote zaal in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk. met galerijen op twee niveaus. In 1930
lieten dezelfde exploitanten de bioscoop verbouwen door architect Gaston Ide. Die wijzigde
het interieur en maakte de benedenverdiepingen van de twee oude huizen volledig
open. Zo ontstond een grote muuropening met art-decobelijning. In 1947 werd
de bioscoop, die toen de naam Rio kreeg,
voorzien van een nieuwe markies1. Beglaasde metalen of houten afdak; 2. Opvouwbaar zonnescherm boven raam of deur. . In 1953 werd het gebouw naar de plannen van de
architecten René Ajoux en François de Bond heropgebouwd volgens de modernistische
esthetiek en vergroot dankzij de aanhechting van een achterliggend perceel. De nieuwe
bioscoop werd het jaar daarop ingehuldigd. In 1975 sloot de bioscoop zijn
deuren en werd de benedenverdieping een handelspand. De bewaarde delen van het oude
gebouw werden op 17.06.2010 beschermd.
Beschrijving
Opstand aan straatzijde van vier
bouwlagen onder plat dak, en achteraan een zaal met dezelfde hoogte, onder een
zadeldak met schild.
Gevel
Symmetrische opstand van vier
bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Fijne omlijsting in blauw
Labrador-marmer. Eerste twee bouwlagen onder een gebogen luifel
in gewapend beton, met geplafonneerde onderzijde en een rand in “duralumin”. Zijpilasters
oorspronkelijk bekleed met Lunel-marmer, thans met hout. Op de benedenverdieping, deur
naar de verdiepingen en twee etalages rond een brede toegang; dit geheel
verving een cirkelboog van glazen deuren die door een centrale kassa werd
doorbroken. Op de blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. werden de affiches opgehangen. Verdiepingen
bekleed met tegels van blauwe zandsteen; bow-windowErker (afk. Engels, van bow: buiging, en window: venster) die door haar gebogen vorm integrerend deel uitmaakt van de gevel en de achterliggende ruimte. over twee bouwlagen die elk
zijn opengewerkt met een vensterregisterDoorlopende horizontale aaneenschakeling van vensters. met monelenStenen vensterstijl. bekleed met witte tegels. Dorpels en
kroonlijst in witsteen. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met variërende breedte versterken
het gebogen effect. Metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met één tot drie verdelingen,
versierd met loodstrips met geel, groen en mauve glas. Aan weerszijden van de
bow-window, houten vlaggenmast gevat in dubbele betonnen ringen. Vloer
afgeboord met Labrador-marmer, lichtjes verhoogd ten opzichte van het trottoir.
Interieur
Zaal met groot balkon in gewapend beton. Rustend op een houten en stalen geraamte, verlaagd plafond met steengasbepleistering, behandeld als ruimtelijk gewelf dat in een boogConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. neerdaalt boven het scherm. Boven het balkon, luchtopeningen in de vorm van druppels. Een lichtgordijn aan beide zijden van de zaal schept een golfeffect tot aan het scherm, waar het neerkomt in een hollijst. Decoratie van stuc en lambriseringWandbetimmering, meestal bestaande uit paneelwerk, aangebracht tegen een binnenmuur (vaak het onderste gedeelte ervan); later ook in marmer, stucwerk, …. Acht wandlampen in de vorm van een borstelige hoorn.
Bronnen
Archieven
SAB/OW Laken 1001 (1913), Laken PV Reg. 167 (06.10.1916), Laken PV Reg. 169 (15.03.1918), Laken 5303 (1920), 37459 (1930), 58208 (1947), 63243 (1952-1953), 77145 (1962), 85353 (1975).
Publicaties en studies
VAUTHIER, E., Cinéma Rio. Laken – Bruxelles, Architecte: René Ajoux et François de Bond – 1954. Analyse patrimoniale en vue de l’introduction d’une procédure de classement comme monument, 2005.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Marie-Christine (rue)”, 1914, 1935, 1939, 1946-1947.