Onderzoek en redactie

2009-2011

 

Bekijk de weerhouden gebouwenLange rechtlijnige hoofdweg door de gemeenten Elsene, Etterbeek en Oudergem. De steenweg begint op het grondgebied van Elsene ter hoogte van de Naamsepoort, op het kruispunt met de Elsensesteenweg, en hij loopt verder op Elsene tot aan de Maalbeeklaan (Etterbeek).

Samen met de Elsensesteenweg maakt de Waversesteenweg onder het ancien régime deel uit van het hoofdwegennet van Elsene. De Waversesteenweg komt al in 1550 voor op het plan van Deventer (DE DEVENTER, J., Plan d'ensemble de Bruxelles et environs, 1550-1554) en vóór 1670 wordt ze vanaf de Naamsepoort tot aan de Maalbeek geplaveid.

In de 18e eeuw plant men de rechttrekking en verbreding van de steenweg. Samen met de Elsensesteenweg en de Vleurgatsesteenweg vormt deze steenweg van Opper-Elsene een belangrijk overgangsgebied tussen de stad Brussel en de steden Namen en Charleroi (GONTHIER, A., 1960, p.113). De wegen zijn dan nog schaars bebouwd. In deze plattelandszone staan slechts enkele landhuizen van rijke Brusselse burgers en enkele herbergen en relais. Zo bevinden zich langs de Waversesteenweg ‘Le Petit Lattis', op de hoek met de Napelsstraat ‘La Rose Blanche', aan het begin van de Tulpstraat op de hoek met de Napelssstraat, ‘La Fleur d'Or' en aan het begin van de Goffartstraat ‘Au Mayeur cabaret' (GONTHIER, A., 1960, p.116).

De bebouwing langs de Waversesteenweg komt slechts langzaam op gang. Ze houdt gelijke tred met de verstedelijking van Elsene rond de voormalige Naamsepoort (gesloopt in 1785). Terwijl de gemeente nog erg schaars bebouwd is in 1820 (plan van BOUGE, 1823), is ze in de jaren 1860 vrijwel volledig dichtgebouwd tot aan de Troonstraat (plan van P. C. POPP, 1860). In de loop van deze fase keurt men het rooilijnenplan van de Waversesteenweg goed bij een eerste K.B. van 03.06.1851. Dit wordt deels gewijzigd bij K.B. van 23.07.1866 (dat eveneens de Elsensesteenweg betreft).

De oudste nog bewaarde bebouwing rond de steenweg, dateert van de 19e eeuw. De oudste bewaarde bouwaanvragen in het gemeentearchief stammen uit 1827. Uit deze documenten blijkt dat vanaf die periode kleine projectontwikkelaars investeren in gebouwen op de steenweg, onder meer Pierre Kerckx in 1837 (de huidige nr. 117 tot 127), de baksteenfabrikant Jean-Baptiste Lepage in 1843, A. Pierart in 1844, Clément Hap in 1846 (op de hoek met de Waversesteenweg en de Elsensesteenweg), dokter Limauge in 1862 (op de hoek van de Viaductstraat, zie de nr. 213 tot 225) en een zekere Franchomme die in 1879 een aanvraag indiende voor de bouw van tien huizen (het geheel van nr. 270 tot nr. 288).

Deze oorspronkelijke bebouwing in sobere neoclassicistische stijl is vandaag nog in grote mate aanwezig. De gevels hebben vaak vrijwel identieke afmetingen met drie traveeën en twee, of vaker, drie bouwlagen. De meest ingrijpende verbouwingen die in de loop der jaren worden uitgevoerd betreffen de inrichting van een handelsruimte op de benedenverdieping, die vervolgens herhaaldelijk wordt vervangen of gemoderniseerd. Voorbeelden van dergelijke opmerkelijke gehelen of coherente huizenrijen vindt men op nr. 31 en 33, een geheel van twee huizen van de tweede helft van de 19e eeuw; de nr. 81 en 83, een geheel van 1860 gevormd door een woning en een huis met handelsruimte op de benedenverdieping (sindsdien verbouwd); de nr. 179 en 181; of twee lange huizenrijen, de ene van nr. 151 tot nr. 167A en de andere van nr. 183 tot nr. 193 (zie deze nr.). Opmerkelijk in deze laatste huizenrij zijn enkele burgerwoningen, een typologie die eerder zeldzaam is op de steenweg (zie ook de voormalige woning van schrijver Camille Lemonnier op nr. 150, het geheel nr. 187 tot 191 of de nr. 251 en 253). Eveneens opmerkelijk is het nr. 178, een huis van het midden van de 19e eeuw met een winkelpui van 1951 (architect Henri Leemans) en nr. 185 uit 1863 dat het begin vormt van een lange homogene huizenrij, doorlopend tot aan nr. 195 (zie deze huizenrij). Op nr.178 woonde de realistische schilder Henri Logelain (Elsene, 1889–1968), waarvan sommige werken in het museum van Elsene worden bewaard (zie ook Elizastraat nr.126). De kunstenaar was de neef van decoratieschilder Pierre Logelain, wiens atelier zich op nr. 67 van de Raadstraat bevond (zie deze straatnotitie). Een monument voor de beeldhouwer bevindt zich in de tuinen van Terkameren (03.10.1975). 

