Typologie(ën)
opbrengsthuis
gelijkvloers met handelszaak
werkplaats (ambachtelijk)
gelijkvloers met handelszaak
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
Pierre MEEWIS – architect – 1912-1922
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Beaux-Artsstijl
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016, 2019
id
Urban : 36360
Beschrijving
Twee
opbrengstpanden met commerciële benedenverdieping en twee gebouwen gebruikt als
atelier en/of magazijn, in Beaux-ArtsstijlArchitectuurstroming (ca. 1905-1930) met reminiscenties aan de grote Franse architectuurstijlen uit de 18e eeuw. Rijk en zorgvuldig gedecoreerde gevels in natuursteen en/of simili of in combinatie met baksteen. Borstweringen en poorten in fraai uitgewerkt smeedwerk., ontworpen in 1912, 1920 en 1922
door architect Pierre Meewis voor de familie Fontaine, gespecialiseerd in
lederwaren en huiden.
In 1912 ontwierp architect Meewis voor Auguste Fontaine twee gebouwen die rug aan rug en haaks op elkaar werden ingeplant: een opbrengstpand op nr. 27-31 van de Zelfbestuursstraat en een gebouw bestemd voor een atelier op de benedenverdieping en een magazijn op de verdiepingen op nr. 18-20 van de Limnanderstraat. In 1916 breidde Auguste Fontaine dit laatste gebouw uit met een achtergebouw gebruikt als garage, koetshuis en stalling. In 1920 ontwierp Meewis voor Emile Fontaine een magazijn naar identiek model als uitbreiding van het eerste magazijn, op nr. 22 van de Limnanderstraat. In 1922, ten slotte, liet dezelfde eigenaar rechts van het opbrengstpand een tweede magazijn met analoge compositie bouwen, op nr. 21-25 van de Zelfbestuursstraat.
De vier gebouwen hebben gevels in hardsteen op de benedenverdieping en in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en witsteen op de verdiepingen.
Op nr. 18-20 en 22 Limnanderstraat, gebouwen van vier bouwlagen onder plat dak vooraan en sheddak achteraan, dat laatste na 2004 vervangen door een verhoging op nr. 18-20. Bijna identieke gevels met respectievelijk vier en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verbouwde benedenverdiepingen, vroeger met muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.: een of twee brede deuren en een venster met drie monelenStenen vensterstijl.. Op de verdiepingen, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Muuropeningen onder I-balk (bepleisterd op nr. 18-20) op pilastervormige stijlen, die van de middentraveeën op nr. 18-20 en de eerste twee op nr. 22 met pilastervormige moneel. Gegroefde onderdorpels op de eerste verdieping. Op de tweede verdieping, borstweringen van de muuropeningen versierd met een decor van canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster. versierd met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. van bladversiering en onder tandlijst. Fries op het hoofdgestel versierd met zeewierbossageHeel bijzonder soort bossage met dooraderend motief tot zeewierachtige imitatie. en schijven. Oorspronkelijke kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). onder een attiekmuurtje. Schrijnwerk vervangen.
Binnen op nr. 18-20, oorspronkelijk, linkerdeur naar het atelier, rechterdeur naar het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., verpakkingslokaal (local d’emballage) ertussen. Achteraan, plateaus met twee rijen gietijzeren zuilen, verlicht door een centrale lichtschacht, op de verdiepingen behandeld als galerij afgesloten door een metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op nr. 22, analoge indeling, met een lichtschacht die door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. wordt ingenomen.
Op nr. 21-25 en 27-31 Zelfbestuursstraat, gebouwen van zes bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., onder mansarde en plat dak, elk verlengd door een achtergebouw met dezelfde hoogte of één bouwlaag lager. Symmetrische opstanden van vier of vijf traveeën op de verdiepingen. Op de benedenverdiepingen, centrale ingang geflankeerd door twee puien met gecanneleerde pilastervormige stijlen, onder entablement. Op nr. 27-31, puien met boogvormige etalages die terugwijken naar de lichtjes inspringende centrale ingang (schrijnwerk vervangen). Op nr. 21-25, benedenverdieping met centrale toegangsportiek, met in het midden de private ingang en in de afgeschuinde vlakken de winkeldeuren; etalages onder uitspringend entablement. Tussenverdiepingen met verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., smeedijzeren borstweringen en medaillonsRonde of ovale cartouche. met guirlande. Op de zijtraveeën, muuropeningen met twee monelen. Op de verdiepingen, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met versierde ringen, de meeste onder een topstuk dat tot boven de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). reikt. Op nr. 27-31, bredere centrale pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die een schoorsteenkoker vormt waarvan de grote pijp een aedicula op het dak vormt. Op nr. 21-25 worden de centrale pilasters verlengd in het dak, waar ze een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vormen, samen met twee laterale dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Op de zijtraveeën, trapezoïdale gestapelde erkers over twee bouwlagen, bekroond door een terras met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in smeedijzer en gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons.. Borstweringen op de tweede en de laatste verdieping met canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., de eerste versierd met een cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. Borstweringen op de derde verdieping met medaillonRonde of ovale cartouche.. Oorspronkelijke kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Deur met getraliede ramen en het meeste raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op de verdiepingen bewaard op nr. 21-25. Beglaasde metalen deur bewaard op nr.27-31.
Binnen op nr. 27-31, oorspronkelijk, centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. geflankeerd door trappen tussen de benedenverdieping en de tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Conciërgewoning centraal in deze bouwlaag. Op de verdiepingen, één grote woning met vertrekken ingedeeld volgens spiegelbeeldschema.
