Typologie(ën)
fabriek
kantoorgebouw
filminfrastructuur
kantoorgebouw
filminfrastructuur
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1923
Antoine COURTENS – architect – 1936
Henri (fils) JACOBS – architect – 1937
J. FINK – architect – 1954
James ALLARD – architect – 1954
Victor LEVY – architect
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Eclectisme
hedendaagse architectuur
Inventaris(sen)
- Permanente actualisatie van de inventaris van het Bouwkundig Erfgoed (DPC-DCE)
- Het monumentale erfgoed van België. Vorst (DPC-DCE - 2014-2020)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
2016-2019
id
Urban : 28946
Beschrijving
Voormalig
industrieel geheel in eclectische stijl, met «Laboratoire de cinéma L.J. Dassonville»,
gebouwd in 1923. Vergroot, verhoogd en verbouwd in 1928 (architect Henri
Sangers), 1936 (architect Antoine Courtens), 1937 (architect Henri Jacobs),
1945 (architect J. Fink), 1954 (architect James Allard), 1970 en 2014
(architect Pierre Goossens en Victor Lévy).
Geschiedenis
Het « Laboratoire de cinéma L.J. Dassonville » werd in 1919 opgestart door de broers Dassonville en was oorspronkelijk gevestigd aan de Waterloose Steenweg. Na een brand verhuisde de firma naar de Berthelotstraat waar ze een atelier van één bouwlaag onder puntdak liet bouwen op de achterliggende zone van een breed perceel van 22 meter. De firma groeide van dit klein atelier naar een groot complex industriële gebouwen waar de eerste stomme filmmontages werden geproduceerd en vanaf de jaren 1930 deze met geluid. Ook had de firma laboratoria waar filmrollen werden vervaardigd en ontwikkeld, een projectiezaal, depots en burelen. Omwille van de ontvlambare materialen die werden gebruikt bij de filmproductie werd een smalle koer gecreëerd tussen de ateliers en werd de structuur van de gebouwen aangepast: de muren en plafonds werden deels voorzien van een dikke laag beton en metalen structuren dienden als brandbarrières. Ook de trappen waren in metaal.
Eind jaren 1980 verliet de firma het gebouw waarna het complex werd omgevormd tot burelen en vanaf 2014 lofts.
Beschrijving
Geheel van drie langwerpige ateliers van één, twee of drie bouwlagen onder plat dak of zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Gevels in rood-en bruingekleurde baksteen met elementen in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en hardsteen. Grotendeels rechthoekige muuropeningen. Het centrale gebouw dateert van de eerste bouwperiode (1923). Het gebouw rechts dateert van 1928 en is in de borstwering voorzien van het opschrift L.J. Dassonville, het werd in 1936 verhoogd. Het gebouw links dateert van 1945. De twee gebouwen aan de linkerzijde werden in 1954 voorzien van een extra bouwlaag. In 1970 werd een annex gebouwd aan de hoek van het eerste en tweede gebouw.
Langs de straatzijde bakstenen omheiningsmuur op hardstenen plint met poorttoegang aan de rechterzijde, 1928.
Geschiedenis
Het « Laboratoire de cinéma L.J. Dassonville » werd in 1919 opgestart door de broers Dassonville en was oorspronkelijk gevestigd aan de Waterloose Steenweg. Na een brand verhuisde de firma naar de Berthelotstraat waar ze een atelier van één bouwlaag onder puntdak liet bouwen op de achterliggende zone van een breed perceel van 22 meter. De firma groeide van dit klein atelier naar een groot complex industriële gebouwen waar de eerste stomme filmmontages werden geproduceerd en vanaf de jaren 1930 deze met geluid. Ook had de firma laboratoria waar filmrollen werden vervaardigd en ontwikkeld, een projectiezaal, depots en burelen. Omwille van de ontvlambare materialen die werden gebruikt bij de filmproductie werd een smalle koer gecreëerd tussen de ateliers en werd de structuur van de gebouwen aangepast: de muren en plafonds werden deels voorzien van een dikke laag beton en metalen structuren dienden als brandbarrières. Ook de trappen waren in metaal.
Eind jaren 1980 verliet de firma het gebouw waarna het complex werd omgevormd tot burelen en vanaf 2014 lofts.
Beschrijving
Geheel van drie langwerpige ateliers van één, twee of drie bouwlagen onder plat dak of zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Gevels in rood-en bruingekleurde baksteen met elementen in similiBepleistering ter imitatie van natuursteen. en hardsteen. Grotendeels rechthoekige muuropeningen. Het centrale gebouw dateert van de eerste bouwperiode (1923). Het gebouw rechts dateert van 1928 en is in de borstwering voorzien van het opschrift L.J. Dassonville, het werd in 1936 verhoogd. Het gebouw links dateert van 1945. De twee gebouwen aan de linkerzijde werden in 1954 voorzien van een extra bouwlaag. In 1970 werd een annex gebouwd aan de hoek van het eerste en tweede gebouw.
Langs de straatzijde bakstenen omheiningsmuur op hardstenen plint met poorttoegang aan de rechterzijde, 1928.
Bronnen
Archieven
GAV/DS 7729 (1923), 10025 (1928), 12966 (1936), 13391 (1937), 14549 (1945), 16335 (1954), 19515 (1970), 21217 , 24033 (2008), 24494 (2014).
GAV/DS 7729 (1923), 10025 (1928), 12966 (1936), 13391 (1937), 14549 (1945), 16335 (1954), 19515 (1970), 21217 , 24033 (2008), 24494 (2014).
Publicaties en studies
Inventaire visuel de l’architecture
industrielle à Bruxelles – Forest, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 49.LOZE, P., KNOPES, L., et al., Het nieuwe Brussel. Architectuur 1989-1995, Prisme éditions, Brussel, 1995, pp. 130-131.