Typologie(ën)
Ontwerper(s)
Charles DE WAILLY – architect – 1781
Louis MONTOYER – 1781
Antoine Joseph PAYEN – architect – 1781
Gilles-Lambert GODECHARLE – beeldhouwer – 1781
Gh.-J. HENRY – architect
Alphonse BALAT – architect – 1890
Charles GIRAULT – architect – 1902-1912
Juridisch statuut
Ingeschreven in de wettelijke inventaris op 19 augustus 2024
Stijlen
Inventaris(sen)
- Het monumentale erfgoed van België. Laken - Koninklijk Domein (DPC - DCE)
Dit (deze) goed(eren) bezit(ten) de volgende waarde(n)
- Artistiek Het ontwerp van een onroerend goed (gebouw) door een gerenommeerde kunstenaar (architect) kan maar zeer zelden als criterium worden beschouwd. Om het belang van de selectie van dit onroerend goed te beoordelen, en de plaats dat het inneemt in het oeuvre van een kunstenaar (architect), is dit een criterium dat moet worden afgewogen met de architectonische kwaliteit (compositie en interne structuur), de uitvoering (materialen, technische beheersing), de plaats in de architectuurgeschiedenis dewelke een getuigenis zijn van een fase of aspect van landschapsarchitectuur of de bouwkunst in het verleden. Zodoende gelden koppelingen naar volgende criteria: zeldzaamheid (typologie, stijl, materiaalgebruik, bronnen), representativiteit (idem) en integriteit (idem + kwaliteit van uitvoering).
- Esthetisch Het onroerend goed heeft een esthetische waarde als het de waarnemer zintuigelijk prikkelt op een positieve manier (‘ervaring van schoonheid). Historisch gezien werd deze waarde aangewend om waardevolle natuurlijke of semi-natuurlijke gebieden aan te duiden, maar het kan ook gelden voor grote gehelen van gebouwen in een stedelijk gebied, met of zonder natuurlijke elementen, of monumenten die het stadslandschap markeren. Automatisch dringt een afweging met andere waarden zich op, de artistieke in de eerste plaats, maar ook de landschappelijke (integratie van het werk in het stedelijk landschap, oriëntatiepunten in de stad) en stedenbouwkundige waarde (spontane of rationele stedelijke gehelen), en dienen koppelingen naar selectiecriteria worden gemaakt: representativiteit, ensemblewaarde en contextuele waarde. Criteria die met andere (met name artistieke) criteria moeten worden gecombineerd.
- Historisch Het onroerend goed heeft een historische waarde als het getuigt van een bijzondere periode in de geschiedenis van de streek of de gemeente, of als bijzonder belangrijke ouderdom en zeldzame ontwikkeling voor een periode (bv. tuinstad die representatief is voor een bouwwijze die werd toegepast in het kader van de grote bouwcampagnes na de Tweede Wereldoorlog; dorpskernen die de eerste gegroepeerde bouwwerken van de gemeenten van de tweede ring illustreren; Hallepoort als overblijfsel van de tweede omwalling; enz.), of als getuigenis van een bepaalde stedelijke (en/of landschappelijke) ontwikkeling van de stad (bv. gebouwen aan de centrale boulevards of in de Leopoldswijk), of wanneer het een band vertoont met een belangrijke historische figuur - met inbegrip van persoonlijke huizen van architecten en kunstenaarsateliers (b.v. het geboortehuis van Constantin Meunier, het huis van Magritte), of in verband kan worden gebracht met een belangrijke historische gebeurtenis (b.v. huizen van de wederopbouw na het bombardement van 1695, Congreskolom), of een typologische representativiteit vertoont die kenmerkend is voor een commerciële of culturele beroepsactiviteit (bv. kerken, bioscopen, industriële architectuur, apotheken).
- Landschappelijk Een landschap is een gebied, zoals waargenomen door de mens, waarvan het karakter het resultaat is van ondernomen actie en interactie van natuurlijke en/of menselijke factoren. Het is een schaalbegrip bestaande uit verschillende (erfgoed)componenten, die elk, al of niet hun intrinsieke waarde hebben, maar alles samen tot een groter meerwaardegeheel verheffen én dat dit ook zo word gepercipieerd vanop een bepaalde afstand. Wijde stadspanorama’s zijn het landschap bij uitstek, denken we bijvoorbeeld het zicht over de benedenstad van Brussel vanop het Koningsplein, maar ook op kleinere schaal kunnen dergelijke uit verschillende samengestelde componenten landschappen voorkomen.
