Inventaris(sen)
- Inventaris van koloniale sporen (DPC-DCE 2024-2025)
Onderzoek en redactie
Bekijk de weerhouden gebouwen
Met de Generaal Wahislaan en de Auguste Reyerslaan vormt de Lambermontlaan de Schaarbeekse sectie van de grote ringboulevard die inspecteur der wegen Victor Besme in 1866 voorstelde in zijn Plan d'ensemble pour l'extension et l'embellissement de l'Agglomération bruxelloise. De Lambermontlaan werd echter pas aangelegd in het kader van de aanleg van de Josaphatwijk en de wijk Monplaisir-Helmet, waarvan het stratenplan werd getekend door de ingenieur van de gemeentelijke Openbare Werken, Octave Houssa, en definitief werd goedgekeurd bij K.B. van 21.04.1906, samen met dat van de twee andere nieuwe Schaarbeekse wijken – Mont-Rose en Linthout.
De laan werd aangelegd krachtens twee overeenkomsten tussen de gemeente Schaarbeek en de Belgische staat, die bepaalden dat de gemeente de laan op haar kosten moest aanleggen, maar met overheidssubsidies. De eerste overeenkomst, ondertekend op 02.05.1903, betrof de aanleg van het gedeelte tussen de Teichmanbrug en de Montagne des Cailloux [Keienberg] – een weg die thans verdwenen is en die de toekomstige laan kruiste ter hoogte van de Guillaume Kennisstraat – alsook de plaatsing van aansluitingen met de Helmetsesteenweg en de Haachtsesteenweg. De tweede overeenkomst, van 04.04.1907, betrof het tweede deel van de laan, dat zou lopen tot aan de Leuvensesteenweg, ter hoogte van het toekomstige Generaal Meiserplein. Krachtens de eerste overeenkomst was het de staat die er zich toe verbond de werken uit te voeren tussen de Van Praetlaan en de Monplaisirlaan, dus op grondgebied Brussel, evenals de bruggen over de Helmetsesteenweg en de Haachtsesteenweg te bouwen (zie notities). Krachtens de tweede overeenkomst verbond de gemeente er zich toe het Josaphatpark waarlangs de laan loopt aan te leggen en zijn integriteit te vrijwaren, “bij wijze van eeuwige erfdienstbaarheid ten behoeve van de laan” en “om het panorama op Brussel te beschermen”.
De werken voor de aanleg van de laan vonden plaats tussen 1910 en 1914. Het was echter pas bij K.B. van 27.07.1923 dat, krachtens de overeenkomsten, de eigendom van de voltooide laan aan de staat werd overgedragen om in de “Grande Voirie” te worden opgenomen.
In 1903 werd dit deel van de grote ringboulevard vernoemd naar baron François Auguste Lambermont (Limelette, 1819 – Brussel, 1905), diplomaat, als erkenning voor zijn diensten aan het Vaderland. Hij was een van de belangrijkste medewerkers van koning Leopold II in de diplomatieke onderhandelingen van de tweede helft van de 19e eeuw. F.-A. Lambermont was de hoofdarchitect van de oprichting en erkenning van de Onafhankelijke Congostaat binnen het overleg van westerse naties. Als gevolmachtigde en rapporteur van de Conferentie van Berlijn in 1884 (de opdeling van Afrika tussen de grote mogendheden) was hij ook voorzitter van de Anti-Slavernijconferentie van Brussel in 1889-1890. Tijdens deze conferentie werd een conventie aangenomen die de slavenhandel en slavernij in Afrika verbood, waarmee koloniale politiek paradoxaal genoeg werd gelegitimeerd met een anti-slavernij-argument.
In 1911 werd het laatste deel ervan, tussen de Chazallaan en de Charles Gilisquetlaan enerzijds en het Generaal Meiserplein anderzijds, omgedoopt tot de Generaal Wahislaan. De driehoekige square gevormd door de kruising van de Guillaume Kennisstraat en de Gustave Latinislaan werd tijdens de zitting van het College van 22.03.1912 in de Lambermontlaan geïntegreerd, met doorlopende nummering.
