Typologie(ën)
garage
Ontwerper(s)
François MALFAIT – architect – 1934-1935
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Voormalige gemeentelijke garage voor
lijkwagens, in art-decostijl, ontworpen in opdracht van de Stad Brussel door stadsarchitect
François Malfait, 1934-1935.
Geschiedenis
Deze voormalige gemeentelijke garage voor lijkwagens ligt op enkele meters van
de begraafplaats van Brussel (1877, zie Kerkhof van Brussellaan). Ze is een van
de allerlaatste getuigen van de uiteenlopende activiteiten die zich vroeger
rond de begraafplaats vestigden en ontwikkelden, waaronder steenhouwers- en
grafkunstateliers die thans allemaal verdwenen zijn (met uitzondering van
atelier L. Latour, tegenover de garage, dat op korte termijn ook dreigt te
verdwijnen: zie Kerkhoflaan nr. 123).
Wat de begrafenisstoeten betreft, gaat het gebruik van de automobiel terug tot
de vroege 20e eeuw (Corbeil, Chicago, 15.01.1909). De
formule was zo succesrijk dat ze al snel veralgemeend werd; toch bleven de
lijkkoets en de lijkauto in sommige plaatsen nog naast elkaar bestaan tot in de
jaren 1970, toen gemotoriseerde lijkwagens de paardenkoetsen definitief vervingen.
Pas begin jaren 1930 besliste de gemeenteraad, in het kader van de plannen voor
de gemeentelijke garage aan de Kerkhoflaan, om over te schakelen van
paardentrekkracht op gemotoriseerde trekkracht (in 1937 bezat de Stad nog
slechts twee paardenkoetsen, die op verzoek beschikbaar waren). Het College herzag
toen meteen ook het tariefreglement voor het lijkenvervoer om het aan de nieuwe
organisatie van de dienst aan te passen (Bulletin
communal de la ville de Bruxelles, zitting van 25.10.1937, dl. II, 1937). Het
transport van personen die overleden waren op het grondgebied van de stad
Brussel of er na hun overlijden in een andere gemeente naar werden overgebracht,
viel uitsluitend onder de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur, dat dit
monopolie tot in 1997 bleef uitoefenen.
Beschrijving
Garage met een sobere en expressieve art decogevel, in baksteen met hardstenen elementen. De horizontale
behandeling wordt benadrukt door een registerVensterstrook in een topgevel. van rechthoekige venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.,
gescheiden door stenen monelenStenen vensterstijl.. De verdeling van het bewaarde metalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. verlevendigt
het ritme van de gevel. Deze benadrukking van de horizontale lijnen vinden we
ook terug in het tracé van de voegen van het metselwerk en in de luifelsAfdak boven de ingang van een huis of handelszaak. boven
de dienstdeur links en de garagepoort rechts. De smeedijzeren toegangsdeur en het
traliewerk van de kelderramen zijn bewaard, de garagepoort is vervangen. Ter
hoogte van het stenen hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. van het volume van twee bouwlagen prijkt het opschrift
“ville de Bruxelles service des
inhumations”.
De rechthoekige plattegrond is ingedeeld
in twee delen met een verschillende bestemming: een deel vooraan bestemd voor
de kantoren (benedenverdieping) en de conciërgewoning (verdieping), en een deel
achteraan bestemd voor de voertuigen.
Interieur. Voorste deel onder plat dak, waarvan de asymmetrische volumetrie
zelf overeenstemt met de verschillende functies die ze bevat: links, een volume
van twee bouwlagen bestemd voor de kantoren en de kleedkamers (benedenverdieping)
en voor de conciërgewoning (verdieping), die van de straat rechtstreeks te
bereiken is via de toegangsdeur; rechts, een volume van één bouwlaag met een garagepoort
en (rechts) de opslagplaats voor de gordijnen en andere accessoires voor de
begrafenisplechtigheden.
De toegangsdeur opent op een vestibule gevolgd door enkele treden en een gang die
langs de kantoren loopt, afgesloten door een trap met buisreling in
art-decostijl die naar de verdieping leidt.
De garagepoort geeft toegang tot de inrijpoort, met links de kantoren, die wat hoger
dan het straatniveau liggen en toegankelijk zijn via een trap met buisreling. De
kantoren zijn breed opengewerkt met muuropeningen voorzien van stalen ramen (oorspronkelijk)
die vergelijkbaar zijn met die op de straatgevel. Deze openingen, alsook de
verhoging van de vertrekken, moesten het visuele toezicht op de toegang en op
de achteraan gelegen hangar mogelijk maken.
Aan de achterzijde van het volume vooraan, achter de inrijpoort, hal bestemd voor de lijkwagens
(parkings, onderhoud, sanitair), rechthoekig en over een diepte van 28 meter
overdekt met een structuur van het industriële type met zes bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden. in gewapend
beton, een asafstand van 4 meter en een spanwijdte van 24 meter. Dak met een
reeks rechthoekige muuropeningen met glasstenen en een daklicht dat voor de zenitale
verlichting zorgt. Waarschijnlijk zijn er in Brussel nog andere hangars met deze
structurele typologie, maar tot heden is geen ervan gerepertorieerd.
De hal wordt achteraan verlengd door een klein aanbouwsel onder plat dak met
daarin de “reparatiehal”, links geflankeerd door een werkplaats en rechts door
de sanitaire voorzieningen, waarvan de vloer en de muren met gele en
okerkleurige tegels zijn bekleed.
Deze praktische en functionele architectuur verliest echter ook het esthetische niet uit het oog, zoals blijkt uit de grote zorg die François Malfait besteedde aan het patroon van de bakstenen, de ontwerpen van het ijzerwerkVerzameling van alle metalen elementen van een gebouw., de deuren en het stalen raamwerkVast of bewegend houten of metalen omlijsting van een ruit binnen een kozijn. (buiten en binnen), de keuze van tegelbekledingen met geometrische motieven voor de vloeren en sommige muren (in overwegend gele, okerkleurige en zwarte tinten), en het ontwerp van de buisvormige metalen leuningen van de binnentrappen.
Bronnen
Archieven
SAB/OW
56458 (1934-1935).
GAE/OW 1935.
Publicaties en studies
La Belgique active,
Monographie des communes belges et biographie des personnalités, Brussel, 1931, pp. 1,
2.
Websites
https://old.bruxelles.be/Colossus/BulletinsCommunaux/Bulletins/Documents/Bxl_1937_Tome_II2_Part_6.pdf