Onderzoek en redactie
id
Beschrijving
1. Geschiedenis
Het Oostenrijks bewind
Het Koninklijk Domein van Laken, de residentie van het Belgische vorstenhuis sinds de onafhankelijkheid van het land in 1830, ontstond eind 18e eeuw.
Na het overlijden van Karel van Lotharingen in 1780 werden Albert-Casimir van Saksen-Teschen en zijn echtgenote, aartshertogin Maria-Christina, dochter van keizerin Maria-Theresia, aangesteld tot landvoogden van de Oostenrijkse Nederlanden (onder het bewind van Jozef II).
Bij hun aankomst in Brussel in 1781 verwierf het echtpaar in Laken het eigendom Schoonenberg (Beau Mont), waar ze de bouw van hun zomerresidentie planden, het toekomstige Kasteel van Schoonenberg. Het buitenverblijf moest als alternatief dienen voor het onbewoonbaar geworden Kasteel van Tervuren en voor het door Karel van Lotharingen bestelde paviljoen, dat onafgewerkt bleef.
In afwachting van de bouw van hun kasteel verbleven de landvoogden in de oude heerlijkheid Groothof (17e eeuw; gesloopt in 1828), die ze tegelijkertijd kochten met het domein van J.-A.deWautier, heer van Beren. Dit verblijf bevond zich dicht bij domein Schoonenberg, dat lager was gelegen aan de weg naar Grimbergen, op de linkeroever van de Molenbeek.
Het Groothof bestond uit gebouwen die in een vierkant rond een binnenplaats waren opgetrokken, geflankeerd door drie ronde torentjes en een vierde hoger, vierkant torentje. Het geheel werd omsloten door slotgrachten en was toegankelijk via een brug met vijf bogenConstructie waarvan de beschrijvende lijnen delen van cirkels of gebogen lijnen zijn en waarin alle drukkrachten optreden..
Tussen 1781 en 1784 kochten de landvoogden een groot aantal goederen die aan het Groothof paalden, via hun superintendent, Paul Cattineau. Deze goederen lagen op de Dongelberg, de Vinckelandt en de Savel, op de oude gemeenschappelijke weiden van Laken nabij de Zenne en in het gehucht Nederleest.
De bouw van het Kasteel van Schoonenberg werd in 1784 voltooid. Het stemt overeen met het hoofdgedeelte van het huidige Koninklijk Paleis. Volgens P. J. Goetghebuer (Choix des monuments, édifices et maisons les plus remarquables du royaume des Pays-Bas, par P.J. Goetghebuer, architecte, l’un des directeurs de la Société royale des Beaux-Arts et de la Littérature à Gand, Gent, 1827) zouden de bouwkundige keuzen voortvloeien uit een schets die eigenhandig door Albert van Saksen-Teschen was gemaakt.
In het 18e-eeuwse Europa zette de architectuur zich af tegen de ornamentele overdrijvingen van de barok en koos ze voor de Franse stijlen, die de terugkeer naar een striktere toepassing van de klassieke canons voorstonden. De aartshertog, een adept van het classicisme dat toen de plak zwaaide, vond zijn inspiratie in het kasteel van Mariemont, waar de landvoogden vaak op jacht gingen. Zijn schetsen werden in plannen omgezet door de Franse architect Charles de Wailly, terwijl de uitvoering van de werken aan Louis Montoyer werd toevertrouwd. De eerste steen werd op 14.12.1781 gelegd en het kasteel was een jaar later klaar. De gevel had een zuilenportiek, een fronton en een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. en sloot aan bij de traditie van de palladiaanse architectuur. De interieurdecoratie, waaraan onder andere Antoine-Joseph Payen meewerkte, werd in 1783-1784 uitgevoerd.
Het oorspronkelijke park was het resultaat van de samenvoeging van 55 eigendommen die geleidelijk werden aangekocht door Paul Cattineau (tussen de steenweg op Grimbergen, de Sennette en de Borrestraat), goed voor een oppervlakte van bijna 70 hectare.
