Onderzoek en redactie
2006
Geschiedenis van de tuinwijk Kapelleveld
De tuinwijk Kapelleveld ligt zowel op Sint-Lambrechts-Woluwe als op Sint-Pieters-Woluwe. De wijk wordt ruwweg begrensd door de Wezembeeklaan (N), de voormalige spoorlijn Brussel-Tervuren (NO), de Grensstraat (O), de Perspectieflaan (Z) en de Ideaallaan en Arthur Andréstraat (W).
Het plateau wordt in de Gemeenteatlas van 1808 Montagne aux Sols genoemd en bleef tot begin jaren 1920 onbebouwd. Huidige benaming verwijst naar naburige Kapel van Lenneke Mare in Sint-Lambrechts-Woluwe.
De wijk kende verschillende bouwcampagnes gespreid tussen de jaren 1920 en jaren 1970 en allen in opdracht van de Coöperatieve Maatschappij ‘La Cité-Jardin du Kapelleveld' [Tuinwijk Kapelleveld], later herdoopt tot de Coöperatieve Maatschappij Kapelleveld. Enkel de percelen die niet van de maatschappij waren, werden, vooral na W.O. II, op privé-initiatief bebouwd met diverse gebouwen: rijhuizen, alleenstaande villa's, dubbelhuizen of appartementsgebouwen.
De tuinwijk van de jaren 1920
Het concept van de tuinwijk ontstond eind 19de eeuw in Engeland. Na de Eerste Wereldoorlog kende dit fenomeen in België een explosieve ontwikkeling. De belangrijkste promotor hiervan was de ‘Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken' (NMGWW) die volgens het K.B. van 21.04.1920 was opgericht. De maatschappij had tot taak goedkope en langlopende leningen te verschaffen aan lokale bouwmaatschappijen. Een daarvan, de coöperatieve maatschappij voor goedkope woningen ‘La Cité-Jardin du Kapelleveld' [Tuinwijk Kapelleveld] werd in augustus 1922 opgericht en erkend door de NMGWW.
Voor de inplanting van de tuinwijk werd gekozen voor het plateau van Kapelleveld omdat het braak lag en de grond er goedkoop was. Voor het stedenbouwkundig plan van aanleg deed de coöperatieve vennootschap beroep op de architect-stedenbouwkundige Louis Van der Swaelmen (1883-1929). Hij behield zoveel mogelijk de hoogteverschillen van het terrein en organiseerde de wijk voornamelijk rond drie grote, waaiervormige aangelegde lanen, die loodrecht werden gekruist door zijstraten. De densiteit van de bebouwing is relatief laag en er werd veel ruimte voorzien voor groenzones: voortuinen, vrij grote achtertuinen, pleintjes, speelterreinen en met bomen begroeide lanen.
De wijk was vooral bestemd voor lage bedienden. Diverse architecten werkten mee aan het ontwerp van de huizen: Antoine Pompe (1873-1980), Huibrecht Hoste (1881-1957), Jean-François Hoeben (1896-1969) en Paul Rubbers (1900-1985). Samen ontwierpen zij meer dan 400 huizen volgens negentien verschillende types, waarvan tien gebouwen waren uitgerust met een handelsruimte. De bouw ging van start in 1922 en was voltooid in 1926.
De wijk voorzag eveneens gemeenschappelijke gebouwen en ruimtes voor zijn inwoners zoals een feestzaal, bibliotheek, sportterreinen, speelpleinen, winkels voor basisbehoeften en kantoren van de coöperatieve maatschappij. De geplande school, kerk en stadium kwamen pas later tot stand. In de Arthur Andréstraat werd een station op de spoorlijn Brussel-Tervuren geopend.
Het grootste deel van de tuinwijk uit de jaren 1920 ligt op het grondgebied van Sint-Lambrechts-Woluwe. De schaarse gebouwen op Sint-Pieters-Woluwe, zijn ontworpen door architect Antoine Pompe. Het gaat om per twee of vier gegroepeerde dubbelhuizen in de Ideaallaan en Perspectieflaan, net aan de rand van de tuinwijk én de gemeente (zie beschrijving van deze lanen).
De uitbreidingen van 1951 tot 1971 door architect Paul Posno
Na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk een eerste maal uitgebreid. Binnen het gebied tussen de Wezembeeklaan, de Grensstraat, de Perspectieflaan en de Arthur Andréstraat-Ideaallaan, werden vier nieuwe lanen aangelegd volgens eenverkavelingplan van 1951, namelijk de Bornivallaan (aanvankelijk Nieuwelaan genoemd), een eerste deel van de Pierre Vander Biestlaan, Prins Regentlaan en de Witthemlaan.