Conform de overeenkomsten is de laan 43 meter breed, met een centraal plantsoen van 14 meter geflankeerd door twee rijstroken, aan de kant van het park met de sporen van de tramlijn. Ze is met bomenrijen beplant. De gebouwen aan pare zijde, behalve die van bovenvermelde square, zijn voorzien van een achteruitbouwstrook van 9,50 meter die als voortuin was bestemd en moest worden afgesloten met een artistiek ijzeren hek op een natuurstenen onderbouw. Voor het gedeelte gelegen tussen de Guillaume Kennisstraat en de Wahislaan werd die laatste bepaling echter gewijzigd ten gunste van groene heggen, bij K.B. van 13.10.1922.
Het grootste deel van de laan werd in twee fases bebouwd, respectievelijk voor en na de Eerste Wereldoorlog. Deze bebouwing omvat burgerhuizen en opbrengsthuizen, sommige met commerciële benedenverdieping – zoals nr. 37 (1911) en 39 (1909) – en enkele herenhuizen, zoals nr. 240 (n.o.v. architecten Gilson Frères, 1931). Tegenover het park, in het gedeelte langs de bloemenwijk, werden ook villa's gebouwd, meestal in halfopen bebouwing, conform het differentieel bouwreglement voor deze zone, dat bij K.B. van 25.02.1922 werd goedgekeurd en voorzag in de bouw van woningen in groepen van maximum vijf aan elkaar palende huizen. Deze residentiële bebouwing werd aangevuld met appartementsgebouwen opgetrokken in de jaren 1920-1930 en 1950-1960, waarbij die uit de laatste fase vaak huizen uit de jaren 1910 vervingen. Vermelden we hier nr. 177 en 179, een groot ensemble in pakketbootstijl dat in 1939 werd aangevat maar slechts gedeeltelijk werd uitgevoerd.
In het deel gelegen tussen de Kapucijnbloemenlaan en de Heliotropenlaan moesten twee herenhuizen elk worden voorzien van een groot bijgebouw bestemd voor een schilderijengalerij. Het eerste herenhuis, ontworpen in 1914, werd nooit gebouwd (zie nr. 340), terwijl het ontwerp van het tweede, uit 1927, in 1946 werd gewijzigd en de galerij door een opbrengsthuis werd vervangen (zie nr. 368, 368a).
Tijdens de eerste bouwfase van de laan, van 1907 tot 1914, verrezen woningen in eclectische stijl, zoals nr. 382 (n.o.v. architect J. Teughels, 1914), in Beaux-Artsstijl (zie nr. 63), art nouveau, zoals nr. 146 en 150 n.o.v. architect Gustave Strauven (zie deze nummers), neorenaissance (zie nr. 18-20 en 85) of neogotiek (zie nr. 141). De interbellumfase omvatte huizen in laat-eclectische stijl – zoals nr. 34-34a (n.o.v. architect A. Laenen, 1926) en 165 (n.o.v. architect L. Legrand, 1932) – de Beaux-Artsstijl – zoals nr. 286 (n.o.v. architect Emile Henry, 1923), alsook 358 (n.o.v. architect Cl. Huberty, 1926) en 360 (n.o.v. architect Antoine Dehaen, 1932) die een huizenrij vormen met nr. 356 (zie dit nummer) – of art deco – zoals nr. 36 (n.o.v. architect A. Hoeven, 1930), 110, 163 (n.o.v. architect Emile Henry, 1935) en 248 (n.o.v. architect De Vleeschouwer). Op de villa's werd deze stijl vaak vermengd met de cottagestijl, zoals op nr. 330 (zie dit nummer). Onder de zeldzame modernistische gebouwen vermelden we een villa n.o.v. architect Adrien Blomme (zie nr. 440).
De vooroorlogse bebouwing omvat verscheidene homogene huizenrijen, zoals die van nr. 55 tot 63, 85 tot 91, 105 tot 123, 131-131a tot 143, 144 tot 160, 147 tot 153 en 166 tot 178 (zie deze nummers). Onder de naoorlogse bebouwing vermelden we de huizenrij van nr. 48 tot 58, bestaande uit gebouwen die hoofdzakelijk in 1922-1923 werden ontworpen. Tot slot, op nr. 78 tot 106 en 182 tot 188a, inspireerde de Beaux-Artsstijl enkele homogene huizenrijen die voor- en naoorlogse bebouwing vermengen.