Voorbij de Troonstraat wordt de steenweg vooral bebouwd na de aanleg, tussen 1861 en 1876, van de straten die de Leopoldswijk en de Maria-Henriettawijk met elkaar verbinden (Wiertzstraat in 1863, Vautierstraat in 1860, Limaugestraat in 1866, Vandenbroeckstraat in 1866, enz.). In dit gedeelte van de steenweg bevinden zich enkele kleine opbrengsthuizen met handelsruimte op de benedenverdieping (o.a. nr. 300 en 302 als geheel gebouwd in 1873) en eengezinswoningen. Het gedeelte van de steenweg tussen de Vautierstraat en de Maalbeeklaan is aan pare kant grotendeels bebouwd met een huizenrij (van nr. 270 tot nr. 288) uit 1876 met oorspronkelijk identieke gevels met asymmetrische compositie, getoogde vensters, een balkon op de centrale travee en een benedenverdieping met schijnvoegen. Ondanks de talrijke wijzigingen die deze gevels hebben ondergaan (verbouwing van de benedenverdieping, bekleding met briketten, afkappen van oorspronkelijke bepleistering enz.), zijn de gelijkenissen qua afmetingen en gevelopbouw nog altijd opvallend. Deze huizen verrijzen gelijktijdig dankzij de al hoger vermelde projectontwikkelaar, M. Franchomme, wat de grote gelijkenis verklaart.

Waversesteenweg, s.d (Verzameling Dexia Bank).

In het begin van de steenweg, ter hoogte van de Anoulstraat, bouwt men in de jaren 1870 enkele opbrengsthuizen in eclectische stijl (zie de huizenrij van nr. 99 tot nr. 109 en ook de nr. 15, 51, 53).

Sinds de 19e eeuw gaan wonen en handeldrijven samen op de Waversesteenweg. De commerciële architectuur is onder meer vertegenwoordigd door enkele oude winkelpuien met een zekere esthetische kwaliteit. Deze zijn te vinden op nr. 154-154a, een winkelpui van 1911 (gebouw van 1857), op nr. 274 en 276 met twee identieke winkelpuien van 1930 (architect G. Gilbert). De opmerkelijkste winkelpui is deze van de onderneming Demeuldre-Coché, met zijn soepele belettering in art-nouveau (zie nr. 141-143).

Waversesteenweg 274, handelspui.

In de Waversesteenweg bevond zich vroeger ook de opmerkelijke winkelpui of zelfs eerder affichegevel van bakkerij Timmermans, die in 1896 in het Engelse tijdschrift The Studio, vol. VIII, p.178, werd gepubliceerd. De gevel was ontworpen door architect Paul Hankar en sgraffitokunstenaar Adolphe Crespin. In 1896 werd het zelfs bekroond met de gemeentelijke prijs voor de best ingerichte handelsruimten. De decoratie beperkte zich tot een smeedijzeren uithangbord en een sgraffito die vrijwel de hele gevel bedekte. Deze bevatte een afbeelding van Ceres, godin van het brood, links geflankeerd door de wapens van de gemeente Elsene en rechts door een graanmolen.
Eveneens vermeldenswaard is de winkelpui van de voormalige apotheek Belco die zich tot begin 2000 op nr. 88 bevond en in 1930 is ontworpen door architect Adolphe Masure. Hij creëerde een indrukwekkende rij vitrines op een beperkte ruimte door middel van een gewaagde compositie gebaseerd op een plan libre (vrij, flexibel grondplan). In het begin van de jaren 1960 ontwerpen de architecten Raoul I. Brunswyck en Odon Wathelet op nr. 17 voor bakkerij Maurice de nog bestaande modernistische winkelpui (zie dit nr.).