Op 21.08.1956 droeg de Coöperatieve Vennootschap Kapelleveld de straten van de uitbreiding (telde toen 61 huizen) gratis over aan de gemeente, zij het in ruil voor de kwijtschelding van wegentaksen en de overname van het onderhoud van de Prins Regent- en de Witthemlaan en een deel van de Grensstraat en Arthur Andréstraat (GASPW/OW 8785).
De 97 dubbelhuizen binnen deze uitbreiding werden allen ontworpen door architect Paul Posno. De meerderheid van de huizen werd gebouwd in 1951, terwijl het resterende derde deel pas in 1958 werd gebouwd. De huizen werden gebouwd in de Bornival-, de Witthem- en Prins Regentlaan, maar evenzeer in de Vander Biestlaan (nr. 1 tot 24), de onpare kant van Wezembeeklaan (nr. 3 tot 23) en nr. 78 en 81 in Arthur Andréstraat.
Alle huizen zijn analoog en bestaan uit twee bouwlagen onder gemeenschappelijk schilddak. Bakstenen gevels met rechthoekige vensters, die op verdieping gekoppeld zijn aan het hoofdgestel. De voortuinen worden omsloten door hagen op breukstenen muurtjes.
Tien jaar later, in 1968-1969, ontwierp landmeter-vastgoedexpert en stedenbouwkundig raadgever Émile Ryckaert een plan voor de verlenging van de Prins Regent- en Vander Biestlaan, maar uiteindelijk werd enkel de laatste laan verlengd. Architect P. Posno tekende hiervoor per twee of per vier gegroepeerde eengezinswoningen, met name eenvoudige bakstenen huizen met twee bouwlagen en twee of drie traveeën.
Hij bouwde er tien in Arthur Andréstraat (nr. 59 tot 77) en elf in de parallel lopende Vander Biestlaan (nr. 26 tot 46).
Tussen beide straten werd binnen het bouwblok de Landschapsgaarde aangelegd. Het werd bebouwd met twee appartementsgebouwen van drie bouwlagen met telkens twaalf flats n.o.v. architect Paul Posno. Gevels zijn in lichtgekleurde baksteen uitgevoerd en zitten onder een zadeldak.
Een vergelijkbare inbreiding greep een jaar later plaats, in 1970, aan de overkant van de Vander Biestlaan. Ze werd ontworpen door Ryckaert en kreeg de naam Vander Biestgaarde. Ze is bebouwd met drie appartementsgebouwen van telkens 48 flats, eveneens n.o.v. arch. Posno en analoog aan deze van de Landschapsgaarde: drie bouwlagen en gevels in lichtgekleurde baksteen onder zadeldak.
Ryckaert ontwierp in 1970-1971, zijn laatste inbreiding, namelijk de Bevrijdingsgaarde, evenzeer bebouwd met twee dubbelhuizen n.o.v. architect P. Posno en volgens hetzelfde model als die van 1968-1969.
Laatste uitbreidingen van 1970 tot 2000
In 1973 werd de Vriendschapswijk (zie beschrijving) ontworpen door de groep AUSIA. Zij beslaat het volledige terrein tussen Vander Biestlaan en Grensstraat.
In de tweede helft van de jaren 1980 werd de metro doorgetrokken tot Kappelleveld die onder de Vander Biestlaan werd aangelegd.
In 1998 werd op een terrein ten zuiden van de Perspectieflaan, in de buurt van de de voormalige spoorlijn Brussel-Tervuren, de doodlopende Hemeleikgaarde aangelegd n.o.v. architect Ph. Schockaert van het architectuurbureau van Paul Posno. De plannen voorzagen de bouw van achttien, in twee groepen verdeelde semi-sociale rijwoningen. De eerste groep, bestaande uit acht huizen langs de Perspectieflaan, werd echter nooit uitgevoerd. De tweede groep werd begin 2000 voltooid en bestaat uit tien huizen.
De tuinwijk Kapelleveld ligt zowel op Sint-Lambrechts-Woluwe als op Sint-Pieters-Woluwe. De wijk wordt ruwweg begrensd door de Wezembeeklaan (N), de voormalige spoorlijn Brussel-Tervuren (NO), de Grensstraat (O), de Perspectieflaan (Z) en de Ideaallaan en Arthur Andréstraat (W).
Het plateau wordt in de Gemeenteatlas van 1808 Montagne aux Sols genoemd en bleef tot begin jaren 1920 onbebouwd. Huidige benaming verwijst naar naburige Kapel van Lenneke Mare in Sint-Lambrechts-Woluwe.
