

Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Camille DAMMAN – architect – 1934
Stijlen
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Vormt samen met de Onze-Lieve-Vrouw der Genadekerk Vogelzang en de pastorie (zie nr. 2-3a), uit 1949, een omvangrijk geheel, gebouwd voor dezelfde opdrachtgever en door dezelfde architect.
Geschiedenis
In 1933 worden de ordes van de Waalse en Vlaamse franciscanen of minderbroeders gescheiden en elke provincie wordt een nieuw provinciaal toebedeeld. De Waalse minderbroeders krijgen een terrein op het Vogelzang plateau, een ruraalVoorbeelden van landelijke architectuur, treffen we voornamelijk aan in de verstedelijkte rand van Brussel. Ze verwijzen in dat geval vaak naar het ruraal verleden van dat gebied, nu opgeslorpt door de stad. Meestal gaat het om een zeer bescheiden architectuur, met gevels in witgekalkte baksteen en pannendaken. Naast woningen vinden we ook oude boerderijen. De belangrijkste voorbeelden stammen uit de 17e-18e eeuw. gebied in Sint-Pieters-Woluwe. Als voorwaarde wordt hen gevraagd naast het klooster, een nieuwe parochie te voorzien voor de Vogelzangwijk die langzaamaan verstedelijkt wordt.
Het terrein dat ca. 2 hectare beslaat is gelegen op de hoek van de Vogelzanglaan en de toekomstige Franciskanenlaan. De Brusselse architect Camille Damman wordt in 1933 aangesteld om het klooster, de parochiekerk en de pastorie te ontwerpen.
Omwille van praktische redenen wordt echter besloten de bouwwerken op te splitsen in twee delen waarbij het klooster voorrang krijgt. De creatie van de parochie wordt vanaf het begin mogelijk gemaakt door een tijdelijke kapel en sacristie in het klooster.
De eerste bouwvergunning voor het klooster wordt goedgekeurd in juni 1934 en de bouwwerken worden op een snel tempo uitgevoerd. Reeds 17 maanden later, of op 21 november 1935, wordt het klooster officieel gewijd door kardinaal Van Roey. Het religieus gebouw valt op door zijn aanzienlijke afmeting met grote tuin en dubbele functie: namelijk een klooster voor de gebroeders franciscanen en een studiecentrum bestemd als opleidingshuis tot priesterwijding van de Waalse franciscanen.
Het franciscanenklooster krijgt de naam Onze-Lieve-Vrouw van Vogelzang als verwijzing naar een Middeleeuws beeld van de Onze-Lieve-Vrouw met kind dat zich nabij een verdwenen Sint-Nikolaaskapel bevond in het moerasgebied van de huidige Vogelzangwijk. De naam van de wijk zou verwijzen naar de talrijke aanwezigheid van vogels. Een kopie van dit Mariabeeld bevindt zich vandaag nog in de parochiekerk.
De tweede bouwvergunning voor de kerk en pastorie wordt in 1948 afgeleverd. Op 2 juli 1949 wordt de parochiekerk officieel ingehuldigd door de kardinaal Van Roey. De tijdelijke kapel en sacristie die zich in de oostelijke pandgang van het klooster bevonden wordt onderverdeeld in vier bouwlagen en omgevormd tot sacristie en kapittelzaal op de benedenverdieping en bibliotheek met leeszaal op de twee centrale verdiepingen.
Tegelijkertijd met de bouw van de kerk en de pastorie wordt de westelijke pandgang van het klooster uitgebreid met een gelijkvloerse volume van 8 traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) die quasi tot aan de pastorie reikt.
In 1968 wordt het klooster deels omgevormd tot een religieus congrescentrum dat wordt open gesteld voor het publiek. Het aantal gebroeders franciscanen en studenten in het klooster daalt immers fors wat leidt tot de noodzaak van een nieuwe functie in de site. Verschillende ruimtes krijgen een nieuwe bestemming: zo worden het refectorium en de bibliotheek gerenoveerd tot de grootste vergaderzalen.
In 1986 wordt de derde verdieping van de oostelijke pandgang, die nog niet was ingericht, verbouwd tot kloostercellen voor een gemeenschap van seniorenpaters. Tegelijkertijd wordt een rechthoekige volume toegevoegd aan de zuidoostelijke zijde van de centrale toren waarin een lift wordt voorzien.
In september 2025 verlaten de laatste paters Franciscanen het klooster en wordt de site verkocht in drie loten: de kerk met pastorie vormt het eerste deel terwijl het klooster en de tuin in twee loten wordt verdeeld en herbestemd tot appartementsgebouwen voor mindervaliden en senioren.

