Typologie(ën)
molen
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1855-1865
Henri VAN NEROM – architect – 1917
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Actualisatie van het inventarisatieproject van het Bouwkundig Erfgoed (DMS-DML - 1995-1998)
- Het monumentale erfgoed van België. Schaarbeek (Apeb - 2010-2015)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem), authenticiteit (idem + de kwaliteit van de uitvoering) en integriteit (bewaringstoestand, oorspronkelijke elementen)). Een goed bevat ook artistieke waarde als het kunstwerken omvat (beeldhouwwerken, reliëfs ontworpen voor het goed, enz.) of decoratieve elementen uit de oorspronkelijke bouwperiode of met bijzondere kwaliteit (gesigneerd glasramen, sgraffito, lichtbeuk, enz.).
- Esthetisch Historisch gezien werd die waarde aangewend om waardevolle groene ruimten en natuurlijke of halfnatuurlijke gebieden aan te duiden. De waarde kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Een afweging met andere waarden dringt zich tevens op: de artistieke, de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en de stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen). De volgende selectiecriteria worden er eveneens aan gekoppeld: de ensemblewaarde en de contextuele waarde.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde : - als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente; - of als getuigenis van een periode en/of een zeldzame ontwikkeling van een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; de Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; - of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale lanen of in de Leopoldswijk); - of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur – met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (bv. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte); - of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (bv. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, de Congreskolom); - of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken); - of als het representatief is van het oeuvre van een belangrijke architect in de architectuurgeschiedenis op internationaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau (dit betreft zowel befaamde architecten als V. Horta, V. Bourgeois, M. Polak als secundaire architecten, die lokaal verbonden worden aan een gemeente zoals Fernand Lefever in Koekelberg of Emile Hoebeke in Sint-Agatha-Berchem).
- Wetenschappelijk De wetenschappelijke waarde wordt vaak erkend in het geval van landschappen (parken, halfnatuurlijke gebieden). Binnen de context van een onroerend goed kan het gaan om de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek. In het geval van archeologische vindplaatsen en overblijfselen wordt de wetenschappelijke waarde erkend in relatie tot het uitzonderlijke karakter van de resten op het gebied van ouderdom (bijvoorbeeld de Romeinse villa in Jette), de uitzonderlijke bewaringsomstandigheden (bijvoorbeeld de site van het vroegere dorp Oudergem) of de uniciteit van de elementen (bijvoorbeeld een volledig bewaard dakspant) en derhalve op dat vlak een uitzonderlijke en prominente wetenschappelijke bijdrage vormen tot de kennis van ons stedelijk en pre-stedelijk verleden.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroege gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (ingenieur), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan m.b.t. een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen of landschappen hebben in het verleden een prominente rol gespeeld in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte en de stedelijke ruimte. Meestal bepalen zij andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het daarin een rol speelt, bijvoorbeeld : - hoekgebouwen; - coherente pleinen of homogene huizenrijen (gevels die een ensemble vormen van dezelfde stijl, periode en volume); - tuinwijken, - deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, - relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe die architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
In het midden van een driehoekig huizenblok gevormd door de Vleugelsstraat, de Generaal Eenensstraat en de Metsysstraat, voormalig industrieel complex dat teruggaat tot omstreeks 1860 en dat herhaaldelijk werd vergroot en gewijzigd.
Geschiedenis
Op deze plaats stond tot midden 19e eeuw een molen van middeleeuwse oorsprong, aangedreven door de Maalbeek, die langs de voormalige Molenaarsstraat liep. Rond 1860 werd er een stoommaalderij gebouwd, bestaande uit een vierkant volume (A), een machinezaalIn een ruimte onderaan of bovenaan de installatie, een samenstel van aandrijf- en besturingsapparatuur van de lift. als bijgebouw (A') en een hoge schoorsteen (B). De maalderij werd in 1889 verbouwd tot een fabriek van elektrische gloeilampen door haar eigenaar, een zekere Quannone. Tien jaar later liet hij ook vier huizen bouwen op zijn terrein aan de Vleugelsstraat, waarvan er twee zijn gesloopt, op de plaats van het huidige nr. 10, en er nog twee bestaan op nr. 24 en 26. Tot minstens 1904 werd het complex ingenomen door chocolaterie Schrevens-Schaltin, die de machinezaalIn een ruimte onderaan of bovenaan de installatie, een samenstel van aandrijf- en besturingsapparatuur van de lift. in 1904-1905 met twee bouwlagen liet verhogen (A'). In 1906 werd een volume voor kantoren en magazijnen (C) aangebouwd tegen de noordzijde van het hoofdvolume van de voormalige maalderij (n.o.v. architect M. Van Eycken). In 1917 bouwde architect Henri Van Nerom aan de Metsysstraat een volume met werkplaatsen van twee bouwlagen, overeenstemmend met het onderste gedeelte van het huidige nr. 10 en met de laatste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) van nr. 8, naast een omheiningsmuur met een ingang. Tussen 1917 en 1923 heette de chocolaterie Monrégal. In 1923 werd nr. 10 Metsysstraat met drie verdiepingen verhoogd. In 1924 moesten twee van de huizen die Quannone in 1899 had gebouwd wijken voor een werkplaats, nr. 10 Vleugelsstraat. Deze werkplaats werd twee jaar later verhoogd. In 1927 voorzag architect Auguste Evrard nr. 8 van zijn eerste twee huidige traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), gebruikt als garage en woning. In 1928 of 1929 werd het complex gekocht door handschoenenfabriek Gaston Samdam. Tot slot werd de oude maalderij (A-A') ten vroegste in de jaren 1990 tot woningen omgebouwd. In 2001 werden het gebouw met nr. 10 Metsysstraat en het volume met kantoren en magazijnen (C) herbestemd tot woningen en kantoren (n.o.v. architect Bruno Corbisier).