Verscheidene woningen in de laan werden bekroond in de gevelwedstrijden die de gemeente organiseerde in 1911 (zie nr. 85, 137 en 170), 1912 (zie nr. 172), 1913 (zie nr. 149) en 1914 (zie nr. 174, 416 en 420).
Enkele architecten ontwierpen veel gebouwen in de laan. Zo ontwierp Frans Hemelsoet huizen in art-nouveaustijl of eclectische stijl, soms ook met renaissance-invloed, of in Beaux-Artsstijl (zie nr. 31, 55, 57, 61, 68 en 70, 69 tot 81, 134, 152 en 140 tot 144). Ook nr. 59, 86, 378 en 380 kunnen aan hem worden toegeschreven (zie deze nummers). Vermelden we eveneens architect Fernand De Pauw, die vooral woningen in eclectische stijl en in Beaux-Artsstijl ontwierp. Naast zijn persoonlijke woning (zie nr. 172), tekende hij ook nr. 137, 139, 149, 156, 158, 166 tot 170, 174, 182, 260, 372 en 374, 364 en 368a (zie deze nummers). Architect J. Van Den Eng ontwierp nr. 94, 96, 123, 130, 344, 426, 428, alsook nr. 398 tot 408, villa's met invloed van de cottagestijl rond een klein woonerf binnen het huizenblok tussen de laan en de Mimosasstraat (zie deze nummers). Tot slot ontwierp architect A. De Bondt twee huizenrijen met art-deco-invloed, tussen 1924 en 1936 in het tweede en derde gedeelte aan onpare zijde, waaronder nr. 42 en 44 (zie deze nummers) en nr. 46 (1928).
Tussen de Helmetsesteenweg en de Haachtsesteenweg lag het burgerlijk ziekenhuis, een geheel van paviljoenen ontworpen in de tweede helft van de jaren 1890. Aan het einde van de 20e eeuw werd het geleidelijk afgebroken en vervangen door het sport- en woningencomplex Kinetix (bureaus MA2 en 3A-architectes, 2008). Vermelden we tot slot, op het kruispunt met de Louis Bertrandlaan, het Monument voor de gevallenen van de automobielsport, een beeld in Euvillesteen dat een atleet voorstelt, in 1928 ontworpen door beeldhouwer Pierre De Soete.
Bronnen
Archieven
GAS/DS 34-34a: 164-34; 36: 164-36; 37: 164-35; 39: 164-39; 46: 164-46; 163: 164-163; 165: 164-165; 177, 179: 164-177; 240: 164-240; 286: 164-286; 358: 164-358; 360: 164-360; 382: 164-382.
GAS/Bulletin communal de Schaerbeek, 1903, pp. 140-141, 1462-1463; 1907, pp. 387-391; 1909, pp. 900-901; 1910, p. 693; 1911, pp. 690-691; 1912, pp. 381-384; 1922, pp. 1296-1298; 1923, pp. 786-787.
GAS/OW 164.
GAS/OW Dénomination des rues III.
GAS/OW Infrastructuur 164, 390.
Huis der Kunsten van Schaarbeek/lokaal fonds.
Publicaties en studies
GEMEENTE SCHAARBEEK, Concours de façades, manuscript bewaard in het lokaal fonds van het Huis der Kunsten van Schaarbeek.
Lab 1030 Schaerbeek, 180° Éditions, Brussel, 2011, pp. 34-35.
RANIERI, L., Léopold II urbaniste, Hayez, Brussel, 1973, pp. 59-74.
PLASMAN, P.-L., Léopold II, potentat congolais. L’action royale face à la violence coloniale, Brussel, Racine, 2017.
Tijdschriften
“Quelques œuvres de l'architecte bruxellois A. De Bondt”, La Technique des Travaux, 8, 1927, pp. 353-354.
Kaarten / plannen
Bruxelles et ses environs, Militair Cartografisch Instituut, 1894.
Websites
Erfgoedfonds van Schaarbeek.