Voor de aanleg van zijn tuinen deed Albert van Saksen-Teschen aanvankelijk een beroep op Joachim Zinner. Nadien, op aanbeveling van Adrien-Ange de Walckiers, wendde hij zich tot de Engelse landschapsarchitect Lancelot Brown, die de plannen van een Engelse tuin uittekende en de Molenbeek transformeerde tot een brede en bochtige rivierarm verfraaid met een eiland. Vanaf het kasteel daalde een hellend gazon omringd door bossen af tot aan de waterpartij. Daarachter lagen weiden. Er werden twee prieeltjes gebouwd. Het eerste, de Tempel van de Vriendschap (n.o.v. architect Charles De Wailly), lag op een kunstmatige heuvel (met ondergronds een salon en een galerij) en werd gevormd door tien Dorische zuilen bekroond door een friesHorizontale band om een muurvlak in te delen of aan de bovenzijde te begrenzen; al dan niet beschilderd of versierd (terracotta, sgrafitto, cementtegels…). en een cassettekoepel; het bevatte een beeld van de god Mars (Mathias Kessels, 1827). Het tweede, het Zonnepaviljoen, stond in de laterale dreef in het verlengde van de achtergevel van het kasteel. Het kruisvormige gebouw bestond uit vier armen, elk verlicht door drie vensters, onder een koepeldakDak waarvan de buitenomtrek die van een koepel is. met acht vlakken en bekroond door een balustradeHekwerk van spijlen of balusters..
Het park bevatte aan de noordkant een oranjerie (n.o.v. architect Guislain-Joseph Henry, 1817), serresBroeikast. en een Chinese pagode (n.o.v. architect Louis Montoyer, 1786; gesloopt in 1803). De beeldhouwwerken werden aan Gilles-Lambert Godecharle toevertrouwd.
Het Franse bewind
In 1789 werden de Oostenrijkers tijdens de Brabantse Omwenteling verjaagd en werd de Republiek van de Verenigde Nederlandse Staten uitgeroepen, naar het model van de Verenigde Staten van Amerika (1787). Eind 1790 keerden de Oostenrijkers terug, en op 15.06.1791 deden de aartshertogen nogmaals hun intrede in Laken. Kort nadien verklaarde Frankrijk Oostenrijk de oorlog.
Op 06.11.1792 werden de Oostenrijkse troepen verslagen tijdens de Slag bij Jemappes en in 1794 nam Frankrijk het bewind in de Oostenrijkse Nederlanden over. Het domein van Laken werd toen gedeeltelijk onder sekwester geplaatst en het kasteel raakte in verval.
In 1802 voorzag het Verdrag van Lunéville, dat de vijandelijkheden tussen Frankrijk en Oostenrijk beëindigde, in de verkoop van het domein, dat in verscheidene kavels werd verdeeld die in 1803 openbaar werden verkocht. Het kasteel en zijn park werden verworven door Jean-Baptiste Terrade, die het kasteel wou afbreken om de materialen te verkopen. Maar in 1804 gaf Napoleon Bonaparte opdracht aan het Departement van de Dijle om het domein te kopen. Hij liet het kasteel restaureren door de Brusselse stadsarchitect, Ghislain-Joseph Henry, die toen werd aangesteld tot architect van het keizerlijk paleis van Laken, onder supervisie van de intendant-generaal en, in Parijs, de architecten Charles Percier en Pierre Fontaine. De keizer verbleef herhaaldelijk in het kasteel voordat hij het in 1812 schonk aan zijn eerste echtgenote, Joséphine de Beauharnais, als compensatie voor het Elysée waar ze toen woonde en waar de keizer opnieuw zijn intrek wou nemen. Hoewel ze projecten voor de verfraaiing van het domein bedacht, zou Joséphine er nooit verblijven.
Het Hollands bewind
Na de nederlaag van Napoleon in Waterloo in 1815 besliste het Congres van Wenen het huidige België op te nemen in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het domein Schoonenberg werd de “koninklijke residentie” van koning Willem I van Oranje-Nassau. Het had toen een oppervlakte van 59hectare.
De koning vatte de restauratie aan van het kasteel, dat al verscheidene jaren leegstond. Hij gaf architect Ghislain-Joseph Henry – die al voor Napoleon had gewerkt – ook opdracht voor de bouw, aan de noordoostkant van de voorgevel, van een nieuwe oranjerie verlengd door een klein theater in neoclassicistische stijl (later opgenomen in de linkervleugel die architect Charles Girault begin 20e eeuw bouwde).
In 1828 liet Willem I het oude kasteel Groothof slopen. Tijdens zijn bewind herwon het eigendom beetje bij beetje zijn oorspronkelijke grootte. Zo kocht de koning in 1825 achter de Molenbeek de landerijen Piers, met talrijke vijvers.
