Onderzoek en redactie

2016-2017

 

Bekijk de weerhouden gebouwenDe Albert de Meyerstraat is een korte straat die de rotonde van de Charles Demeerstraat verbindt met de Odon Warlandlaan, waarvan ze verlenging op grondgebied Jette vormt, en ook met de Pannenhuisstraat, die schrijlings op de gemeentegrens ligt. Op de hoek met laatstgenoemde straat, aan onpare zijde, vormt de weg een brede afgeschuind vlak.

De straat werd aangelegd krachtens het K.B. van 27.07.1898 en kreeg haar naam in 1907, als eerbetoon aan Albert De Meyer (1844-1907), onderdirecteur bij het ministerie van Financiën en secretaris van de Crèche Clémentine in de Molenbeekstraat.

Vóór de Eerste Wereldoorlog verrezen slechts enkele gebouwen aan de onpare zijde van de straat, zoals nr. 7 en 21, ontworpen in eclectische stijl in 1911-1912 (zie deze nummers). De overige gebouwen werden in de jaren 1930 gebouwd, overwegend eengezinswoningen of opbrengsthuizen met invloed van de Beaux-Artsstijl, zoals nr. 17 (n.o.v. architect Edo. Draps, 1933) of in art-decostijl, zoals nr. 15 (n.o.v. architect H. Leblicq, 1931).

Het huizenblok aan pare zijde, afgebakend door de Pannenhuisstraat, het Maurice De Moorplein en de Maurice De Moorstraat, werd ingenomen door verscheidene industriële gebouwen die door een verbindingsspoor rechtstreeks op de spoorweg waren aangesloten: een fabriek voor het steriliseren van boter en margarine uit ca. 1900, en later de Compagnie Générale des Asphaltes op de hoek met de Maurice De Moorstraat en de Établissements D’Haeseleer (faience, glaswerk, porselein) op de hoek met de Pannenhuisstraat. Die laatste onderneming liet aan pare zijde twee huizen ontwerpen door architect Van Meir: nr. 14 (1925) en 16 (1931).

Bronnen

Archieven
SAB/AR rues, doos 54-63, cote 63, nr. 3 (13.03.1907).
SAB/PP 3374 (ca. 1900).
SAB/OW 49192 (1925), 65418 (1926); 14: 49192 (1925); 15: 41039 (1931); 16: 39092 (1931); 17: 41912 (1933).

Publicaties en studies
VAN KRIEKINGE, D., Essai de toponymie laekenoise, Laken, 1995, s. p.
 
VAN NIEUWENHUYSEN, P., Toponymie van Laken (doctoraatsverhandeling in de Germaanse Filologie), UCL, Louvain-la-Neuve, 1998, p. 519.