Onderzoek en redactie
Bekijk de weerhouden gebouwen
Ze behoort tot de straten die tot op vandaag de ietwat chaotische stedenbouwkundige ontwikkeling weerspiegelt, zonder echt rooilijnenplan en zonder tussenkomst van de gemeente, van de zogenaamde voorstad van de Naamsepoort (Faubourg de la porte de Namur) na de ontmanteling van de voormalige vesten in 1785.
De Francartstraat ontstond op het einde van de 18e eeuw, toen de projectontwikkelaar Corneille Joseph Francart het Helhof genaamde terrein, op de hoek van de Elsense en Waversesteenweg, kocht (1792). C.J. Francart verdeelde dit terrein in 33 percelen volgens een verkavelingsplan opgesteld door ingenieur en landmeter Cyfflé en liet de twee eerste straten van de wijk aanleggen, die hij naar zichzelf vernoemde: de Francartstraat, die de verbinding vormt tussen de Elsensesteenweg en de Waversesteenweg, en de Kleine Francartstraat waarvan het tracé werd doorgetrokken tot de Vredestraat kort nadat deze in 1831 werd geopend.
Tijdens de hele tweede helft van de 19e eeuw baarde de spontane stedenbouwkundige ontwikkeling van Opper-Elsene de gemeentelijke autoriteiten van Elsene zorgen. Er waren grote verkeersproblemen en de bewoners oefenden druk uit om dit gedeelte van de gemeente te saneren. Hoewel er op 31.07.1860 een eerste rooilijnenplan werd opgesteld (Plan d'alignement et de nivellement de rues nouvelles à ouvrir sur la propriété de Monsieur Jacquelaer entre la rue du Conseil et de Longue Vie), zou de stedenbouwkundige inrichting van de voormalige voorstad pas echt op gang komen na 1876, met name na de goedkeuring van het nieuwe Plan d'alignement et d'expropriation par zones pour la transformation du quartier dit de Saint-Boniface, situé entre la Francartstraat et la chaussée d'Ixelles, la rue du Conseil et la chaussée de Wavre (K.B. van 10.05.1876 en 31.07.1877). Het plan voorzag in de rechttrekking, verbreding en verlenging van de oude straatjes van het gehucht, terwijl de nieuwe straten vertakkingen waren van de al bestaande steenwegen en straten, die in functie van de noden werden aangelegd. Terwijl de wegenwerken in de tot dan toe landelijk gebleven zone achter de Sint-Bonifaaskerk in 1878 begonnen, bleven ze aanslepen voor de al verstedelijkte zone tussen de Francartstraat en de Vredestraat, omwille van de hoge onteigeningskosten. Het plan werd nog meermaals gewijzigd tot het in 1898 definitief was en de werken begonnen waarbij de Francartstraat werd rechtgetrokken en lichtjes verbreed, en de Kleine Francartstraat moest wijken voor de aanleg van de Sint-Bonifaasstraat.
De straat werd voornamelijk bebouwd met opbrengsthuizen in eclectische stijl en met handelsruimte op de benedenverdieping, waarvoor de bouwaanvragen werden ingediend in het begin van de 20e eeuw (bvb. nr. 15 van 1900; nr. 17 van 1925, architect Robert Lemaire; nr. 20-22-22A van 1911; nr. 2-4 tot 12, geheel van 1905, architect Hubert De Kock). Deze gebouwen werden gebouwd tussen bescheiden huizen in neoclassicistische stijl van de eerste helft van de 19e eeuw. Zij vormen de oudste gebouwen van deze straat, maar zijn intussen grondig verbouwd (nr. 7 en 9).
Bronnen
Archieven
GAE/DS 2-4: 135-2-4; 6 tot 12: 135-6 tot 12; 7: 135-7; 9: 135-9; 15: 135-15; 17: 135-17; 20: 135-20.
GAE/OW Historique des rues (1925).
GAE/OW Q3 Quartier Saint-Boniface (doos nr.13).
GAE/OW 135.
Publicaties en studies
DEL MARMOL, B., DELSAUTE, J.-L., et al., Le quartier Saint-Boniface, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 1998 (Bruxelles ville d'art et d'histoire, 23), pp. 2-10.
DEWEZ, M.-A., L'urbanisation du quartier Saint-Boniface (Licentiaatsthesis in de hedendaagse geschiedenis), UCL, Louvain-la-Neuve, 1982-1983, pp. 31-32.
GONTHIER, A., Histoire d'Ixelles, Le Folklore Brabançon, Impr. De Smedt, Brussel, 1960, pp. 123, 124, 139, 144-146.
Ixelles, Ensembles urbanistiques et architecturaux remarquables, ERU, Brussel, 1990.
WAUTERS, A., Histoire des environs de Bruxelles, ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville [1855], éd. Culture et Civilisation, Brussel, 1973, p. 51.