De Belgische Onafhankelijkheid
In 1830 maakte de Belgische Omwenteling een eind aan het Hollands bewind en werd België onafhankelijk. Het domein, dat eigendom van de Belgische staat werd, werd de residentie van de vorsten. Leopold I, de eerste koning der Belgen, nam het domein op 19.07.1831 in bezit en breidde het met een tiental hectare uit, onder meer door de aankoop van de terreinen die de punt vormden van de oude driehoek in de richting van de Dikke Linde. Op dit terrein staan thans de Japanse Toren en het Chinees Paviljoen. De koning behield de inrichting van het paleis zoals Napoleon die had ontworpen.
In 1865 overleed koning Leopold I. Bij de troonsbestijging van Leopold II in 1865 bedroeg de oppervlakte van het koninklijk domein 80 hectare. Naast het kasteel omvatte het de bijgebouwen, de Grenadierskazerne die Leopold I in 1850 liet optrekken (gesloopt), drie vijvers, een oranjerie en vier serresBroeikast..
Tijdens het bewind van Leopold II onderging het domein van Laken twee fases van werken en uitbreidingen: tijdens de eerste, van 1875 tot 1893, werd in het park een uitgestrekt serrecomplex (1874-1905) gebouwd volgens de plannen van architect Alphonse Balat (zie notitie Koninklijke Serres van Laken); tijdens de tweede fase, van 1902 tot 1912, breidde de Parijse architect Charles Girault Schoonenberg uit om er het huidige Koninklijk Paleis van te maken.
De bouw van de serres werd uitgevoerd door hofarchitect Alphonse Balat, in het kader van een specifiek doel, namelijk van het oude Kasteel van Schoonenberg een “Paleis der Natie” maken, met andere woorden een plaats waar hooggeplaatste gasten konden worden ontvangen voor congressen, feestelijkheden en openbare en officiële recepties.
In 1889 vertrouwde Leopold II de transformatie van het park toe aan zijn landschapsarchitect Elie Laîné. De oppervlakte van het domein bereikte toen 186 hectare.
Op 01.01.1890 brak in de linkervleugel van het kasteel brand uit in de vertrekken van de koningin. Alphonse Balat nam de restauratie van het paleis op zich, bijgestaan door de hoofdarchitect van de burgerlijke gebouwen van de staat, Joseph Joachim Benoît. Hij herbouwde de koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. van de salon in Italiaanse stijl, waarbij hij de oorspronkelijke houten structuur door een metalen draagstructuur verving en de monumentale trap vergrootte. Ook de koninklijke vertrekken op de eerste verdieping werden gemoderniseerd (houten balken vervangen door metalen). Daarnaast liet de koning twee kleine achthoekige paviljoenen bouwen die met het hoofdgebouw werden verbonden door met glas afgesloten overdekte galerijen.
Zodra de restauratie van het paleis rond was, zette Leopold II de werken voort door architect Charles Girault nieuwe uitbreidingen te laten bouwen, op advies van Honoré Daumet, de ontwerper van het kasteel van Chantilly nabij Parijs waarop de koning zich inspireerde. De architect stelde zijn plannen in februari 1902 voor, vlak na de goedkeuring door het parlement van de wet voor de aanvaarding van de Koninklijke Schenking, waarbij een aanzienlijk deel van de onroerende goederen van de koning als legaat aan België werd overgemaakt. Het statuut van het eigendom waarop de uitbreidingen van het kasteel moesten worden gebouwd hing daar van af.
Charles Girault tekende aan weerszijden van het bestaande hoofdgebouw twee nieuwe monumentale vleugels, waardoor een U-vorm ontstond.
De rechtervleugel (oostkant) werd het verblijf van de koning, verlengd door een lange galerij waarop uitspringend een kapel en de bijgebouwen uitgaven (stallingen, koetshuizen, manege, garages, enz.).
De bouw van deze vleugel noodzaakte de sloop van de dienstgebouwen en van de Grenadierskazerne. Voor die laatste werd een nieuwe locatie gevonden, langs de Sint-Annadreef, aan de rand van het Koninklijk Domein (zie Sint-Annadreef nr. 86-90).
