Onderzoek en redactie
Bekijk de weerhouden gebouwenDe Haachtsesteenweg is een lange verkeersader die Brussel verbindt met Haacht via de gemeenten Sint-Joost-ten-Node, Schaarbeek, Evere, Diegem en Machelen. Op grondgebied Schaarbeek begint hij ter hoogte van de Overvloedstraat, en hij eindigt ter hoogte van de Lindestraat; hij doorkruist de hele gemeente. Onder de talrijke verkeerswegen die er beginnen of die hem kruisen, vermelden we vooral de Rogierlaan, de Louis Bertrand en de Voltairelaan. De steenweg overbrugt de ringspoorlijn, ter hoogte van de Algemeen Stemrechtlaan, voordat hij onder de brug van de Lambermontlaan loopt.
De eeuwenoude Haachtsesteenweg vormt een oude handelsroute tussen Brussel en de naburige steden. Verscheidene overblijfselen uit de Romeinse tijd, waaronder twee graven met hun meubilair (bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis), ontdekt in 1861 ter hoogte van nr. 251 tot 261, getuigen van het feit dat de steenweg al tijdens de oudheid een zekere menselijke activiteit kende.
Hij werd in 1459 bestraat en komt al voor op het plan getekend door Jacob van Deventer tussen 1550 en 1565, als enige weg tussen het centrum van Brussel en het dorp Schaarbeek, volgens een tracé dat het huidige benadert. Toen al begon de oude Teniersstraat er (de huidige Louis Bertrandlaan), net als de Jeruzalemstraat. Het kruispunt met die straat, de Voorde genaamd, was de tweede woonkern van het dorp, na die gevormd door de oude Sint-Servaaskerk. De plaats, die door het wed van de Maalbeek werd doorkruist, trok ambachtslieden en kooplieden aan en vormde het economische hart van de gemeente. In 1737 werd de weg naar Haacht als steenweg aangelegd.
Tijdens de 19e eeuw werd de Haachtsesteenweg belangrijker toen hij tot Haacht werd doorgetrokken. De nieuwe rooilijnen van het gedeelte van de weg daterend van vóór het oude tracé van de spoorlijn (de huidige Voltairelaan) werden vastgelegd door de Koninklijke Besluiten van 17.12.1866 en 03.01.1868, en ze hadden als doel de steenweg recht te trekken veeleer dan hem te verbreden. Om te hoge onteigeningskosten te vermijden, koos de gemeenteraad voor de uitvoering van deze besluiten in opeenvolgende straatdelen, afhankelijk van de nieuwe bouwaanvragen. De kosten voor de werken moesten toen door de eigenaars zelf worden gedragen. Bij K.B. van 11.02.1880 werd het tracé van de steenweg tot aan de gemeentegrens vastgelegd; het werd tegelijkertijd tot veertien meter verbreed om het drukke verkeer aan te kunnen. Deze zone was toen nog nauwelijks verstedelijkt, zodoende de beslissing bijna geen kosten met zich meebracht, en werd slechts toegepast naarmate nieuwe gebouwen werden opgetrokken. Het nadeel van deze methode was echter dat ze het niet noodzakelijk maakte oude gebouwen snel door nieuwe te vervangen. Zo zien we nog verscheidene gebouwen buiten de rooilijn op een plan uit 1913, vooral in het gedeelte daterend van vóór het spoorwegtracé.
Begin 20e eeuw onderging de steenweg nog verscheidene ingrijpende wijzigingen. In 1903 werd beslist tot de bouw van de brug van de Lambermontlaan (zie notitie) over de steenweg, een project dat in 1907 werd voltooid. De aanleg van het Poggeplein, ter hoogte van de Ernest Laudestraat waar de steenweg breder werd, werd toegestaan bij K.B. van 25.07.1904. In de jaren 1910 noodzaakten de verplaatsing van de spoorlijn oostwaarts en de aanleg van de Ernest Renanlaan verscheidene onteigeningen langs de steenweg. De definitieve rooilijn ervan zou nooit volledig worden voltooid, zoals blijkt uit nr. 369-371, 375, 377 en 379 (eind 18e eeuw), overblijfselen van de oude dorpskern (zie deze nummers), in tegenstelling tot nr. 365, 367 en 373, die volgens de rooilijn werden herbouwd.