De wijk kende verschillende bouwcampagnes gespreid tussen de jaren 1920 en jaren 1970 en allen in opdracht van de Coöperatieve Maatschappij ‘La Cité-Jardin du Kapelleveld' [Tuinwijk Kapelleveld], later herdoopt tot de Coöperatieve Maatschappij Kapelleveld. Enkel de percelen die niet van de maatschappij waren, werden, vooral na W.O. II, op privé-initiatief bebouwd met diverse gebouwen: rijhuizen, alleenstaande villa's, dubbelhuizen of appartementsgebouwen.
De tuinwijk van de jaren 1920
Het concept van de tuinwijk ontstond eind 19de eeuw in Engeland. Na de Eerste Wereldoorlog kende dit fenomeen in België een explosieve ontwikkeling. De belangrijkste promotor hiervan was de ‘Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen en Woonvertrekken' (NMGWW) die volgens het K.B. van 21.04.1920 was opgericht. De maatschappij had tot taak goedkope en langlopende leningen te verschaffen aan lokale bouwmaatschappijen. Een daarvan, de coöperatieve maatschappij voor goedkope woningen ‘La Cité-Jardin du Kapelleveld' [Tuinwijk Kapelleveld] werd in augustus 1922 opgericht en erkend door de NMGWW.
Voor de inplanting van de tuinwijk werd gekozen voor het plateau van Kapelleveld omdat het braak lag en de grond er goedkoop was. Voor het stedenbouwkundig plan van aanleg deed de coöperatieve vennootschap beroep op de architect-stedenbouwkundige Louis Van der Swaelmen (1883-1929). Hij behield zoveel mogelijk de hoogteverschillen van het terrein en organiseerde de wijk voornamelijk rond drie grote, waaiervormige aangelegde lanen, die loodrecht werden gekruist door zijstraten. De densiteit van de bebouwing is relatief laag en er werd veel ruimte voorzien voor groenzones: voortuinen, vrij grote achtertuinen, pleintjes, speelterreinen en met bomen begroeide lanen.
De wijk was vooral bestemd voor lage bedienden. Diverse architecten werkten mee aan het ontwerp van de huizen: Antoine Pompe (1873-1980), Huibrecht Hoste (1881-1957), Jean-François Hoeben (1896-1969) en Paul Rubbers (1900-1985). Samen ontwierpen zij meer dan 400 huizen volgens negentien verschillende types, waarvan tien gebouwen waren uitgerust met een handelsruimte. De bouw ging van start in 1922 en was voltooid in 1926.
De wijk voorzag eveneens gemeenschappelijke gebouwen en ruimtes voor zijn inwoners zoals een feestzaal, bibliotheek, sportterreinen, speelpleinen, winkels voor basisbehoeften en kantoren van de coöperatieve maatschappij. De geplande school, kerk en stadium kwamen pas later tot stand. In de Arthur Andréstraat werd een station op de spoorlijn Brussel-Tervuren geopend.
Het grootste deel van de tuinwijk uit de jaren 1920 ligt op het grondgebied van Sint-Lambrechts-Woluwe. De schaarse gebouwen op Sint-Pieters-Woluwe, zijn ontworpen door architect Antoine Pompe. Het gaat om per twee of vier gegroepeerde dubbelhuizen in de Ideaallaan en Perspectieflaan, net aan de rand van de tuinwijk én de gemeente (zie beschrijving van deze lanen).
De uitbreidingen van 1951 tot 1971 door architect Paul Posno
Na de Tweede Wereldoorlog werd de wijk een eerste maal uitgebreid. Binnen het gebied tussen de Wezembeeklaan, de Grensstraat, de Perspectieflaan en de Arthur Andréstraat-Ideaallaan, werden vier nieuwe lanen aangelegd volgens eenverkavelingplan van 1951, namelijk de Bornivallaan (aanvankelijk Nieuwelaan genoemd), een eerste deel van de Pierre Vander Biestlaan, Prins Regentlaan en de Witthemlaan.
Op 21.08.1956 droeg de Coöperatieve Vennootschap Kapelleveld de straten van de uitbreiding (telde toen 61 huizen) gratis over aan de gemeente, zij het in ruil voor de kwijtschelding van wegentaksen en de overname van het onderhoud van de Prins Regent- en de Witthemlaan en een deel van de Grensstraat en Arthur Andréstraat (GASPW/OW 8785).
De 97 dubbelhuizen binnen deze uitbreiding werden allen ontworpen door architect Paul Posno. De meerderheid van de huizen werd gebouwd in 1951, terwijl het resterende derde deel pas in 1958 werd gebouwd. De huizen werden gebouwd in de Bornival-, de Witthem- en Prins Regentlaan, maar evenzeer in de Vander Biestlaan (nr. 1 tot 24), de onpare kant van Wezembeeklaan (nr. 3 tot 23) en nr. 78 en 81 in Arthur Andréstraat.