In 1912 ontwierp architect Meewis voor Auguste Fontaine twee gebouwen die rug aan rug en haaks op elkaar werden ingeplant: een opbrengstpand op nr. 27-31 van de Zelfbestuursstraat en een gebouw bestemd voor een atelier op de benedenverdieping en een magazijn op de verdiepingen op nr. 18-20 van de Limnanderstraat. In 1916 breidde Auguste Fontaine dit laatste gebouw uit met een achtergebouw gebruikt als garage, koetshuis en stalling. In 1920 ontwierp Meewis voor Emile Fontaine een magazijn naar identiek model als uitbreiding van het eerste magazijn, op nr. 22 van de Limnanderstraat. In 1922, ten slotte, liet dezelfde eigenaar rechts van het opbrengstpand een tweede magazijn met analoge compositie bouwen, op nr. 21-25 van de Zelfbestuursstraat.
De vier gebouwen hebben gevels in hardsteen op de benedenverdieping en in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en witsteen op de verdiepingen.
Op nr. 18-20 en 22 Limnanderstraat, gebouwen van vier bouwlagen onder plat dak vooraan en sheddak achteraan, dat laatste na 2004 vervangen door een verhoging op nr. 18-20. Bijna identieke gevels met respectievelijk vier en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Verbouwde benedenverdiepingen, vroeger met muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel.: een of twee brede deuren en een venster met drie monelenStenen vensterstijl.. Op de verdiepingen, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Muuropeningen onder I-balk (bepleisterd op nr. 18-20) op pilastervormige stijlen, die van de middentraveeën op nr. 18-20 en de eerste twee op nr. 22 met pilastervormige moneel. Gegroefde onderdorpels op de eerste verdieping. Op de tweede verdieping, borstweringen van de muuropeningen versierd met een decor van canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster. versierd met stafwerkOrnament, bestaande uit een pijp-, riet- of koordvormige vulling van cannelures tot op een derde van hun hoogte. van bladversiering en onder tandlijst. Fries op het hoofdgestel versierd met zeewierbossageHeel bijzonder soort bossage met dooraderend motief tot zeewierachtige imitatie. en schijven. Oorspronkelijke kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). onder een attiekmuurtje. Schrijnwerk vervangen.
Binnen op nr. 18-20, oorspronkelijk, linkerdeur naar het atelier, rechterdeur naar het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., verpakkingslokaal (local d’emballage) ertussen. Achteraan, plateaus met twee rijen gietijzeren zuilen, verlicht door een centrale lichtschacht, op de verdiepingen behandeld als galerij afgesloten door een metalen borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Op nr. 22, analoge indeling, met een lichtschacht die door het trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. wordt ingenomen.
Op nr. 21-25 en 27-31 Zelfbestuursstraat, gebouwen van zes bouwlagen, de tweede als tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen., onder mansarde en plat dak, elk verlengd door een achtergebouw met dezelfde hoogte of één bouwlaag lager. Symmetrische opstanden van vier of vijf traveeën op de verdiepingen. Op de benedenverdiepingen, centrale ingang geflankeerd door twee puien met gecanneleerde pilastervormige stijlen, onder entablement. Op nr. 27-31, puien met boogvormige etalages die terugwijken naar de lichtjes inspringende centrale ingang (schrijnwerk vervangen). Op nr. 21-25, benedenverdieping met centrale toegangsportiek, met in het midden de private ingang en in de afgeschuinde vlakken de winkeldeuren; etalages onder uitspringend entablement. Tussenverdiepingen met verdiepte schijnvoegenImitatievoeg in metsel - of pleisterwerk, aangebracht om regelmatige verdeling te bewerkstelligen of bijvoorbeeld natuurstenen parement (simili) te suggereren., smeedijzeren borstweringen en medaillonsRonde of ovale cartouche. met guirlande. Op de zijtraveeën, muuropeningen met twee monelen. Op de verdiepingen, traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) geflankeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met versierde ringen, de meeste onder een topstuk dat tot boven de kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). reikt. Op nr. 27-31, bredere centrale pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. die een schoorsteenkoker vormt waarvan de grote pijp een aedicula op het dak vormt. Op nr. 21-25 worden de centrale pilasters verlengd in het dak, waar ze een dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. vormen, samen met twee laterale dakkapellenUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap.. Op de zijtraveeën, trapezoïdale gestapelde erkers over twee bouwlagen, bekroond door een terras met een borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. in smeedijzer en gietijzerHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons.. Borstweringen op de tweede en de laatste verdieping met canneluresParallelle, gootvormige decoratieve groeven op een zuil of pilaster., de eerste versierd met een cartoucheOmlijsting van een uitspringend vlak in de vorm van ingesneden en omkrullend papier of leer; vaak met opschrift of intern versierd.. Borstweringen op de derde verdieping met medaillonRonde of ovale cartouche.. Oorspronkelijke kroonlijstenStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement).. Deur met getraliede ramen en het meeste raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. op de verdiepingen bewaard op nr. 21-25. Beglaasde metalen deur bewaard op nr.27-31.
Binnen op nr. 27-31, oorspronkelijk, centraal trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht. geflankeerd door trappen tussen de benedenverdieping en de tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen.. Conciërgewoning centraal in deze bouwlaag. Op de verdiepingen, één grote woning met vertrekken ingedeeld volgens spiegelbeeldschema.
Bronnen
Archieven
GAA/DS Limnanderstraat 18-20 en Zelfbestuursstraat 27-31: 13769 (15.04.1913); Limnanderstraat 18-20: 14562 (19.09.1916); Limnanderstraat 22: 15024 (04.06.1920); Zelfbestuursstraat 21-25: 16474 (1922).
Tijdschriften
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Limnander (rue)”, 1914.
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Autonomie (rue de l’)”, 1920.