Typologie(ën)
loods
werkplaats (ambachtelijk)
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1860
Rob. HEYMANS – architect – 1946
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Inventaris(sen)
- Inventaris van het Industrieel Erfgoed (La Fonderie - 1993-1994)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Anderlecht-Kuregem (Archistory - 2017-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Vóór 1865 vestigde aardewerkfabrikant Izouard zich op nr. 7 van de straat (huidige nr. 7-17), op een perceel dat uitmondde aan de voormalige Keramiekstraat nr. 24, de huidige Pastoor Cuylitsstraat. In 1870 liet hij aan deze zijde een beeldhouwatelier bouwen. In 1874 had de fabriek een vierkante plattegrond rond een binnenplaats, met centrale toegang. De straatgevel bestond uit twee topgevels, elk met drie venstersLicht- en/of luchtopening in een muur., met daarachter de twee dwarsliggende vleugels. In 1874 werd de gang overkapt met een dak.
Net links van de aardewerkfabriek, op het huidige nr. 19-19a, vestigde zich in de jaren 1860 een ijzergieterij. In 1888 was ze eigendom van Ch. Dumonceau, die ook de koper- en ijzergieterij recht ertegenover bezat, op nr.16, gelegen op een perceel dat zich tot aan de Bergensesteenweg uitstrekte (huidig nr. 69). In dat jaar werden de twee gieterijen verbouwd en vergroot. Aan onpare zijde van de straat werden een groot achterliggend volume, gebruikt als gieterij, en links een smederij aan straatzijde (nr. 19a), aangevuld met kleine gebouwen tegen de linker gemeenschappelijke muur en met een grote vleugel van twee-en-een-halve bouwlaag, haaks op de straat en tegen de rechter gemeenschappelijke muur (nr. 19). Rond 1895 werd de fabriek overgenomen door de gieters Demol en Vanlesberghe, die in 1904 links van nr. 19 een nieuwe werkplaats haaks op de straat lieten bouwen en het linkervolume aan de straatkant lieten wijzigen, waardoor een overdekte binnenplaats ontstond.
Rond 1907 vergrootten de gieters hun eigendom door er het deel van de fabriek Izouard aan de kant van de Broyèrestraat bij te integreren. Ze verbouwden en verhoogden de achtervleugel in het verlengde van hun eigen vleugel en werkten de straatgevel open met zes nieuwe venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. onder de bestaande. Rond 1925 breidde het bedrijf naar de achterzijde uit, op nr. 42 van de Pastoor Cuylitsstraat.
Na de Tweede Wereldoorlog was de fabriek, die ondertussen de Fonderies Demol was geworden, het voorwerp van diverse verbouwingen door architect Rob.Heymans. De fabriek werd naar links uitgebreid, op nr.23-23a van de Broyèrestraat, met een woninggebouw met commerciële benedenverdieping en een achterliggende werkplaats, en ze werd tevens tot aan nr.44 Pastoor Cuylitsstraat uitgebreid. In 1947 werd de omheiningsmuur aan de straatkant tussen Broyèrestraat nr.19 en 19a verbouwd en werden er grote garagepoorten gebouwd, terwijl nr.44 Pastoor Cuylitsstraat een jaar later tot een volume met een silo werd verbouwd. In 2004 werd een aanvraag ingediend om het als kantoor-werkplaats-opslagplaats gebruikte gebouw om te vormen tot cultureel centrum en opleidingscentrum. Het complex huisvest thans de Académie islamique de Bruxelles.
Beschrijving
De voormalige gieterij bestaat thans uit een reeks volumes haaks op de Broyèrestraat bestemd voor het afbramen, het maken van de kernen en het gieten, achteraan begrensd door een grote gietzaal onder een zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. evenwijdig aan de straat. Aan de kant van de Cuylitsstraat, achter het huis met nr. 42, volume evenwijdig aan de gietzaal dat als zandvormenmakerij diende. Tussen het huis en het volume met silo (nr.44), voormalige opslagplaats voor afgewerkte stukken, onder een drieledig schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. en haaks op de straat.
Op nr.7-17, oude gebouwen van de aardewerkfabriek, daterend van vóór 1874: twee vleugels onder afgewolfd zadeldakDak met twee hellende dakvlakken., verbonden door een gang onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Bakstenen gevel, thans wit geschilderd. Zes hoge steekboogvensters, met raamwerk in Cimarmé-beton dat in of na 1969 werd geplaatst en waarbij de centrale muuropeningen werden verlaagd. Centrale inrijpoort met de oorspronkelijke halfronde schamppalen; kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. en houten omlijsting van latere datum. Deuren aan de twee uiteinden dichtgemetseld in 1906, die aan de linkerkant twee jaar later opnieuw opengemaakt. Lage blindeZonder opening; blind venster, schijnopening. venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. uit 1907 gedicht na 1977.
Op nr. 19, oud gebouw van gieterij Dumonceau, ontworpen in 1888. Twee-en-een-halve bouwlaag onder schilddakDak met twee driehoekige dakvlakken aan de smalle zijde en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.. Bakstenen gevel, thans wit geschilderd. Aan de straatkant, drie gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. met afnemende hoogte. Getraliede venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de benedenverdieping, het eerste verbouwd tot deur na 1969. De venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdiepingen waren oorspronkelijk blind, maar de meeste werden in 1908 opengemaakt. Linkerzijgevel geritmeerd door pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., met benedenverdieping op latere datum opengewerkt met een metalen ligger op gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. zuilen.
Deze gevel geeft uit op de werkplaats uit 1904, die aan de straat toegankelijk is via een garagepoort. Werkplaats onder asymmetrisch zadeldakDak met twee hellende dakvlakken. met een metalen gebinte en met daklichten. De gevel aan de binnenplaats was oorspronkelijk breed geopend.
Bronnen
Archieven
GAA/DS 435 (03.12.1865), 587 (13.09.1867), 176 (14.02.1870), 744 (24.09.1874), 804 (17.12.1874), 4148 (05.01.1889), 9716 (08.01.1904), 10740 (27.03.1906), 11615 (14.01.1908), 11674 (28.02.1908), 32391 (17.12.1946), 32545 (01.04.1947), 32867 (06.04.1948), 43599bis (21.04.1969), 45281 (18.10.1977), 49472a (03.02.2004).
Tijdschriften
Almanachs du Commerce et de l’Industrie, “Broyère (rue)”, 1890, 1895, 1907, 1908.
Almanach du Commerce et de l’Industrie, “Céramique (rue de la)”, 1925.
Kaarten / plannen
POPP, P. C., Plan parcellaire de la commune de Anderlecht. Développement du village et des Hameaux de Cureghem, de Vee Weide et het Eiland, begin jaren 1860.
Plan de Bruxelles et environs, Etablissement Géographique P. Vandermaelen, ca. 1865.
ROSSCHAERT, J., Projet d’un nouveau quartier à Cureghem avec bassin pour bains publics, 01.05.1877.
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1881.
DIENST OPENBARE WERKEN, Plan général de la commune d’Anderlecht, 1912.