Typologie(ën)
school
Ontwerper(s)
Emile MULLER – architect – 1937-1938
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Modernisme
Inventaris(sen)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Etterbeek (DMS-DML - 1994-1997)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Sociaal Moeilijk te onderscheiden van de volkskundige waarde en over het algemeen onvoldoende om een selectie op zichzelf te rechtvaardigen. - herinneringsplaats van een gemeenschap of van van een sociale groep (bijvoorbeeld de bedevaartskapel op het Kerkplein in Sint-Agatha-Berchem, “de Oude Linde” in Boendael te Elsene); - een plaats met volkssymboliek (bijvoorbeeld het café het “Goudblommeke in papier” in de Cellebroersstraat); - een plaats waar een wijk samenkomt of gestructureerd is (bijvoorbeeld De gebouwen “Fer à Cheval”- in de Floréal tuinwijk); - een goed dat deel uitmaakt van of bestaat uit openbare voorzieningen (scholen, crèches, gemeenschaps- of parochiezalen, sporthallen, stadions, enz.); - goed of ensemble (al dan niet sociale huisvesting) ontworpen om sociale interactie, wederzijdse hulp en buurtcohesie te stimuleren (bijvoorbeeld de woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog werden gebouwd in Ganshoren of de wijken die speciaal voor ouderen werden ontworpen); - goed dat deel uitmaakt van een industrieel complex dat een aanzienlijke activiteit heeft gegenereerd in de gemeente waar het zich bevindt of in het Gewest.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
1993-1995
id
Urban : 14973
Beschrijving
Scholengemeenschap van 1937-1938 ter vervanging van de middelbare school die sinds 1915 op het Sint-Pietersplein was gevestigd. De Brusselse aannemer André DHERTE liet zich bij de uitvoering van het ontwerp van de gemeentearch. Emile MULLER inspireren door arch. VAN HOOVELD, schepen van Openbare Werken en Gemeentelijke eigendom.
De eerste steenlegging vond plaats op 3 augustus 1937. Op 1 januari 1938 droeg Etterbeek het terrein en de nog in de steigers staande gebouwen over aan de Staat. In september van datzelfde jaar schreven zich 804 leerlingen in in Gemeentelijk Atheneum dat op 17 augustus 1947 in Koninklijk Atheneum veranderde. Heden bevat de gemeenschap een volledige kleuterschool, lagere en middelbare school.
De eerste steenlegging vond plaats op 3 augustus 1937. Op 1 januari 1938 droeg Etterbeek het terrein en de nog in de steigers staande gebouwen over aan de Staat. In september van datzelfde jaar schreven zich 804 leerlingen in in Gemeentelijk Atheneum dat op 17 augustus 1947 in Koninklijk Atheneum veranderde. Heden bevat de gemeenschap een volledige kleuterschool, lagere en middelbare school.
Het complex bestaat in hoofdzaak uit drie hoofdvleugels die zich tussen de Elf Novemberlaan en de C. Josetlaan rond een centrale binnenplaats uitstrekken en die oorspronkelijk 11.354 m2 en 103 m gevel bevatten. Hoofdgebouw volgens U-plan.
Gevels in functionalistische stijl, opgetrokken in gele baksteen, met drie bouwlagen op arduinen plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met keldervensters. Plat dak. Gebouw aan de straatkant voorafgegaan door lager gelegen tuin. Centrale uitbouw met afgeronde hoeken van twee bouwlagen met hoofdingang tussen twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Bekronend balkon waarop drie grote rechthoekige muuropeningen uitkijken. Grote rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Zelfde gevelopstand aan weerszijden van hoofdingang: telkens twee grote drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. per bouwlaag met doorlopende lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. en lekdrempel, rotonde waarachter trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en aan de uiteinden zijvleugel met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de zijgevel en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. aan de straatkant. Twee opgangen langs het omheiningsmuurtje leiden naar de lokalen die in de kelderverdieping zijn gehuisvest. De oorspronkelijke metalen kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. zijn vervangen.
Gevels in functionalistische stijl, opgetrokken in gele baksteen, met drie bouwlagen op arduinen plintHoge plint van een gevel; fungeert als voetstuk in ordonnantie van de gevel. met keldervensters. Plat dak. Gebouw aan de straatkant voorafgegaan door lager gelegen tuin. Centrale uitbouw met afgeronde hoeken van twee bouwlagen met hoofdingang tussen twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Bekronend balkon waarop drie grote rechthoekige muuropeningen uitkijken. Grote rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Zelfde gevelopstand aan weerszijden van hoofdingang: telkens twee grote drielichtenGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. per bouwlaag met doorlopende lateiBalkvormig element van hout, steen, beton of metaal dat een muuropening overspant en bovenliggend metselwerk steunt. en lekdrempel, rotonde waarachter trappenhuisGedeelte van een gebouw waarin de trappen zijn ondergebracht., drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. en aan de uiteinden zijvleugel met vier traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) aan de zijgevel en drielichtGroep van drie smalle vensters binnen dezelfde omlijsting, onderling gescheiden door deelzuiltjes of stijlen/monelen; centraal venster soms hoger dan beide andere. aan de straatkant. Twee opgangen langs het omheiningsmuurtje leiden naar de lokalen die in de kelderverdieping zijn gehuisvest. De oorspronkelijke metalen kozijnenSamenstel van stijlen en regels, geplaatst in een venster- of deuropening, waarin de ramen en/of deuren zijn gevat. zijn vervangen.
Bronnen
Archieven
GAEtt./Doss. OW.
Archives du Fond des Bâtiments Scolaires de la Communauté Française.
Publicaties en studies
JURION-DE WAHA, F., La mémoire des pierres: Découvrez l'architecture scolaire à Bruxelles, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 18-19.
MEIRE, R.J., Histoire d'Etterbeek, Musin, Brussel, 1981, p. 110.
Tijdschriften
ENGELMAN, J., « Une commune courageuse. L'exemple Etterbeek. À propos du groupe scolaire de l'école myenne. Athénée » in Bâtir, 67, 1938, pp. 262-264.
GAEtt./Doss. OW.
Archives du Fond des Bâtiments Scolaires de la Communauté Française.
Publicaties en studies
JURION-DE WAHA, F., La mémoire des pierres: Découvrez l'architecture scolaire à Bruxelles, Koning Boudewijnstichting, Brussel, 1987, pp. 18-19.
MEIRE, R.J., Histoire d'Etterbeek, Musin, Brussel, 1981, p. 110.
Tijdschriften
ENGELMAN, J., « Une commune courageuse. L'exemple Etterbeek. À propos du groupe scolaire de l'école myenne. Athénée » in Bâtir, 67, 1938, pp. 262-264.