Onderzoek en redactie

2005-2006

 

Bekijk de weerhouden gebouwen
Prestigieuze straat van Louizalaan naar Franklin Rooseveltlaan, voorbij kruispunt met Terkamerenlaan en Emile Duraylaan. Volledig op Brussels grondgebied. Loopt aan één kant langs balustrade van de tuinen van de abdij van Terkameren.

Aangelegd volgens KB van 16.06.1907 als toegangsweg naar de wereldtentoonstelling van 1910. Voordien “verlenging van Louizalaan” of Natiënlaan genoemd. Tijdens Brusselse gemeenteraad van 24.11.1909 genoemd naar toen al overleden burgemeester.

Voor de aanleg van de straat werd de stad eigenaar van het terrein door onteigeningen. In 1911 begon ze met de openbare verkoop van grote percelen. Hoewel ze dit niet kon verplichten, moedigde ze de eigenaars aan om gebouwen met minimum drie verdiepingen en zo monumentaal mogelijke gevels in edele materialen te bouwen. Het gemeentereglement legde aan de voorkant van de percelen een non aedificandi-zone van 9,5 m. op, die moest afgesloten worden met “artistiek” hekwerk. Langs de tuinen van de abdij werd achter een rij platanen een majestueuze hardstenen balustrade opgetrokken (SAB/NPP W2).

Vanaf 1911 bebouwing met eerste prestigieuze herenhuizen. Tijdens WO I werden de werken onderbroken en kwam een aantal eigenaars in financiële problemen, onder meer M. Boël, die zijn huis, dat het meest luxueuze van de laan moest worden, niet kon voltooien, SAB/OW 30460 (1912). In 1922 werd de bebouwing hervat. Tussen de herenhuizen werden ca. 1925 twee appartementsgebouwen opgetrokken (zie nr. 16, 17 en 23), wat door sommige buren die ongerust waren over deze invasie van de middenklasse met lede ogen werd aangezien, SAB/OW 31126 (1924).
Ook nog na WO I meeste gevels opgetrokken in Beaux-Artsstijl – een internationale academische stijl met Franse invloeden. Slechts drie huizen in art deco - zie nr. 17, 23 en een thans gesloopt huis n.o.v. arch. Jean De Ligne SAB/OW 34048 (1924) - en enkele meer pittoreske huizen n.o.v. arch. Adrien Blomme (gesloopt) doorbreken algehele harmonie. In interieurs dezelfde pracht en praal en ook een streven naar groot comfort: veel lichtinval door middel van een of meerdere daklichten voor zenithaal licht in binnenruimten, dienstlift, meerdere badkamers, talrijke dienstruimten en kamers voor het personeel, achteraan garage of stalling.
Meerdere gebouwen opgetrokken door zelfde architecten, soms voor zelfde opdrachtgever of zelfde familie. Arch. Adrien Blomme ontwierp drie huizen aan hoek met Louizalaan, waaronder hoekpand in vorm van kasteel (SAB/OW 67536 (1925), 35031 (1926), 39073 (1931), alle drie gesloopt). Arch. Walthère Michel ontwierp vier huizen voor familie Leysen (SAB/OW 31254 (1926), 31294 (1924), 31124 (1922), 31295 (1924), alle vier gesloopt). Arch. Louis Sauvage ontwierp drie huizen - SAB/OW 20662 (1912), 10569 (1913) - waarvan alleen nr. 11 bewaard (zie notitie). Arch. Servais Mayné, SAB/OW 31122 (1924), 27256 (1913), arch. Pierre De Groef (SAB/OW 34043 (1924) en zie nr. 15) en arch. Henri Derée (zie nr. 23 en Terkamerenlaan nr. 17) ontwierpen elk twee huizen.

Net als Louizalaan was Émile De Motlaan vanaf einde jaren 1950 volop onderhevig aan opeenvolging van modes en vastgoedspeculatie. Veel gebouwen gesloopt en vervangen door luxueuze appartementsgebouwen en kantoren. Onder meer nr. 8-9: appartementsgebouw n.o.v arch. Raoul Brunswyck en Odon Wathelet, 1963; nr. 18: appartementsgebouw n.o.v arch. Ralph Delville, 1962. Deze tendens kende hoogtepunt met de bouw van de ITT toren in 1968-1971 (zie Louizalaan nr. 480).

Valt onder BPA goedgekeurd volgens KB van 07.07.1970 met betrekking tot Louizalaan en aanpalende straten.

Bronnen

Archieven
SAB/OW 8-9: 87831 (1963); 18: 79956 (1962).
AVB/NPP W2.
SAB/Bulletin Communal de Bruxelles, 1909, II, p. 1129.

Publicaties en studies
DUQUENNE, X., L'avenue Louise à Bruxelles, Xavier Duquenne éd., Brussel, 2007.
Livre d'or. Exposition universelle et internationale de Bruxelles 1910, Rossel éditeur, Brussel, s.d., pp. 210-212.

Archiefgegevens en eventuele bibliografie van gesloopte huizen: SAB/OW: 1: 67 536 (1925); 2: 39073 (1931); 3: 35031 (1926); 4: 28963 (1912); 5: 31254 (1923); 6: 31294 (1922); 7: 31124 (1922); 8: 31295 (1924), L'Émulation, 7, 1927, p. 86; 9: 20662 (1912); 10: 10569 (1913), L'Émulation, 7, 1923, pp. 109-112, afb. 27-28; 12: 31125 (1923); 14: 31122 (1924); 18: 34043; 19: 27256 (1913); 20: 34048 (1924), L'Émulation, 1, 1928, p. 7, afb. 3; 21: 34047 (1913); 21a: 6188 (1912).