De linkervleugel (westkant, georiënteerd naar de serres) werd voorbehouden voor de “gastenvertrekken” en omvatte onder meer grote ontvangstsalons, een foyer voor het door Willem I gebouwde theater, evenals een eregalerij die toegang gaf tot een klein ondergronds treinstation, aan de voet van de monumentale trap. Deze halte moest de aansluiting op de grote Belgische spoorlijnen mogelijk maken, inspelend op het openbare gebruik dat de koning voor de nieuwe uitbreidingen van het kasteel voor ogen had.
De werkzaamheden begonnen in 1902. In diezelfde periode bestelde Leopold II de bouw van de Japanse Toren en van het Chinees Paviljoen bij de Parijse architect Alexandre Marcel, die de koning in 1900 in Parijs had ontmoet in het kader van de Wereldtentoonstelling (zie notitie Japanse Toren en Chinees Paviljoen).
De werken aan het kasteel werden in 1906 opgeschort en in maart 1909 hervat, om nogmaals te worden stilgelegd bij de dood van Leopold II in december van datzelfde jaar. Enkel de ruwbouw van de linker- en rechtervleugel van het Paleis werd afgewerkt. Zijn opvolger Albert I liet het programma van de werken aanpassen: de spoorverbinding en het graven van ondergrondse galerijen tussen de serresBroeikast. van Balat en het kasteel werden geschrapt. De eregalerij en de grote trap werden afgewerkt door architect Octave Flanneau (1913-1935). Naderhand onderging het kasteel geen ingrijpende verbouwingen meer.
2. Beknopte beschrijving
Buitenkant
Paleis in palladiaanse stijl (neoclassicistisch). Plattegrond gevormd door een ongeveer 90 meter lange vierhoek. De voorgevel bestaat uit een onderbouwHoge sokkel, reikend tot ongeveer het midden van de toegang; meestal in hardsteen., een verhoogde benedenverdieping, een tussenverdiepingLage verdieping tussen twee bouwlagen; vaak boven commerciële benedenverdieping gelegen. en een eerste verdieping bekroond door een hoofdgestelHoog horizontaal lijstwerk ter bekroning van een gevel. en een balustradeHekwerk van spijlen of balusters.. Loodrecht uitspringende vleugels met attiekverdieping en borstwering1. Verhoogd gedeelte van een vestingsmuur waarachter men veilig kan lopen; - 2. Muurtje of hekwerk (balkon, terras); - 3. Deel van een muur tussen vloer en onderzijde van een venster; - 4. Verhoging van de buitenmuren van een huis boven de zolderbalken waarop een muurplaat rust.. Bekleding in witsteen.
De voor- en achtergevel hebben elk in totaal negentien traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...), met drie uitsprongen van elk drie traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...). Rechthoekige en boogvormige muuropeningen wisselen elkaar af. Het horizontale karakter wordt benadrukt door lijstwerk in hardsteen en door langwerpige spiegels boven de venstersLicht- en/of luchtopening in een muur. van de bel-etage. Plat dak.
Aan de kant van de laan, zuilenportiek met vier kolossale Ionische zuilen waarop een frontonDriehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel of muuropening. rust waarvan het timpaanMonumentaal driehoekig of segmentvormig boogveld, meestal besloten in een fronton; vaak rijkelijk versierd. is versierd met een bas-reliëf beeldhouwwerk dat de Allegorie van de Tijd uitbeeldt (Le Temps gouvernant les heures, les jours et les saisons; beeldhouwer Gilles-Lambert Godecharle). Fronton bekroond door de beelden van, Minerva in het midden, de Handel links en de Industrie rechts.
Portiek toegankelijk via twee gebogen hellingen waarvan de balustradesHekwerk van spijlen of balusters. zijn gemarkeerd door een sfinx met vrouwenhoofd van beeldhouwer Godefroid Devreese (de originelen van G.-L. Godecharle verdwenen tijdens het Frans bewind).
Aan de twee uiteinden van de gevel, loodrecht uitspringende vleugels geritmeerd door kolossale pilasters met Ionisch kapiteel, de middentravee achter een bordes1. Verhoogd platform vóór de ingang van een gebouw, bereikbaar via een aantal treden; - 2. Vloertje, boven aan of midden in een trap..
