Typologie(ën)
woning of opbrengsthuis (onbepaald)
Ontwerper(s)
R. BURGRAEVE – 1961
INCONNU - ONBEKEND – 1690-1710
Stijlen
Classicerende barok
Neobarok
Inventaris(sen)
- Urgentie-inventaris van het bouwkundig erfgoed van de Brusselse agglomeratie (Sint-Lukasarchief 1979)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Bouwen door de eeuwen heen in Brussel. Stad Brussel (1989-1993)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Archeologisch Meestal gaat het om overblijfselen, fragmentarische elementen of betekenisvolle sporen van oudere gebouwen die in een onroerend goed bewaard zijn gebleven en zodoende getuigenissen zijn bouwkundige activiteiten door de mens. De belangstelling gaat dan meestal uit naar de overblijfselen zelf. De selectie van het onroerend goed (gebouw of fragment) is gemotiveerd als een omhulsel met deze fragmenten, die waardevolle informatie verschaffen over de bouwevolutie en -geschiedenis. (Fragmentarische elementen die in het gebouw bewaard zijn gebleven (bv. constructieve elementen in de kelders van het gebouw in de Boterstraat nr. 40); kelders die waarschijnlijk oudere elementen bevatten (bv. kelders van de abdij van Coudenbergh of de kapel van Nassau).
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
Onderzoek en redactie
2016
id
Urban : 30768
Beschrijving
Diephuis
van drie bouwlagen en drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken..
Voorheen eenvoudige classicerende barokgevel, met top herleid tot puntvormige aflijning en geleed door sobere kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Wederopgebouwd n.o.v. architect R. Burgraeve, 1961, met deels bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen., natuurstenen halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. met bijkomende sierelementen als Ionische en Korinthische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., spiegeldecor, balustrades en frontonbekroning.
Voorheen eenvoudige classicerende barokgevel, met top herleid tot puntvormige aflijning en geleed door sobere kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. Wederopgebouwd n.o.v. architect R. Burgraeve, 1961, met deels bepleisterdeMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen., natuurstenen halsgevelGevel waarvan de geveltop rechthoekig is en geflankeerd wordt door (gebeeldhouwde) vleugel- of klauwstukken. met bijkomende sierelementen als Ionische en Korinthische kapitelenKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen., spiegeldecor, balustrades en frontonbekroning.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 73093 (1961).
Websites
BALat KIK-IRPA