Waversesteenweg 88, voormalige apotheek [i]Belco[/i], 1930 (gesloopt).

In de 19e eeuw vestigen zich in de Waversesteenweg meerdere ateliers, zoals de fabriek voor ambachtelijke sloten van Joseph Vervloet op nr. 169-173 (zie dit nr.), en enkele grotere fabrieken van Opper-Elsene, zoals de porseleinmanufacturen van Frédéric Faber, Charles-Christophe Windisch en Cappellemans die dit deel van Elsene de bijnaam ‘porseleinwijk' krijgt.
F. Faber was schilder en etser en volgde in 1818 Morteleque op aan het hoofd van de porseleinmanufactuur op het nr. 152 van de Waversesteenweg, dat thans een gang geworden is die toegang geeft tot het atheneum Charles Janssens (zie Londenplein nr. 5). De manufactuur strekte zich in de diepte uit tot aan de Londensteeg die thans verdwenen is en is opgenomen in de school. Faber ging een vennootschap aan met de Franse porseleinfabrikant Charles-Christophe Windisch, die de leiding nam over de ateliers voor modelage, bewerking en over de ovens. In 1825 kreeg de fabriek de titel ‘Koninklijke Manufactuur'. In 1830, gingen Windisch en Faber uit elkaar. Windisch begon een eigen fabriek, daarbij financieel gesteund door Jean-Jacques Coché-Mommens, die niet ver daarvandaan een buitenhuis bezat (zie nr. 249). Windisch vestigde zich bijna pal tegenover zijn oude fabriek, in de lokalen van de voormalige herberg en relais Au Mayeur cabaret. De manufactuur van Faber, die nadien wordt overgenomen door J. B. Cappellemans (IVAIB, Ixelles, 1980-1982, fiche 143), is thans verdwenen, in tegenstelling tot die van Windisch die de traditie voortzet onder de naam Demeuldre-Coché (zie nr. 143).

Voormalige orgelfabriek J. Merklin en F. Schütze, gesloopt ([i]La Belgique industrielle[/i], 1854).

Een andere sector was vertegenwoordigd door de manufactuur Merklin Schütze et Cie, op de hoek met de Francartstraat en die men rond 1875 sloopt. Joseph Merklin, de befaamde Duitse orgelbouwer, richt in 1849 samen met zijn ploegbaas een vennootschap en de manufactuur op. Deze orgelfabriek, een groot gebouw in eclectische stijl met gotische inslag, is in 1854 ontworpen door architect Henri Beyaert.

‘Établissement de MM. Merklin Schutte et Cie, facteur d’orgue Orchestrum, harmonium etc.’ (gesloopt) ([i]Journal belge de l’Architecture et de la science des constructions[/i], 1855, pl. L).

Vanaf het einde van de 19e eeuw, tijdens de sterke verstedelijking van de Naamsepoort, openen talrijke cafés, bioscopen, theaters en andere spectakelruimten in Opper-Elsene hun deuren. Waar nu cinéma Vendôme (nr. 18) is ondergebracht gaat terug op een kegelbaan uit 1912, die in 1914 de naam Bowling de la Porte de Namur krijgt. Het enthousiasme voor deze uit Amerika overgewaaide vorm van vermaak, blijft in Brussel tijdens het interbellum voortbestaan. In 1936 echter dient de Bowling te verdwijnen voor de Dancing des Rossignols, die zelf twee jaar later moet sluiten en vervangen wordt door een hondenrenbaan (architecten E. Vandezande en John Vanzeeland). In 1939 richt men er de bioscoop Le Roy (architect René Ajoux) in. Haar modernistische gevel stamt uit dat jaar, hoewel de deuren, de kassa en de uitstalramen later zijn vervangen (architect R. De Boeck, 1965). Begin jaren 1990 vestigt de Vendôme zich in het voormalige bioscoopcomplex Le Roy. De inkom en onthaalruimten (inkom, bar, kassa's) worden volledig verbouwd en de zalen volledig gerenoveerd (nieuwe zetels, schermen en technische installatie). De bioscoop opent zijn deuren in januari 1992.
Op nr. 19-23, waar zich nu de Elsenegalerij bevindt (zie Elsensesteenweg nr. 50 en en Waversesteenweg nr. 19-23), lag voordien een Jaï Alaï (of trinquet), naar de plannen van architect Camille Damman (1935). Deze spectakelzaal, Le Fronton genaamd, had naast de eigenlijke speelzaal een zaal waar weddenschappen konden worden ingezet. De speelzaal van het Baskisch pelottespel bevond zich in de spektakelzaal en werd van de gokkerstribunes gescheiden door plafondhoog afrastering. De ballen werden tegen een Frontis (voormuur) in granito gekaatst. De binnenaankleding met warm kleurgebruik was geïnspireerd op Baskische voorbeelden.

