Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1878
Hector GÉRARD – architect, landmeter / meetkundig schatter – 1905-1907
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - plaats van herinnering van een gemeenschap, van een sociale groep (bijvoorbeeld: potale in Sainte-Agathe, het kerkplein in Berhem-Sainte-Agathe, Vieux Tilleuls de Boendael in Elsene) - een plaats met volkssymboliek (b.v. Café La Fleur en Papier Doré in de Alexiensstraat) - een plaats waar een wijk gegroepeerd of gestructureerd is (bv. de Fer à Cheval-gebouwen in de Floréal-woonwijk).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Op 02.10.1905 opende het Institut Notre-Dame de Cureghem, dat van de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekte Ontvangenis afhing, zijn deuren. Deze instelling voor middelbaar onderwijs voor jongens werd gevestigd in een herenhuis in neoclassicistische stijl dat in 1878 was ontworpen. De achtergebouwen – bureau, stalling en magazijn – werden vervangen door een klasgebouw met drie bouwlagen, loodrecht op de straat en aan die kant geflankeerd door een laag volume gebruikt als refter, het geheel in juli 1905 ontworpen door architect Hector Gérard. Achteraan, driehoekige binnenplaats die het midden van het huizenblok innam. In juni 1907 ontwierp dezelfde architect een uitbreiding van het klasgebouw, loodrecht inspringend en aangevuld met een driehoekig trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., rond een speelplaats met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. en met een kapel op de eerste verdieping. In datzelfde jaar ontwierp dezelfde Gérard een mansardedak voor het gebouw aan straatzijde; de tweede verdieping en de mansardes bevatten kamers. In 1912 werd een internaat geopend. Geleidelijk breidde het instituut zich uit middels de aankoop van de aangrenzende huizen, waaronder nr. 62, 64 en 68, en nadien nr. 58 en 60 (1948).
Op de achterzijde van het perceel op nr. 68 – een huis in neoclassicistische stijl dat van voor 1881 dateerde – werd in 1922 een volume met een feestzaal gebouwd, dat een jaar later werd verhoogd met een grote kapel en een slaapzaal met 30 bedden. Ter gelegenheid van de 25e verjaardag van de school, in 1930, werd aan de achterzijde van de binnenplaats een volume met invloed van de art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. ontworpen. In 1954 breidde de instelling uit tot nr. 151-157 Brogniezstraat, in de voormalige Usine de Ravitaillement Colonial (Ravico). Die bestond uit een huis en een industrieel gebouw, die in 1969 grondig werden verbouwd (n.o.v. architect F. Buelens). In 1955 werden de vensters op de benedenverdieping op nr. 68, die een refter verlichtten, omgebouwd tot deuren, uitgevend op een hal (n.o.v. architect Maurice De Maet) die toegang gaf tot de feestzaal, die in de jaren 1920 werd verbouwd tot bioscoop, de Excelsior. In 1957 verhoogde de architect de verschillende gebouwen gelegen achter nr. 66 en 68 en bracht hij ze samen onder eenzelfde dak. Na 1969 werd de bioscoopzaal opnieuw een gewone feestzaal. In 1976 werd de kapel tot turnzaal getransformeerd. Tussen 1978 en 1984 werden zeven huizen (nr. 52 tot 64) gesloopt en vervangen door een nieuw schoolgebouw in baksteen (n.o.v. architect Emile Verhaegen).
Beschrijving
Op nr. 66, opstand van drie bouwlagen onder een mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken. uit 1907, en vier gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), symmetrisch op de verdiepingen. Hardstenen benedenverdieping met verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren.. Verdiepingen in witsteen versierd met hardsteen. Inrijpoort onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. op de eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), smalle toegangsdeur op de tweede. Op de verdiepingen, middentraveeën in risalietRisaliet (Italiaans, van risalto: uitstekend deel), vooruitspringend volume van een gevel dat over de hele hoogte doorloopt en soms hoger is; naar gelang de positie worden er midden-, zij- en hoekrisalieten onderscheiden., met doorlopende balkons met gebuikteMet een buik staand; welvend oppervlak dat een ongelijkmatige boogwerking vertoont. gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Drie houten dakkapellen met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening.. Kroonlijst en toegangsdeur bewaard.
