Typologie(ën)
fabriek
appartementsgebouw
Ontwerper(s)
Charles THOMISSE – architect – 1923-1925
Egide DEKEULENEER – architect – 1951
Maximilien DORSELAER – architect – 1961
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed 1939-1999 (ULB)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
In 1923 ontwierp architect Charles Thomisse op dit terrein i.o.v. een zekere Verhaegen een eerste draadtrekkerij en een werkplaats voor de fabricage van haarspelden (A). Dit gebouw van één bouwlaag sprong in t.o.v. de straat en stond er loodrecht op. In 1925 liet dezelfde opdrachtgever door dezelfde architect twee nieuwe gebouwen optrekken: het centrale volume aan straatzijde (B) en het lange rechtstandige gebouw dat er aan de achterzijde tegenaan is gebouwd (C), langs de linkergevel van de oorspronkelijke werkplaats. Het gebouw aan straatzijde, met invloed van de eclectische stijl, had toen slechts vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en drie bouwlagen, waarin zich respectievelijk kantoren, magazijnen en woonvertrekken bevonden. Het achtergebouw, ook van drie bouwlagen, bevatte de werkplaatsen. De fabriek wordt in 1926 in de Almanach vermeld als fabriek van haarspelden en meubelveren A. en L.Verhaegen.
In 1929 werd de oorspronkelijke draadtrekkerij (A) verhoogd met twee verdiepingen onder zadeldak (ingenieur F. P. Timmermans). In de jaren 1930 specialiseerde het bedrijf zich in meubelveren en werd het opgeslorpt door de Franse matrassenfabrikant Épéda. In 1935 werd het centrale gebouw (B) aan straatzijde uitgebreid met een zesde travee (ingenieur F.P.Timmermans), ter vervanging van een neoclassicistisch huis. In 1936 werd een nieuwe werkplaats (D) tegen de oorspronkelijke aangebouwd, ditmaal aan de rechterkant, ter vervanging van een metalen hangar uit 1930 (ingenieur F.P.Timmermans).
In 1946 werd de bedding van buurtweg nr. 64 geïntegreerd in het terrein van de maatschappij. Deze weg, die werd opgeheven tijdens de zitting van het College van 25.07.1932, verbond de Gustave Schildknechtstraat en de Moorsledestraat met het zuidelijke uiteinde van het eigendom. In 1951 voegde architect Egide De Keuleneer een derde verdieping toe aan het centrale gebouw (B) en verbouwde hij er de benedenverdieping van. Hij ontwierp tevens het linkergebouw, een werkplaats, met een volume aan straatzijde van vier bouwlagen (E) en een volume achteraan (F), onder een verlenging van het dak van de aanpalende werkplaats. Tot slot werd in 1961 aan straatzijde en binnen het huizenblok het modernistische rechtergebouw (G) opgetrokken (n.o.v. architect Maximilien Dorselaer). Vooraan bevonden zich een conciërgeappartement en een refter op de benedenverdieping en kantoren op de verdiepingen, terwijl achteraan de werkplaatsen lagen.
In 1973 werden nog enkele interieuraanpassingen gedaan, maar aan het einde van het decennium trok de onderneming uit Brussel weg. Het project voor de herbestemming van het geheel tot vijftig woningen en culturele en economische ruimten ging in 2002 van start en werd in 2007 voltooid door het bureau AAAAarchitectures.
Beschrijving
Volumes aan straatzijde van elk vier bouwlagen onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Vernieuwde doorlopende kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)..
Linkervolume (E) uit 1951. Modernistische gevel, op de benedenverdieping bekleed met platen gewassen granito en op de verdiepingen gemaakt van baksteen versierd met bepleisterde stroken. Twee grote inrijpoorten; linkerdeur vervangen. Vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op de verdiepingen.
Centraal volume (B) uit 1925, vergroot in dezelfde stijl in 1935 (laatste travee) en 1951 (laatste verdieping). Gevel met invloed van de eclectische stijl. Benedenverdieping verbouwd in 1951, met een bekleding van witstenen platen en muurdammen met rode en witte bepleistering. Inspringende centrale portiek1. Open galerij of zuilengang waarvan het dak op zuilen of arcades rust; - 2. Classicistische ruimte vóór een toegangsdeur die terugspringt of niet gelijk is met de voorgevel; - 3. Samenstel van twee zuilen onder architraaf die overgang tussen twee ruimtes accentueert. onder een luifelAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. van gecementeerdMet portlandcement bestrijken. beton met daarop de firmanaam “EPEDA”, in letters in hetzelfde materiaal; drie bolronde muurvlakken, de laterale met schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., het centrale met drie gekoppelde deuren; beglaasde metalen deurvleugels. Verdiepingen in baksteen met bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. elementen. Op de eerste, smallere traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bevindt zich een secundaire ingang. Op de vierde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), bow-window op drie consolesVoornamelijk voluut- of S-vormig kraagstuk, soms ook louter decoratief. in witsteen op de tweede verdieping; bewaarde houten kroonlijst.
Rechtervolume (G) uit 1961. Modernistische gevel van zeven traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bekleed met geprefabriceerde betonplaten in witsteenkleur. Vensterregisters met fijne verdelingen: drie monelenStenen vensterstijl. en twee dwarsregels met daartussen borstweringen1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. en beglaasde bovenlichtenBovenste gedeelte van een raam- of deurkozijn, gescheiden door een dwarsregel; soms voorzien van glas-in-lood en/of roeden. (borstweringen thans in het grijs geschilderd). Zonweringen. Op de benedenverdieping, twee vierkante muuropeningen met betonnen omlijsting op de eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), getraliede inrijpoort op de derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), dubbele garagepoort op de laatste.
Binnen het bouwblok, vier oude belendende werkplaatsen. Links, werkplaatsen uit 1951 (F) en 1925 (C), de tweede met puntgevelGevel waarvan de top driehoekig is. en onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. dat doorloopt in een afdak boven de eerste. In het midden, werkplaats uit 1923 (A), verhoogd in 1929: gebouw van drie bouwlagen, met puntgevels onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Rechts, werkplaats uit 1936 (D), met een vergelijkbare indeling maar breder; geveltop achteraan afgesneden door een schuine gevel.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 49811 (1923), 53908 (1925), 37690 (1929), 37483 (1930), 44973 (1935), 45717 (1936), 51697 (1938), 77631 (1945-1946), 77775 (1949), 66287 (1951), 73167 (1961), 83229 (1973).
Publicaties en studies
TRIBOT, J.-P., Bruxelles (Laeken, Neder-Over-Heembeek, Haeren), Guide des communes de la Région bruxelloise, CFC-Editions, 2005, p. 18.
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Schildknecht (rue Gustave)”, 1926, 1930.