Beschrijving
Klooster
Exterieur
Het plattegrond van het franciscanenklooster met studiecentrum bestaat uit een kruisvorm met in de noordwestelijke hoek een pandgang met binnentuin die ten noorden begrensd wordt door de pastorie en ten oosten door de parochiekerk. Een grote kloostertuin situeert zich aan de zuidzijde.
De monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. gebouwen die samen een kruis vormen hebben een opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. van vijf bouwlagen onder plat dak. De twee uiterste vleugels langs oost- en westzijde worden gemarkeerd door een toren onder spitsvormig dak. Ook het centrum van het gebouw wordt voorzien van een gelijkaardige toren die hoger uitreikt dan de laterale exemplaren. Gevels in lichtbruine bakstenen geritmeerd door kolossaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. waartussen rechthoekige muuropeningen, die langs de tuinzijde (zuiden) per twee gekoppeldTwee of meerdere identieke bouwelementen (vensters, zuilen, pilasters) die tot een groter (symmetrisch) geheel zijn samengevoegd.. Langs de noord-, oost-, en westgevels bevinden zich korfboogvormige muuropeningen op het gelijkvloers.
De centrale vleugel die loodrecht uitgeeft op de tuin wordt benadrukt door zijn ronding naar de tuin, hoge muuropeningen op het gelijkvloers en het balkon met bakstenen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. op het uiteinde van de eerste verdieping. Het volume heeft één bouwlaag minder dan de overige vleugels die uitgeven op de tuin. Sterk uitkragende kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). in baksteen.
Terwijl de oost- en zuidvleugels van de pandgang deel uitmaken van de monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. gebouwen in kruisvorm, bestaan de twee overige vleugels uit gelijkvloerse volumes. De gevels die uitgeven op de pandgang bestaan uit een doorlopende bogenrij met decoratieve bakstenen in de boogveldenEen vlak omsloten door de binnenbegrenzing van een boog en de horizontale lijn die de aanzetten verbindt; meestal boven muuropeningen en soms versierd (beeldhouwwerk, blinde traceringen, cementtegels, …). en witstenen elementen.
Het schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... is vervangen.
Interieur
Volgens de oorspronkelijke bouwplannen werd de pandgang langs de oostelijke zijde voorzien van een sacristie en kapittelzaal op het gelijkvloers en een grote bibliotheek met leesruimte op de twee centrale verdiepingen. De zuidelijke pandgang werd gereserveerd voor de oversten en onderverdeeld in een bureau en salons. De westelijke pandgang - die verlengd werd in 1948 - werd onderverdeeld in kleinere bezoekersruimtes.
Het refectorium bevond zich in de centrale, afgeronde vleugel die loodrecht uitgeeft op de tuin en werd voorzien van een dubbele hoogte. Het studiecentrum met klaslokalen van verschillende afmetingen bevond zich in de meest oostelijke vleugel die uitgeeft op de tuin. De verdiepingen van de monumentaleZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. vleugels werden grotendeels voorbehouden aan cellen, deze langs de westvleugel voor de broeders en deze langs de oostvleugel voor de studenten. De centrale vleugel deed op de verdieping dienst als infirmerie met ziekenzalen, een apotheek en doktersruimte.
De verticale circulaties zijn symmetrisch opgesteld in de kloostersite: één centrale en meest imposante dubbele bordestrap met stenen trap en twee laterale traphallen aan de uiteindes van de oost- en westvleugels met trap in granitoBedekking met veelkleurige (marmer)stukjes, gebed in cementmortel, die na verharding glanzend wordt geschuurd.. De drie traphallen kenmerken zich door hun sobere vormgeving met enkele elementen in art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik. zoals de trappalenHoofdbaluster aan de eerste trede van een trap..
Bij de renovatie van het klooster in 1968 tot religieus congrescentrum werden verschillende ruimtes op de gelijkvloerse verdieping heringericht tot vergaderzalen.
Tuinen
Klassieke, gesloten kloostertuin omgeven door de pandgang met centrale cirkelvormige zone waarlangs loodrechte wandelpaden en rechthoekige gras- en plantperken.
De grote parktuin ten zuiden van de site werd onderverdeeld in verschillende perken met esthetische, meditatieve en functionele doeleinden. De tuin die aansluit met de gebouwen is licht ingegraven en voorzien van bloemen en struiken. Het centrale gedeelte van de tuin is onderverdeeld in vijf grote, rechthoekige partijen waarlangs symmetrische wandelpaden en moes-en kruidtuinen die de minderbroeders dienden te voorzien van voedsel en medicatie. De uiteindes van de tuin, langs oost- en zuidzijde, werden beplant met bomen waaronder een boomgaard.