Aan de tuinzijde, gevel waarvan de compositie analoog is aan die van de gevel aan de laan, maar de centrale voorbouw wordt gevormd door een rotonde (salon in Italiaanse stijl) van vijf traveeënVerticale geleding van een gevel, bepaald door afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten (vb. muurdammen, zuilen, ...) onder een afgeplatte koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met barokke inspiratie, achter een trap met convex tracé. De loodrecht uitspringende vleugels en de rotonde worden geritmeerd door kolossale pilastersPlatte, weinig uitspringende muurpijler, vaak met basis en kapiteel. met Ionisch kapiteelKopstuk van een zuil, pijler of pilaster; algemeen om de gedragen last op een smaller draagvlak over te brengen..
Interieur
Grote vertrekken. Aan de kant van de hoofdgevel, ter hoogte van de portiek (Ionisch peristilium), grote vestibule versierd met een beeld van de Overwinning (beeldhouwer G.-L. Godecharle); ze diende als opening voor de monumentale trap naar de verdieping (rechts) en naar de Italiaanse salon (tuinzijde).
In de rotonde, grote ronde salon (opgevat als een Romeinse tempel) afgeboord door twaalf Korinthische zuilen en opengewerkt met evenveel deuren en venstersLicht- en/of luchtopening in een muur.. De vloer is bekleed met spiraalvormig plaveisel gemaakt van marmer in verschillende kleuren en is in het midden versierd met een ster met 24 punten die naar de 24 uren van de dag verwijzen. Op zuilen rust een koepelBolvormig gewelf op cirkelvormige, elliptische, vierkante of veelhoekige basis. met een centrale opening (oculus) en twaalf schuine halfronde raampjes op de basis. Koepel versierd met arabeskenOrnament met slingerende grondlijn, bekleed met bladeren, bloemen, vruchten, gedeelten van mensen- of dierenbeelden in grillige vormen, maar op sierlijke wijze geschikt en aaneengestrengeld. in kandelabers (groepen van drie), de ribben voorzien van cassettes versierd met rozetten. Decor met de Vier Elementen van beeldhouwer G.-L. Godecharle, naar een idee van de Franse architect-decorateur Gilles-Paul Cauvet; ter hoogte van het hoofdgestel, bas-reliëfs met de dierenriemtekens.
Aan weerszijden van deze zaal liggen, aan de kant van de vleugel een eetzaal in Lodewijk XVI-stijl waarvan het 18e-eeuwse stucdecor grotendeels is bewaard (schoorstenen, spiegels, muren versierd met stucwerkModelleerbare, snel hardende massa van gips, kalk en zand; in gepolijste vorm ter vervanging van marmer. met plantenmotieven, schilderijen en beeldhouwwerken), en aan de andere kant de Troonzaal.
Bas-reliëfs boven de deuren van deze vertrekken, eveneens van de hand van G.-L. Godecharle (mythologische taferelen in de eetzaal).
Bronnen
Publicaties en studies
CLEMENT, J., Alphonse
Balat: architecte du roi (1819-1895), Koninklijke Academie van België (Klas der Schone
Kunsten), Brussel, 1956, pp. 35-38.
Cosyn,
A., Laeken ancien et moderne, Imprimerie scientifique Charles Bulens, Brussel,
1904.
Demey, Th.,
Het koninklijk domein van Laken, Ministerie
van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2004 (verz. Brussel, Stad van
Kunst en Geschiedenis, 37).
Demey, Th., Léopold
II (1865-1909), La marque royale sur Bruxelles, Badeaux, Brussel, 2009, pp.
410-438.
Dhondt, L., Hubert,
J.-C., Vachaudez, Ch., et al., 18de-eeuwse architectuur in België:
laatbarok, rococo, neoclassicisme, Lannoo, Tielt, 1998, pp. 156, 157.
Emerson, B., Léopold II, Editions J.-M. Collet, Brussel,
1980.
Guillaume, A., Meganck, M., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel: 24 Brussel
– Laken, Brussels
Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2012.
Lombaerde, P., Leopold II: Koning-Bouwheer, Pandora
Snoeck-Ducaju & zoon, Gent, 1995, pp. 41-52.
Ranieri,
L., Léopold II urbaniste, Ed. Hayez,
Brussel, 1970.
van Ypersele de Strihou, A.,
P., Laken, een huis voor keizer en koning, Arcades, Brussel, 1970.
van Ypersele de Strihou, A., P., Laken:
een kasteel in het verlichte Europa, Editions Duculot, Louvain-la-Neuve,
1991.
Tijdschriften
Cosyn, A., “Les origines du domaine royal de Schoonenberg à Laeken-Bruxelles”, Annales de la Société royale d’Archéologie de Bruxelles, 32, 1926, pp. 109-181.