De weg, die vroeger de Steenweg van Brussel naar Kampenhout werd genoemd, of de Weg naar Diegem, werd ca. 1840 vermeld onder de naam Weg naar Haacht en Haachtsesteenweg in 1858.
Tijdens de middeleeuwen was de steenweg vooral bebouwd op het kruispunt met de Jeruzalemstraat, en tot de 18e eeuw bleef deze plaats de enige bebouwde kern van de weg. Pas begin 19e eeuw nam de verstedelijking echt een aanvang, vanaf de grens met Sint-Joost-ten-Node. Het ging om burgerhuizen en herenhuizen in neoclassicistische stijl, sommige met een werkplaats of magazijn achteraan. Daaronder vermelden we, uit het eerste derde van de 19e eeuw, nr. 87, 93-95, 97, en het voormalige herenhuis op nr. 173. Er werden ook woningen gelegen in een tuin langs de steenweg gebouwd, zoals het huidige Huis der Kunsten (zie nr. 147) en het huidige Centre Scolaire Sainte-Marie la Sagesse (zie nr. 164-166). In de tweede helft van de 19e eeuw werd de bebouwing compacter, nog altijd in neoclassicistische stijl, zoals de huizenrij van nr. 298-300 tot 316-318, nr. 308-310 tot 316-318 ontworpen in 1885 voor rekening van aannemer Léon Doperé. Die liet ook het jaar daarop nr. 331 tot 335 bouwen, die met nr. 339, 341, 343 en 345 (zie dit nummer) een andere homogene huizenrij vormen. Vermelden we nog nr. 155-157 (tussen 1840 en 1858), 127 (ca. 1850), rond 1870 voorzien van een werkplaats achteraan, 161-163 (tussen 1858 en 1870), 295 (tussen 1858 en 1876), 297 – 112 de Lochtstraat, en 299-301 (tussen 1876 en 1894). Sommige neoclassicistische gevels werden later herbekleed, zoals op nr. 363 (zie dit nummer), een huis uit de laten jaren 1830 dat in 1940 met grote keramiekpanelen werd herbekleed voor Brouwerij Wielemans.
Geleidelijk werd de steenweg aangevuld met een eclectische bebouwing, zoals op nr. 354-356 (ca. 1905), nr. 384, met art-nouveau-accenten, dat architect Gustave Strauven in 1908 voor eigen rekening bouwde, en de huizenrij op nr. 412-414 (ca. 1910), 416-418 (ca. 1910), 420 (1908), 422-424 (zie dit nummer), 430-432 (ca. 1910), 434 (1908), 436 (n.o.v. architect Frans Hemelsoet, 1908), 438 (ca. 1910) en 442-444 (ca. 1908). Vermelden we ook Huis Autrique, de eerste art-nouveauwoning ontworpen door architect Victor Horta, in 1893 (zie nr. 266).
Het gedeelte van de steenweg voorbij de Jeruzalemstraat werd pas later verstedelijkt, met een mengeling van bescheiden huizen met neoclassicistische inslag eind 19e eeuw, zoals nr. 505 tot 515, eclectische woningen van rond 1910, zoals nr. 548-550, en gebouwen in Beaux-Artsstijl, zoals nr.547 (ca. 1925).
