Typologie(ën)
Spoorwegerfgoed
Ontwerper(s)
INCONNU - ONBEKEND – 1901-1908
INCONNU - ONBEKEND – 1942-1946
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Inventaris(sen)
- Inventaris van de Industriële Architectuur (AAM - 1980-1982)
- Inventaris van engineering erfgoed (2011)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken (Archistory - 2016-2019)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
- Wetenschappelijk Over het algemeen gebruikt om natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden te waarderen in hun botanische kwaliteiten. Binnen de context van een onroerend goed kan het de aanwezigheid van een (bouw)element (bijzonder materiaal, experimenteel materiaal, bouwprocédé of -component) of getuigenis van een ruimtelijk-structurele ruimte (stedenbouwkundig) waarvan het behoud moet worden overwogen met het oog op wetenschappelijk onderzoek.
- Technisch Onder de technische waarde van een onroerend goed kan men het vroeg gebruik van een bepaald materiaal of een bepaalde techniek verstaan (> engineering), ook gebouwen met een constructief of technologisch belang, een technisch hoogstandje of een technologische innovatie kunnen in aanmerking komen. Het kan eveneens industrieel-archeologisch waardevol worden begrepen zoals getuigenissen van verouderde bouwmethodes. Vanzelfsprekend dringt een koppeling zich aan mbt een wetenschappelijke waarde.
- Stedenbouwkundig Sommige bouwkundige goederen spelen, meer dan andere bouwkundige goederen, een prominente rol in de planmatige inrichting van de bebouwde ruimte in het verleden. Meestal determineren zijn andere stedenbouwkundige (plan)vormen zodat er zich een wisselwerking voortdoet tussen bebouwde en niet-bebouwde (of open) ruimte. Die inrichting omvat ook de samenhang tussen verschillende schaalniveaus. Een onroerend goed heeft stedenbouwkundige waarde wanneer het hierin een rol speelt, bijvoorbeeld hoekgebouwen, coherente pleinen of (straatwanden), deskundig ingeplante torens (hoogbouw) en hun relatie tot hun onmiddellijke kwaliteitsvolle omgeving die coherent kan zijn, maar ook contrastrijk, maar ook relicten van stedenbouwkundige concepten en hoe deze architecturaal (en typologisch) zijn of werden ingevuld, zoals bijvoorbeeld de nog bewaarde eclectische stadspaleizen en/of herenhuizen in de Leopoldswijk.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
Geschiedenis
Op 01.05.1856 werd de zogenoemde Dender-en-Waaslijn tussen Brussel en Gent in dienst genomen. Ze liep via een spoorwegbrug over het Kanaal van Willebroek, voordat ze over een tweede brug de Paleizenstraat over de Bruggen kruiste, die toen de weg van Brussel naar Temse was. Rond 1900 werd beslist de brug over het kanaal te vervangen door een nieuw kunstwerk, een hogere draaibrug. Daartoe werd de spoorlijn wat zuidwestwaarts verplaatst, wat tevens de vernieuwing noodzaakte van de brug over de toekomstige Paleizenstraat over de Bruggen. De twee nieuwe kunstwerken werden tussen 1901 en 1908 gebouwd. In 1940 werd de brug over het kanaal gebombardeerd, en in 1942 werd ze vervangen door een vaste brug, op de plaats van de oorspronkelijke brug, stroomafwaarts. Ook in de Paleizenstraat over de Bruggen nam een nieuwe brug de plaats van de oorspronkelijke in. Van de twee bruggen uit het begin van de 20e eeuw bestaan thans enkel nog de landhoofden.
Voormalige draaibrug (1901-1908)
Dit metalen kunstwerk, dat in 1940 werd gedynamiteerd, had twee sporen en een 50 meter lang draaiend hangend brugdek. Ze had een geklonken structuur met twee paren moerbalken in bovenwapening met diagonalen, met variabele hoogte . De vrije hoogte bedroeg meer dan zeven meter, onder een raster in windverband. Het kunstwerk was verbonden met twee vaste brugdekken van twintig meter, met moerbalken in vakwerk, ook met diagonalen, die over de wegen op de kaai liepen. De centrale brugpijler, met draaiingsas, en de twee paren landhoofden met afgeronde hoeken, waren gemaakt van hardsteen, met een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. met gebombeerde kroonlijstStelselmatig uitkragende geprofileerde lijst boven een muur of een ander belangrijk bouwdeel (entablement)., bekroond door postamenten1. Rechthoekig voetstuk van een standbeeld; - 2. Balkvormige stenen bekroning; - 3. Stenen zijstukken van een balkonborstwering. voor de landhoofden. Vandaag bestaan enkel nog de twee centrale landhoofden en dat aan de westkant.
Spoorwegbrug (1942-1946)
Ontworpen door de ingenieurs de van de NMBS, isostatisch metalen kunstwerk met dubbel spoor. De brug, met een spanwijdte van 54 meter, heeft twee moerbalken van het type Vierendeel met variabele hoogte. Hun bovenranden worden verbonden door dwarsliggers; die van het brugdek ondersteunen twee rijen balken onder de spoorlijn. Het geheel, dat is vastgemaakt met klinknagels en bouten, wordt geschoord door diagonale balken in het brugdek en door schuine balken in de bovenstructuur. De brug rust op betonnen landhoofden bekleed met hardsteen en baksteen, met betonnen steunplaten aan de westkant en cilindervormige kogelgewrichten aan de oostkant.
Het brugdek wordt aan beide kanten op analoge landhoofden verlengd tot achter de kaaiwegen. De twee segmenten zijn voorzien van een steun met kogelgewricht aan de kant van het kanaal, en een vaste steun op het buitenste landhoofd.
Bronnen
Publicaties en studies
ATTAS, D., PROVOST, M., Brussel: in de voetsporen van de bouwkundig ingenieurs, Editions CIVA, Brussel, 2011, p. 67.
CULOT, M. [o.l.v.], Bruxelles Hors Pentagone. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980, fiches 6, 7.
HUBERTY, C., VALENTE SOARES, P., De Brusselse kanalen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 1998, p. 43 (Brussel Stad van Kunst en Geschiedenis, 25).
Tijdschriften
“De spoorbrug over de Paleizenstraat. Een verduidelijking”, Laca Tijdingen, jaargang 19, 1september-november 2007, pp. 35-37.
VALCKE, S., “Ponts métalliques sur le canal au nord de Brussel”, Thema & Collecta, 5, ICOMOS Wallonie-Bruxelles, 2016, pp. 58-65.