Beschrijving
Binnen het huizenblok, voormalige stoommaalderij (A-A'-B), gebouwd ca. 1860. Volume met vierkante plattegrond (A) van zes bouwlagen en drie gevels van drie of vier gelijke traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Bakstenen opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur.. Rondbogige muuropeningen, in de laatste bouwlaag lager, met archivoltGeprofileerde of versierde omlijsting van een boog. op druipers. Op de noordgevel, centrale traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) met de bewaarde metalen korbelen1. Diagonale houten balk ter ondersteuning van overkragende elementen zoals een luifel, een kroonlijst,…; 2. Balk om de verbinding tussen trekker en spantbeen in een kapspant te versterken. van een goederenliftEen lift die voornamelijk bestemd is voor het vervoer van goederen/voorwerpen. . De muuropeningen op de benedenverdieping zijn breder, volledig of gedeeltelijk blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. Vastgeklonken ruitvormige ankers(Smeedijzeren) bouwonderdeel waarmee de uiteinden van een balk in een muur worden bevestigd; soms ook louter decoratief.. Lang uithangbord van de chocolaterie, geschilderd onder de voorlaatste bouwlaag vóór 1906. Metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met metalen roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. deels bewaard.
Bijgebouw van de voormalige machinezaalIn een ruimte onderaan of bovenaan de installatie, een samenstel van aandrijf- en besturingsapparatuur van de lift. (A') van vier bouwlagen, de laatste twee uit 1904-1905. Bakstenen gevel van drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), de linkertravee voorzien van een bijgebouw van latere datum, met hoektraveeTravee op de hoek (meestal 45°) van een gebouw.. Muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel. of rondboogBoog waarvan de kromming een halve cirkel beschrijft.. RaamVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. met metalen roedeverdelingDunne houten of metalen staaf in een kozijn waarin glasruiten worden bevestigd. bewaard in de laatste bouwlaag.
Hoge vierkante bakstenen schoorsteen (B).
Op nr. 8 en 10 Metsysstraat, oud gebouw uit 1927 gebruikt als garage en woning op de eerste twee traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) op nr. 8 (n.o.v. architect Auguste Evrard), en voormalige werkplaatsen uit 1917 op de twee volgende traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), alsook op nr. 10 (n.o.v. architect Henri Van Nerom). Oorspronkelijke opstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. van twee bouwlagen onder kartelrand, in baksteen met hardstenen elementen. Grote muuropeningen onder I-balkIJzeren latei met I-profiel..
Op nr. 8, bakstenen gevel, thans beschilderd. De eerste traveeVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) is smaller en voorzien van een deur geflankeerd door een vensterLicht- en/of luchtopening in een muur.. VenstersLicht- en/of luchtopening in een muur. op de verdieping gedeeltelijk of volledig blindZonder opening; blind venster, schijnopening.. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen.
Op nr. 10, gevel van zes traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) en vijf bouwlagen, de laatste drie toegevoegd in 1923. OpstandBouwkundige tekening op schaal van een verticaal vlak van een gevel, een binnenmuur,…; in ruime zin het verticaal vlak van een gevel of muur. bepleisterdMuur of plafond bedekt met een laag mortel op basis van een mengsel van kalk, gips of cement en zand, met of zonder andere fijne toeslagmaterialen. met imitatievoegen. Op de benedenverdieping waren alle muuropeningen oorspronkelijk deuren, sommige later gewijzigd in venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. Uiterst rechts, uithangbord van de fabriek Schrevens-Schaltin. SchrijnwerkVerzameling van al het (niet-constructief) houten materiaal zoals deuren, vensterkozijnen, erkeronderdelen, kroonlijst, …; bij uitbreiding ook materiaal in aluminium, PVC, ... vervangen op de benedenverdieping. Betonnen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. bewaard op de verdiepingen uit 1923 op de noordgevel en aan de straatkant.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 7-2-22, 192-10.
Publicaties en studies
CULOT, M. [red.], Schaerbeek. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982, fiche 1.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel. 16. Schaarbeek, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006, pp. 70-71.
Kaarten / plannen
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1893.
Opmerkelijke bomen in de nabijheid