Alle huizen zijn analoog en bestaan uit twee bouwlagen onder gemeenschappelijk schilddak. Bakstenen gevels met rechthoekige vensters, die op verdieping gekoppeld zijn aan het hoofdgestel. De voortuinen worden omsloten door hagen op breukstenen muurtjes.
Tien jaar later, in 1968-1969, ontwierp landmeter-vastgoedexpert en stedenbouwkundig raadgever Émile Ryckaert een plan voor de verlenging van de Prins Regent- en Vander Biestlaan, maar uiteindelijk werd enkel de laatste laan verlengd. Architect P. Posno tekende hiervoor per twee of per vier gegroepeerde eengezinswoningen, met name eenvoudige bakstenen huizen met twee bouwlagen en twee of drie traveeën.
Hij bouwde er tien in Arthur Andréstraat (nr. 59 tot 77) en elf in de parallel lopende Vander Biestlaan (nr. 26 tot 46).
Tussen beide straten werd binnen het bouwblok de Landschapsgaarde aangelegd. Het werd bebouwd met twee appartementsgebouwen van drie bouwlagen met telkens twaalf flats n.o.v. architect Paul Posno. Gevels zijn in lichtgekleurde baksteen uitgevoerd en zitten onder een zadeldak.
Een vergelijkbare inbreiding greep een jaar later plaats, in 1970, aan de overkant van de Vander Biestlaan. Ze werd ontworpen door Ryckaert en kreeg de naam Vander Biestgaarde. Ze is bebouwd met drie appartementsgebouwen van telkens 48 flats, eveneens n.o.v. arch. Posno en analoog aan deze van de Landschapsgaarde: drie bouwlagen en gevels in lichtgekleurde baksteen onder zadeldak.
Ryckaert ontwierp in 1970-1971, zijn laatste inbreiding, namelijk de Bevrijdingsgaarde, evenzeer bebouwd met twee dubbelhuizen n.o.v. architect P. Posno en volgens hetzelfde model als die van 1968-1969.
Laatste uitbreidingen van 1970 tot 2000
In 1973 werd de Vriendschapswijk (zie beschrijving) ontworpen door de groep AUSIA. Zij beslaat het volledige terrein tussen Vander Biestlaan en Grensstraat.
In de tweede helft van de jaren 1980 werd de metro doorgetrokken tot Kappelleveld die onder de Vander Biestlaan werd aangelegd.
In 1998 werd op een terrein ten zuiden van de Perspectieflaan, in de buurt van de de voormalige spoorlijn Brussel-Tervuren, de doodlopende Hemeleikgaarde aangelegd n.o.v. architect Ph. Schockaert van het architectuurbureau van Paul Posno. De plannen voorzagen de bouw van achttien, in twee groepen verdeelde semi-sociale rijwoningen. De eerste groep, bestaande uit acht huizen langs de Perspectieflaan, werd echter nooit uitgevoerd. De tweede groep werd begin 2000 voltooid en bestaat uit tien huizen.
Bronnen
Archieven
GASPW/DS 443 (1923), 134 (1926), 158 (1951), 251 (1958), 82 (1966), 318 (1968), 190 (1969), 154 (1970), 38 (1971), 70 (1973), 168 (1985), 248 (1998).
Publicaties en studies
ARON, J., DE BECKER, F., PUTTEMANS, P., Inventaire du patrimoine contemporain de la région de Bruxelles, Bruxelles, 1994, fiche 162.
GASPW/DS 443 (1923), 134 (1926), 158 (1951), 251 (1958), 82 (1966), 318 (1968), 190 (1969), 154 (1970), 38 (1971), 70 (1973), 168 (1985), 248 (1998).
Publicaties en studies
ARON, J., DE BECKER, F., PUTTEMANS, P., Inventaire du patrimoine contemporain de la région de Bruxelles, Bruxelles, 1994, fiche 162.
STACQUET, V., Cité-Jardin du Kapelleveld. Album. Prix : 5 francs, Brussel, s.d.
VILLEIRS, M., Kapelleveld. De architecturale gehelen. Sint-Lambrechts-Woluwe, s.l., 1997.
Tijdschriften
“La Cité-jardin du ‘Kapelleveld' à Woluwe-St-Lambert”, Habitation à bon marché, 6, 1924.
Tijdschriften
“La Cité-jardin du ‘Kapelleveld' à Woluwe-St-Lambert”, Habitation à bon marché, 6, 1924.
DELVOYE, C., “La cité-jardin du Kapelleveld et la participation d'Antoine Pompe”, Wiluwa, 2, 1983, pp. 19-23.
DELVOYE, C., “Antoine Pompe et le Kapelleveld”, Wiluwa, 3, 1984, pp. 7-12.
“Iconographie du Kapelleveld”, Wiluwa, 4, 1984, pp. 7-12.