Onderzoek en redactie
Bekijk de weerhouden gebouwenDe Notelaarsstraat vormt de noordoostelijke grens van de wijk van de squares en ligt op de grens tussen Brussel en Schaarbeek. Alleen de onpare nummers bevinden zich op Brussel.
Ze loopt van de Leuvensesteenweg naar de grens van Etterbeek waar ze een kruispunt vormt met de Leysstraat, de Ridderschapslaan, de Gérardstraat en de Olmstraat. De drie laatstgenoemde straten bevinden zich geheel of gedeeltelijk op Etterbeek. De Notelaarsstraat loopt op het grondgebied van Schaarbeek langs twee pleinen, het Ardense Jagersplein en het Jamblinne de Meuxplein. Vervolgens loopt ze dwars door het Wappersplein. Ze is grotendeels rechtlijnig tot aan de Patriottenstraat en maakt daarna een lichte bocht.
Aangelegd op het tracé van een oude weg die Notelaer Straet werd genoemd. Voor de inlijving van het terrein in 1853 door de Stad Brussel voor de toekomstige Noord-Oostwijk, liep deze weg volledig op het grondgebied van Schaarbeek, parallel aan de grens met Sint-Joost-ten-Node.
Nadat Jozef II op 26.06.1784 een edict had afgekondigd (MALEVEZ, G., 1989, p. 226) dat de aanwezigheid van begraafplaatsen binnen de stad verbood, werd, niet ver van de Leuvensesteenweg een nieuw kerkhof langs deze oude weg aangelegd (zie Stedenbouwkundige inleiding). Het was oorspronkelijk beperkt tot een rechthoekig terrein, maar werd in de loop van de tijd almaar uitgebreid, tot het in de jaren 1860 grensde aan de Keizer Karelstraat.
De naam Notelaarsstraat werd toegekend bij collegebesluit van de Stad Brussel van 16.05.1865 (SAB/Repertorium van straatnamen). De weg was toen slechts tussen de Leuvensesteenweg en de ingang van het kerkhof bestraat met ‘afgedankte straatstenen' en verder niet bestraat (SAB/OW 29039). De noodzaak drong zich dus op om de straat te verbeteren en te verbreden, maar de onderhandelingen met Schaarbeek deden het dossier aanslepen.
Het door architect Gédéon Bordiau ontworpen rooilijnenplan voor de Noord-Oostwijk dat werd goedgekeurd bij K.B. van 20.12.187, voorzag in de rechttrekking van het tracé van de Notelaarsstraat. Daarvoor moest het kerkhof dat intussen te klein was geworden, afgeschaft worden. Vanaf 1877 werden er geen begrafenissen meer uitgevoerd, terwijl er een nieuw kerkhof werd geopend in Evere (SAB/OW 16520).
Het terrein van het kerkhof en van de nieuwe te bebouwen terreinen zou echter pas tussen 1890 en 1893 worden vrijgemaakt. In 1894 werd de Notelaarsstraat rechtgetrokken en, gezien ze meerder meters hoger lag dan de rest van het terrein, werd haar niveau verlaagd. Het laatste stuk van de weg tussen de Kortenberglaan en de Ridderschapslaan werd het jaar daarop aangelegd (SAB/OW 16520). Het gedeelte tussen de Knapzakstraat en Patriottenstraat dat nog bochtig was gebleven, werd pas in 1905 rechtgetrokken (SAB/OW 1876).
Het terrein tussen de Lutherstraat en Brabançonnestraat, ter hoogte van de hoofdingang van het kerkhof, werd voorbehouden voor de bouw van een loods voor lijkkoetsen van de gemeentelijke dienst voor begrafenissen. In 1882 was deze tijdelijk ondergebracht in het voormalige landgoed (Bulletin communal, 1882, t.I, p. 609), dat vlak naast het kerkhof lag (zie Keizer Karelstraat). Het nieuwe terrein had het voordeel dat het aan de rand lag van de Stad Brussel, in een toen nog dun bevolkte wijk, en langs de weg die de meeste lijkkoetsen naar het nieuwe kerkhof van Evere volgden.
De loods werd tussen 1893 en 1895 gebouwd, naar plannen van architect J. H. Waegeneer. De gebouwen sprongen in ten opzichte van de rooilijn om hinder zoveel mogelijk te beperken. In de Notelaarsstraat lag het hoofdgebouw met kantoor en woning van de beambte van de Stad, gevolgd door een groot koetshuis geflankeerd door twee kleinere. In het midden van een grote binnenplaats in het centrum van het terrein, stond een afzonderlijke droogkamer, die eveneens dienst deed als ontsmettingszaal voor gebruikte doeken. Aan de kant van de Troonsafstandsstraat bevond zich de woning van de stalknecht en een stal voor twintig paarden.
Het gebouw werd na de Tweede Wereldoorlog buiten gebruik gesteld en het geheel werd vervangen door een groot woningencomplex met de nr. 80-80a-80b in de Brabançonnelaan; dit werd in 1954 door de architecten Alexis Dumont en Paul Goolaerts ontworpen voor ‘Société anonyme des Habitations à Bon Marché de l'Agglomération bruxelloise'.
In de jaren 1860 besloot de ‘Administration des Hospices et Secours de la Ville de Bruxelles' een weeshuis te bouwen op de hoek van de Notelaarsstraat en de Kortenberglaan, ter vervanging van de instelling in de Zuidstraat in het centrum van de stad.