Erfgoedwaarden
Artistieke waarde: de gebouwen zijn representatief voor de neoromaanseArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . en laateclectische stijl met art deco-elementen en hebben hun integriteit behouden. Het ensemble is representatief voor het werk van de Brusselse architect Camille Damman (1880, Sint-Gillis – 1969, Brussel) die een zeer actieve en veelzijdige carrière had in Brussel en Vlaanderen. Hij realiseerde uiteenlopende projecten, van particuliere woningen tot grootschalige gebouwen zoals kerken, bioscopen en scholen, en werkte daarbij in diverse stijlenVerticale zijden van een opening waarop een boog of latei rust., waaronder eclecticisme, art nouveauInternationale beweging (1893 - ca. 1914) als reactie op de ‘neo’-stijlen, maar met sterk lokale verschillen. In België kent de stijl twee stromingen, namelijk de florale art nouveau met Victor Horta als boegbeeld en anderzijds de geometrische art nouveau beïnvloed door Paul Hankar of de Wiener Secession. en art decoTendens tot de geometrisering van vormen en architecturale ornamenten die zich uitdrukt in het materiaal- en kleurgebruik..
Esthetische waarde: de gebouwen hebben een ensemblewaarde als religieuze site bestaande uit het franciscanenklooster met pandgang en kloostertuin, een studiecentrum en parktuin voor de minderbroeders, een pastorie en een parochiekerk, ontworpen tussen 1934 en 1949 door C. Damman. De kloostersite valt op door haar sobere stijl en typologie, waarbij uitsluitend baksteen wordt gebruikt voor zowel de technische als de decoratieve elementen van de gevels. De pastorie en de kerk daarentegen maken gebruik van gevarieerde bouwmaterialen, zoals breuksteenMetselwerk bestaande uit brokken onregelmatige natuursteen. en hardsteen, en onderscheiden zich door hun neoromaanseArchitectuurrichting (ca. 1850) die zich beroept op voorbeelden uit de romaanse bouwkunst (10e-12e eeuw) . architectuur.
Historische waarde: de gebouwen hebben contextuele waarde omdat het franciscanenklooster in Vogelenzang het provinciaal kapittel of hoofdklooster vormt van de Waalse minderbroeders.
Sociale waarde: de gebouwen zijn representatief voor de religieuze typologie met een kerk met voorplein waarlangs een pastorie en monumentaalZuilen of pilasters die over de volle hoogte of over meer dan één verdieping opgaan, onafhankelijk van de door vensters en bouwlagen gegeven maten. klooster met pandgang voorzien van de hoofdfuncties (refectorium, bibliotheek, kerk) en een vleugel met kloostercellen en studieruimtes. Het wordt tevens voorzien van een ingesloten kloostertuin en een parktuin met esthetische, meditatieve en functionele bestemming.
Stedenbouwkundige waarde: de gebouwen hebben contextuele waarde als getuigen van de stedenbouwkundige ontwikkeling van de Vogelzangwijk, die bij de oprichting van het religieuze ensemble grotendeels uit landbouwgronden bestond. Vanaf het late interbellum, en vooral in de jaren 1950 en 1960, groeide de wijk uit rond de parochie van de Onze-Lieve-Vrouw der Genadekerk.
Bronnen
Archieven
GASPW 173 (1934).
Archief Maison Notre-Dame du Chant-d’Oiseau, Sint-Pieters-Woluwe.
Publicaties, studies en tijdschriften
CAPELLE, P., Les églises à Bruxelles – Kerken te Brussel, Mechelen, 1995: p. 102.
COEKELBERGHS, D., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Brabant. Kanton Sint-Pieters-Woluwe, KIKIRPA, 1980, p. 18.
HEINE, C., Woluwe-Saint-Pierre. Jadis, hier et aujourd’hui, Bruxelles, 1991: 100.
LACROIX, G., Woluwe-Saint-Pierre. Histoire et terroir, Bruxelles, 2012: p. 271, 226-228.
TEMMERMAN, C., Si le Vogelenzang - Chant d’Oiseau m’était conté, Cercle d’histoire, d’archéologie et d’architecture des Woluwe, 1995: pp. 21-24.
s.a.‘Couvent du Vogelzang à Woluwe-Saint-Pierre, Camille Damman, architecte’, L’Emulation, 7, 1937, p. 112.
Websites
https://www.chant-oiseau.be/historique/