Waversesteenweg 19-23, Jaï Alaï [i]Le Fronton[/i] (gesloopt) ([i]Bâtir[/i], 38, 1936, p. 525).

Sinds het einde van de jaren 1950 woont in de wijk rond de Waversesteenweg een grote Afrikaanse gemeenschap, waardoor ze de naam Matongé kreeg (naar de gelijknamige wijk in Kinshasa).

Bronnen

Archieven
GAE/OW Historique des rues (1925).
GAE/OW 317.
GAE/DS 18 (bioscoop Vendôme): 317-18; 81 et 83: 317-83; 88: GAE/Urb 317-88; 154-154A: 317-154; 179: 317-179; 178: 317-178; 181: 317-181; 185: 317-dossier voor 1900; 270: 317-270; 272: 317-272; 274, 276: 317-274-276; 278: 317-278; 280: 317-280; 282: 317-282; 284: 317-284; 286: 317-286; 300 en 302: 317-300.

Voormalige orgelfabriek Merklin Schütze et Cie (gesloopt): Gemeentearchief Elsene, dossier stedenbouw vóór 1900 geklasseerd in doos 143/wegennet 317; IVAIB, Ixelles, 1980-1982, fiche 144; ‘Établissement de M. Mercklin à Ixelles, par M. Beyaert, architect', Journal Belge de l'Architecture, VII, 1859, pl. 1; L'architecture éclectique d'Henri Beyaert (Tentoonstellingscatalogus), Nationale Bank van België, Brussel, 1978.

Publicaties en studies
DEL MARMOL, B., DELSAUTE, J.-L., et al., De Sint-Bonifaaswijk, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1998 (Brussel, Stad van Kunst en Geschiedenis, 23).
DEMEULDRE-COCHÉ, H., ‘Christophe Windisch, maître porcelainier auquel la porcelaine de Bruxelles doit son efflorescence au XIXesiècle', Le Folklore Brabançon, 211, 1976, pp.277-331.
GUILLAUME, A., MEGANCK, M., et al., Atlas van de archeologische ondergrond van het Gewest Brussel:15 Elsene, Brussel, 2005.
Gonthier, A., Histoire d'Ixelles, Le Folklore Brabançon, Impr. De Smedt, Brussel, 1960.
CULOT, M. (red.), Ixelles. Inventaire visuel de l'architecture industrielle à Bruxelles, AAM, Brussel, 1980-1982.

Nr. 18: BERGER, D., COLARD, D., DE REYMAEKER, M., et al., L'heure bleue, La vie nocturne à Bruxelles de 1830 à 1940 (Tentoonstellingscatalogus), Gemeentekrediet van België, Brussel, 1987, pp. 94, 96-97, 145.

Nr. 19-19A-21-23: ‘Pour la joie du muscle et du risque Le Jaï-Alaï de l'architecte C. Damman', Bâtir, 38, 1936, pp. 525-527; Lichaam en geest, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2006, p. 53; Delcoigne, O., «Le Jaï Alaï de Bruxelles», Jakintza, 42, 2008, pp.5-8.

Voormalige bakkerij Timmermans (gesloopt): LOYER, F., Paul Hankar, Naissance de l'Art Nouveau, AAM, Brussel, 1986, pp.150-151; ‘Concours de façades du quartier Saint Boniface à Ixelles', L'Émulation, 1, 1899, col. 13-14; G., ‘Le concours d'Ixelles', La Ligue Artistique, 13, Brussel, juli 1896.

Kaarten / plannen
DE BOUGE, Plan topographique de la Ville de Bruxelles et de ses faubourgs, publié pour 1823, Brussel, 1823.
POPP, P. C., Atlas cadastral de Belgique, Plan parcellaire de la commune d'Ixelles avec les mutations, Brussel, 1860.
Vandermaelen, Ph., Atlas cadastral du Royaume de Belgique–Province du Brabant. Plan parcellaire de la commune d'Ixelles 1836, Brussel 1837.