Interieur. Oorspronkelijke inrichting, in eclectische stijl met invloed van de Lodewijk XVI-stijl: smal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., vertrekken op de twee verdiepingen met marmeren schoorsteen en gestucte plafonds.
Op nr. 68, opstand met symmetrische compositie. Balkon en Frans balkonBorstwering tussen de dagkanten van een naar binnen openslaand venster dat tot de vloer doorloopt. met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., op de eerste verdieping verwijderd in 1954 toen de muuropeningen van de benedenverdieping door drie deuren werden vervangen. Oorspronkelijke kroonlijst.
Interieur. Decors analoog aan die op nr. 66, maar eenvoudiger in het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. en de vertrekken op de eerste verdieping.
Van de uitbreiding van het klasgebouw uit 1907 zijn de vier arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. van de benedenverdieping bewaard en in nieuw metselwerk ingewerkt. Ze zijn korfboogvormig en rusten op hardstenen zuilen met Toscaans kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen.. In de klaslokalen zijn de vloerbetegeling en de estrade oorspronkelijk. De betonnen trappen uit de jaren 1930 zijn opnieuw bekleed met granito en voorzien van sobere metalen leuningen: een trap met driehoekige plattegrond in de zuidelijke speelplaats, in de zuidwestelijke hoek van het complex, een tweede trap in het midden van de vleugel uit 1905, ter vervanging van de oorspronkelijke houten trap.
Achteraan op nr. 68, toegankelijk via een houten trap in eclectische stijl met een complexe vorm, kapel uit 1923 (vandaag turnzaal), aan de westkant verlicht door twee venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. die vroeger met glas-in-loodramen waren versierd. Een bewaard gebleven tribune is toegankelijk via een eikenhouten trap uit de jaren 1930, in art-decostijl. In de feestzaal zijn de zetels uit de jaren 1950-1960 bewaard.
Volume uit 1930 met structuur van gewapend beton, gevormd door een speelplaats met arcadesEén of meerdere bogen, steunend op zuilen of pijlers; kan ook blind zijn. waarin zich de sanitaire ruimten bevinden, en een verdieping met twee klaslokalen, vanuit de speelplaats toegankelijk via een open trapdeel. Symmetrische opstand van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Arcades met geometrische pijlers1. Muurstut zonder entasis (kromming), mogelijk met basis en kapiteel; - 2. Massief gemetseld of betonnen steunelement met gewoonlijk rechthoekige doorsnede (vb. bruggepijler,…) en bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden., met uitsprongen. Gecementeerde verdieping met drie paren steekboogvensters, gescandeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. op een brede uitkraging; de bredere centrale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. worden bekroond door een gewelfd fronton met daarop, in cement, de jaartallen “1905” en “1930”, en het opschrift “AVE MARIA”. Centrale sokkel in lampetvorm, vroeger met Mariabeeld. Raamwerk vervangen.
Aan de Brogniezstraat ligt langs de dwarsgelegen vleugel nog altijd een grote speelplaats met metalen gebinte.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 1573 (04.07.1878), 10531 (20.10.1905), 11493 (01.10.1907), 11503 (08.10.1907), 36936 (01.02.1955), 38637 (18.02.1958), 45316 (05.09.1978), 45768 (16.03.1982); Brogniezstraat 151-157: 43567 (16.01.1969).
Archief van het Institut Notre-Dame.
Publicaties en studies
Institut Notre-Dame. Cureghem. 1905-1930, S.A. de Rotogravure d’Art, [1930].
Un siècle à Cureghem, 75 ans d’une Ecole. 1905-1980 (tentoonstelling van 29.11 tot 06.12.1980), Institut Notre-Dame, 1980.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “De Fiennes (rue)”, 1969.
“Le 75e Anniversaire de l’Institut Notre-Dame, à Cureghem”, Publi Magazine, 35, 03.10.1980.
“1905-Au service de Cureghem-1980. Institut Notre-Dame. 75ème Anniversaire”, Publi Magazine, 36-37, 10 en 17.10.1980.