Onderzoek en redactie

1989-1994

 

Bekijk de weerhouden gebouwenVan Sint-Katelijneplein naar Nieuwpoortlaan.

 Aloude invalsweg uit westelijke richting. Deel uitmakend van de zogenaamde Steenweg, een vanouds belangrijke verkeers- en handelsader die de middeleeuwse stad van west naar oost doorkruiste, via Castrum, Werf, Nedermarkt en Koudenberg, met minstens tot de 11e eeuw opklimmend tracé; zie ook de Sint-Katelijnestraat, Kiekenmarkt, Grasmarkt, Magdalenasteenweg, Hofberg en Naamsestraat.

De Vlaamsesteenweg sloot ten oosten aan op de Sint-Katelijnepoort van de eerste stadsomwalling (11e-13e eeuw), gesloopt in 1609; het tracé werd in het midden ter hoogte van de Varkensmarkt versterkt door de Verloren Costpoort van de kleine vesten (ca. 1300), wederopgebouwd in 1463- 1464 en gesloopt in 1727. Ten westen werd de toegang afgesloten door de Vlaamsepoort van de tweede stadsomheining, gesloopt in 1783, en later vervangen door twee octrooipaviljoenen naar ontwerp van architect Auguste Payen van 1832.

Eerder smal, geknikt en dicht bebouwd tracé. In het midden onderbroken door de verruimde kruising van Varkensmarkt, Papenvest en Léon Lepagestraat; straateinde verbreed bij het doortrekken van de Antoine Dansaertstraat (1898-1899).
De Vlaamsesteenweg telde eertijds een veertiental gangen, vnl. daterend uit het midden van de 19e eeuw, heden grotendeels verdwenen. Resten van Snoeimesjesgang in nr. 13, de Sikkelgang in nr. 23, de Roostergang naast nr. 98 en de Voermansgang in nr. 176-178. Drie smalle parallelle straatjes - Zeehondstraat, Naam-Jezusstraat en Land van Luikstraatje - leiden van het eerste straatgedeelte naar de Baksteenkaai; de gebogen Ooievaarsstraat verbindt het tweede straatgedeelte met de Papenvest. De functie van de Vlaamsesteenweg als invalsweg en doorgangsas werd in de jaren 1890 overgenomen door de bredere en nagenoeg rechtlijnige Antoine Dansaertstraat ten zuiden.

Gevarieerde scenografie met vrij goed bewaarde pandenindeling over het geheel van de straat. Eertijds overwegend traditionele diephuizen met topgevels, waarvan nog een achttal bewaarde exemplaren. Opvallend aantal smalle panden, een indeling die bij latere wederopbouw in de 19e en 20e eeuw werd aangehouden. Markant arduinen gevelfront in Lodewijk XV-stijl (zie nr. 8), en een belangrijk achterhuis, het zogenaamde Bellonahuis in classicerende barok (zie nr. 46). Een reeks panden vertoont een laat- of neoclassicistisch uitzicht, resulterend uit aanpassingen vanaf eind 18e doorlopend in de eerste helft van de 19e eeuw, gericht op vervanging van de geveltop door een klassieke beëindiging met kroonlijst al of niet met toevoeging van een bijkomende verdieping of mezzanino. Vele van deze panden behielden hun oorspronkelijk bouwvolume, in de voorgevel aangegeven door muurankers onder meer met gekrulde spie, voorts door de dakstructuur met de nok haaks op de rooilijn en vaak de achtertuit- of -puntgevel of aandak. Zie nr. 5, 9, 12, 26-26A (met ontpleisterd bak- en zandsteenparement met speklagen, kwartholle neggen en wigvormige ontlasting op de twee verdieping), 50 (met ontpleisterd bak- en zandsteenparement met speklagen en kwartholle neggen op de eerste verdieping), 94-96, 101 (hoek Varkensmarkt), 150 en 156. Nr. 95 vormt een restant van een oorspronkelijk ruimer breedhuis met steile dakhelling, hetzelfde geldt voor nr. 25 met aandak links. Voorts wordt het straatbeeld bepaald door wederopgebouwde neoclassicistische panden, de meeste met breedhuis structuur, uit de eerste helft van de 19e eeuw, gekenmerkt door een vlakke gevelbehandeling of hoogstens kordonbelijning, een klassiek hoofdgestel of mezzanino, zoals op nr. 2, 15, 17, 19, 27, 32 (met verdiept rondboogvenster met booglijst en doorgetrokken imposten), 33, 36, 40, 42, 49, 52, 57, 65, 76-78 (1847), 88, 109, 111, 116 (met pseudo-frontonbekroning), 117, 118, 120, 126, 135, 162 en 182. Hoewel niet direct aanwijsbaar is ook bij sommige van deze panden een oude kern niet uit te sluiten. Een beperkt aantal breedhuizen vertoont een meer of minder uitgewerkt stucdecor uit ca. 1875, zoals op nr. 10 (1873), 34 (1866), 124, 125-127 (1852), 161 en 163 (1874, oorspronkelijk symmetrisch geheel van drie huizen) en 174 (1869). Van omstreeks de eeuwwisseling en begin 20e eeuw dateren enkele huurhuizen met ruimer volume op een verbrede rooilijn, vnl. geconcentreerd aan het einde van de straat, zie nr. 86, 183-183A (architect H. Lejeune, 1920- 1921), 184, 185-187 (architect M. Schmitz, 1913), 190-190A, 192 (architect H. De Kock, 1900) en 195-197 (1909).
Tot op heden belangrijke handelsfunctie, thans vnl. geconcentreerd in het eerste straatgedeelte, zie de aaneenschakeling van meestal recente winkelpuien; een enkel bewaard klassiek exemplaar, onder meer in nr. 165.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 11175 (1847), 11155 (1873), 11164 (1866), 11242 (1852), 11254 (1874), 11200 (1869), 31058 (1920-1921), 5932 (1913), 140 (1900), 5650 (1909).