Typologie(ën)

kliniek/hospitaal/ziekenhuis

Ontwerper(s)

INCONNU - ONBEKEND1908

Armand EVERARTSarchitect1911

J. VLOEBERGHarchitect1951

Stijlen

Eclectisme
Neo-Vlaamse renaissance

Inventaris(sen)

  • Actualisatie van de Urgentie-Inventaris (Sint-Lukasarchief - 1993-1994)
  • Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
  • Het monumentale erfgoed van België. Sint-Pieters-Woluwe (DMS-DML - 2002-2009, 2014)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

  • Artistiek
  • Esthetisch
  • Historisch
  • Stedenbouwkundig

Onderzoek en redactie

2003

id

Urban : 17458
lees meer

Beschrijving

Huis in neo-Vlaamse renaissanceVlaams renaissance (vanaf 16e eeuw). Stijl die elementen uit de Italiaanse renaissance toepast op de traditionele bak- en zandsteenstijl. De neo-Vlaamse renaissance (ca 1860-1914) grijpt vanuit een nationalistische tendens terug naar de Vlaamse renaissance en haar specifieke ornamentiek. De stijl kenmerkt zich door een polychroom materiaalgebruik en een volumespel d.m.v. erkers, torentjes, trapgevels, enz.. Huidig aspect van gebouw resultaat van uitbreidingen in verschillende periodes. Oorspronkelijk gebouw van 1908 met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder zadeldakDak met twee hellende dakvlakken.. Uitgebreid i.o.v. eigenaar met diverse constructies in zelfde stijl en materiaal: kleine garage, n.o.v. arch. Armand Everarts (1911); topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. (1930); linkertravee van twee bouwlagen n.o.v. arch. René Coppens (1951).

Nu asymmetrische bakstenen gevel met hoge banden in grijze baksteen. Bestaande uit drie onderscheiden volumes van verschillende periodes, elk met topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt. met pilasterPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. verdeeld door dwarsregelEen dwarsregel deelt het kozijn van een deur of raam horizontaal op. en kruisvenstersVenster, door een moneel en een tussendorpel in vier vlakken verdeeld.; die van verdieping bekroond met timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. waarin sgraffitoSgraffito (Italiaans, van sgraffiare: krabben), decoratieve muurtechniek waarbij men een donkere pleisterlaag (doorgaans zwart, roetbruin of grijs) met een lichtgekleurde pleisterlaag bedekt; door de bovenste, nog niet verharde, laag weg te nemen volgens een vooraf bepaald grafisch ontwerp ontstaat een verdiepte tekening; de lichtgekleurde pleisterlaag kan bovendien gekleurd worden ‘al fresco’ (op de verse pleister) of ‘al secco’ (op de droge pleister)., voorstelling: acanthusranken met margrieten; één met inscriptie “Les Marguerittes”.

Oorspronkelijk schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... : eiken deur met getralied vensterLicht- en/of luchtopening in een muur. en schrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ...  met roedeverdeling waarin glas-in-lood.

Hoofdvolume van 1908 met twee bouwlagen en vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...): links drie gelijke risaliterende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) bekroond met brede topgevelHoogste deel van een gevel, vaak driehoekig en/of getrapt.; rechts één bredere traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Centraal in groep van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) houten erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak., met borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust. versierd met schorenSchuingeplaatste paal, balk of stijl die iets schraagt, de druk van een belasting opvangt of een zijdelings verband aanbrengt.. In derde traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) toegangsdeur met impostvensterVenster boven een deur en ervan gescheiden door een stenen dorpel, een entablement of een muurvlak. met glas-in-lood, voorstelling: bloemenvaas. Breedste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met boogfriesReeks van kleine (decoratieve) bogen, vaak steunend op kraagstenen. in hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. met overstekend kapgebint.

Rechts lager volume van één traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Benedenverdieping met garagepoort onder steekboogBoog die minder dan een halve cirkel beschrijft; boog in de vorm van een cirkelsegment. Bij vensters spreekt men dan van een getoogd venster of steekboogvenster. (1911). Op verdieping, tweelicht onder rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft. met balkon (1930).

Linkervolume, eveneens met garagepoort (1950). Daarboven ondiepe erkerRechthoekig of veelhoekig uitbouwsel, als het ware op de gevel geplakt en daardoor deel uitmakend van de achterliggende ruimte; vaak over één of meer verdiepingen gestapeld. onder lessenaarsdakDak bestaande uit één hellend dakvlak..

Bronnen

Archieven
KAB, SPW, afdeling 1, sectie A, 1908, landmetertekening nr 8.
GASPW/DS 66 (1911), 75 (1930), 73 (1937), 553 (1951).