Sinds 1870 loopt op een groot deel van de Haachtsesteenweg een tramlijn, de eerste van Brussel, tussen het Terkamerenbos en Schaarbeek. In 1874 werd op de hoek met de Rubensstraat (zie nr. 327) een tramremise gevestigd. Vermelden we in deze context het tramhokje in eclectische stijl op het Sint-Servaasvoorplein, een van de zeven oudste bewaard in de hoofdstad, gebouwd tussen 1905 en 1915. Het voorplein ligt voor de gelijknamige kerk, gebouwd in 1876 tegenover de Louis Bertrandlaan ter vervanging van die van het oude dorp (zie notitie). Langs de Haachtsesteenweg bevonden zich ook enkele bioscopen: de Rose Blanche op nr. 381, in 1934 gewijzigd in bioscoop Nova; bioscoop Familia, geopend in 1932 binnen het Centre Scolaire Sainte-Marie La Sagesse (zie nr. 164-166); en L'Élite op nr. 296 (n.o.v. architect Gui Rousseau, 1958). Alle drie hebben ze ondertussen hun deuren moeten sluiten. Tot slot vermelden we onder de verschillende schoolinstellingen langs de steenweg, het Lycée Emile Max, gevestigd in 1917 in verschillende herenhuizen (zie nr. 229-237), en het Atheneum Fernand Blum, ingehuldigd in 1932 (zie nr. 510-516).
De steenweg was ook de woonplaats van tal van kunstenaars, zoals Edouard Fiers, Eugène Verboekhoven, Charles-Auguste Fraikin en Alexandre Markelbach.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 296: 129-296; 308-310, 312, 314, 316-318: 129-308-318; 331, 335, 337: 129-339; 420: 129-416; 434: 129-434; 436: 129-436-438; 547: 129-547.
GAS/OW 129, 164, 177.
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1865, p. 41; 1866, pp. 95, 112; 1879, pp. 237, 238; 1903, pp. 1319-1320; 1904, p. 861; 1906, pp. 326-327.
Publicaties en studies
BERCKMANS, C., BERNARD, P., Bruxelles ‘50 ‘60. Architecture moderne au temps de l'Expo 58, Aparté, Brussel, 2007, p. 175.
BERTRAND, L., Schaerbeek depuis cinquante ans. 1860-1910, Librairie de l'Agence Dechenne, Brussel, 1912, pp. 32-33.
BIVER, I., Cinémas de Bruxelles: portraits et destins, Brussel, 2009.
DEWILDE, J., Edouard Fiers. 1822-1894, Stedelijke Musea, Ieper, 2005, p. 23.
CULOT, M. [o.l.v.], Schaerbeek. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 28.
FISCHER, F., Notice sur les grands travaux de Schaerbeek (Premier Congrès international et Exposition comparée des Villes), Brussel, Imprimerie Ferdinand Denis, 1913, p. 13 in: Bulletin communal de Schaerbeek, 1913, p. 438.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel. 16. Schaarbeek, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006, pp. 47-53, 67-68.
LA RÉTINE DE PLATEAU, Inventaire des salles de cinéma de la Région de Bruxelles-Capitale, s.l., 1993.
VANNIEUWENHUYZE, K., De wijkbioscopen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Typologische kenmerken van de Schaarbeekse interbellumbioscopen (Masterproef in de Architectuurwetenschappen), Artesis Hogeschool Antwerpen, 2011-2012.
VELGHE, B., “La Maison Autrique dans son environnement”, in: PEETERS, B., SCHUITEN, F., La Maison Autrique. Métamorphoses d'une maison Art Nouveau, Les Impressions Nouvelles, Brussel, 2004, pp. 37-40.
Kaarten / plannen
DE DEVENTER, J., Plan de Schaerbeek et de Saint-Josse-ten-Noode, 1550-1565.
Atlas des chemins vicinaux de Schaerbeek, begin jaren 1840.
POPP, P. C., Atlas du Royaume de Belgique, plan parcellaire de la commune de Schaerbeek, ca. 1858.
Plan de la commune de Schaerbeek 1870, Nationaal Geografisch Instituut.
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1894.
Plan de la commune de Schaerbeek 1899 (GAS/OW).