Typologie(ën)

burgerwoning

Ontwerper(s)

Jean-Joseph DE WITaannemer, architect1901

Stijlen

Eclectisme

Inventaris(sen)

Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)

Onderzoek en redactie

0

id

Urban : 15723
lees meer

Beschrijving

Herenhuis in eclectische stijl met neoclassicistische inslag en symmetrische compositieTypische gevelopstand bestaande uit drie gelijke traveeën; in Brussel komt dit geveltype vaak voor met drie bouwlagen volgens verkleinende ordonnantie; de centrale travee wordt in vele gevallen rijker uitgewerkt en benadrukt door haar licht te laten uitspringen en/of door één of meerdere balkons; het grondplan bestaat over het algemeen uit een aaneenschakeling van kamers. n.o.v. arch. Jean-Joseph De Wit, 1901. Oorspronkelijk twee bouwlagen, in 1912 verhoogd met een bouwlaag en mansardedakGebroken kap of Frans dak met met steile ondervlakken en licht hellende bovenvlakken..

Onderbouw met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. Hardstenen benedenverdieping met pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. en muuropeningen onder hanenkamVlakke samengestelde latei, waarvan de stenen als boogstenen functioneren; in ruime zin slaat de term ook op een boog met een getrapte (pseudo-) boogrug. met bossageIn oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruwgehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent; later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).. Centrale balkons volgens verkleinende ordonnantie met gietijzerenHard, bros en niet smeedbaar ijzer; gegoten in herbruikbare mallen; meestal gebruikt voor de borstwering van balkons. borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust., tussen postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. op eerste verdieping. Verdiepingen in Gobertangesteen. Op eerste verdieping venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. tussen pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel., op balustradeHekwerk van spijlen of balusters. en onder entablementHoofdgestel of onderdeel ervan (vb. kroonlijst) als bekroning van muuropening; entablement vaak op consoles. met versierd witstenen friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…).; op tweede verdieping ruitmotief op borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. KroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement). op modillonsRechthoekig kraagstuk, ter versiering van een kroonlijst.. Centrale dakkapelUit het dakvlak opgaand venster; meestal in hout en vaak onder spitse kap. tussen twee œil-de-bœufs. Bewaarde deur.

Bronnen

Archieven
Maison de maître de style éclectique d'influence néoclassique*, de composition symétrique*. Arch. Jean-Joseph De Wit, 1901.

Façade à l'origine de deux niveaux, exhaussée d'un 3e niveau sous mansarde en 1912. Soubassement à bossages. R.d.ch. en pierre bleue rythmé de pilastres et percé de baies sous plate-bande à bossages. Balcons axiaux de dimension dégressive à garde-corps en fonte, ceint de dés au 1er étage. Étages en pierre de Gobertange, à baies à piédroits en pilastre ; celles du 1er à allège rythmée de balustres, sous entablement à frise de pierre blanche sculptée de motifs géométriques ; celles du 2e sur tables d'allège timbrées d'un losange. Entablement scandé de modillons. Brisis percé dans l'axe d'une lucarne rect. accostée de deux œils-de-bœuf. Porte d'origine, à petits jours grillagés.
ACSG/DS 14 (1901), 4 (1912).GASG/DS 14 (1901), 4 (1912).