De eerste plannen, waarschijnlijk getekend door architect Vanderrit, werden in 1865 aan de Stad voorgelegd, maar voldeden niet omdat de gevel geen ‘monumentaal karakter' had. De kwestie kreeg nog meerdere wendingen en pas in januari 1869 werden de definitieve plannen door de gemeenteraad goedgekeurd. Het gebouw was in 1874 voltooid (DELIENS, P., 1982, p. 31). Het gebouw had een bijna vierkant grondplan en een binnenplaats en gevels van twee bouwlagen met neoclassicistische inslag; de voorgevel bevond zich in de Kortenberglaan. De rest van het terrein werd ingenomen door een tuin.
Voor 1899, toen de Patriottenstraat tot voorbij het Geuzenplein werd verlengd, vormde het terrein van het weeshuis een rechthoek aan de Notelaarsstraat en lag op gelijke afstand van de Knapzakstraat en Newtonstraat. Het nieuwe straatgedeelte van de Patriottenstraat slorpte ongeveer een derde van zijn oorspronkelijke oppervlakte op. In 1900 werd het terrein echter vergroot tot aan de Newtonstraat.
In de jaren 1970 raakte het in onbruik en in 1985 werd het weeshuis, dat intussen de naam Juliette Herman had gekregen, vervangen door een kantorencomplex ontworpen door de architecten De Smet et Whalley, met het nr. 211 van de Notelaarsstraat. In de Newtonstraat bevindt zich het Juliette Hermanpark dat deel uitmaakt van dit complex.
In de eerste helft van de jaren 1980 werden meerdere projecten voorgesteld om het weeshuis een nieuwe bestemming te geven of te vervangen. Eén daarvan was dat van architect C. Goelhen, die voorstelde om kantoren onder te brengen in het gebouw, of dat van het ministerie van Landsverdediging dat er een deel van de Koninklijke Militaire School, gelegen aan de andere kant van de Kortenberglaan (zie Renaissancelaan 27-33) wilde vestigen.
De Notelaarsstraat werd grotendeels tussen 1899 en 1907 bebouwd met huizen in eclectische stijl of met neoclassicistische inslag, sommige met handelsruimte op de benedenverdieping. Meerdere daarvan werden in de loop van de tijd verbouwd.
De straat telt meerdere gehelen van twee of drie gelijkaardige gebouwen, die haar een zekere homogeniteit verlenen (zie nr. 49 tot 53, 67 en 69, 71 en 73, 165 en 167, 169 en 171, 173 tot 177, 179 en 181 en 265 tot 271). Daaronder drie huizen ontworpen door en voor architect Charles Vosch, gekenmerkt door originele vensterbekroningen (zie nr. 75-75a tot 79) of twee huizen met neogotische inslag van landmeter-expert Hipp. Mostinck (zie nr. 261 en 263). Twee elegante gehelen van huizen met art- nouveauelementen werden getekend door dezelfde, niet geïdentificeerde ontwerper (zie nr. 247 tot 251 en 287, 289).
Architect Antoine Aulbur ontwierp in deze straat twee huizen in eclectische stijl (zie nr. 117 en 127). Het huis op nr. 21 met handelsruimte op de benedenverdieping, gebouwd door aannemers L. Vankriekinge en zoon (1902) bezit nog zijn oorspronkelijke borstweringen en geornamenteerde boogvelden.
Er staan ook enkele gebouwen van latere datum, zoals nr. 161 op de hoek met de Knapzakstraat (1926) en nr. 5 (1932). Op nr. 65 werd een huis van voor 1903 dat insprong ten opzichte van de rooilijn in 1962 aan straatzijde vervangen door een klein gebouw gevolgd door een opslagplaats. Het vroegere huis was geflankeerd door een gebouw met daklantaarn dat gebruikt werd als washuis en thans zou opgenomen zijn in de opslagplaats.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 29039 (1860), 1876 (1905); kerkhof: 16520 (1887); 5: 48395 (1932); tweede straatgedeelte: 5237-5251 (1881-1895); 21: 17962 (1902); 65: 17982 (1903), 74103 (1962); 161: 36540 (1926); 211: 9843 (1869), 16767 (1898-1902), 17598 (1900), 90038-90039 (1984), 89732 (1984), 92694 (1985).
SAB/PP 211: 1005 (1864).
SAB/Bulletin communal de Bruxelles, 1865, t. I, pp. 223-224; 1882, t. I, p. 609; 1866, t. I, p. 93; 1869, t. I, p. 10.
SAB/Repertorium van straatnamen.
Publicaties en studies
DELIENS, P., Rond-Point Schuman. Histoire du quartier Nord-Est à Bruxelles, d'Ambiorix à nos jours, Paul Deliens éd., Brussel, 1982, p. 31.
MALEVEZ, G., ‘Des cimetières paroissiaux aux cimetières communaux', in SMOLAR-MEYNART, A., STENGERS, J. (red.), La Région de Bruxelles. Des villages d'autrefois à la ville d'aujourd'hui, Gemeentekrediet, Brussel, 1989, pp. 226-231.
WAUTERS, A., Histoire des environs de Bruxelles, ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville [1855], Livre huitième – A, éd. Culture et Civilisation, Brussel, 1973, pp. 50-53.