Bekijk de weerhouden gebouwen
Aangelegd volgens het rooilijnenplan van de Noord-Oostwijk ontworpen door architect Gédéon Bordiau en goedgekeurd bij K.B. van 20.12.1875.
Zoals de meeste straten in de wijk verwijst de naam van de straat naar de geschiedenis van ons land. Hij werd goedgekeurd bij de collegebesluiten van de Stad Brussel van 14.04 en 15.05.1877 en refereert aan Lord Palmerston, die minister van Buitenlandse Zaken was van het Verenigd Koninkrijk en een rol speelde in de onafhankelijkheid van België.
De laan werd in de jaren 1880 aangelegd. Op zijn ontwerp voorzag Bordiau op het centrale grasveld drie fonteinen in ronde bekkens, met elkaar verbonden door langwerpige waterpartijen. Uiteindelijk werden slechts twee rechthoekige bekkens op de uiteinden verwezenlijkt. Ze werden in 1888 door de firma Blaton-Aubert aangelegd (VANDENBREEDEN, J., et al., 1999, p. 24).
Oorspronkelijk was het grasveld omheind door een reling, met daarnaast een rij bomen. Thans wordt ze omheind door een haag. In 1902 werd Het dwaze lied, een bronzen beeldengroep van de kunstenaar Jef Lambeaux (zie notitie) in het midden van het grasveld geplaatst. Het grasperk is bereikbaar via twee in het hek aangebrachte toegangen. Op oude prentkaarten is aan de laagste kant van de laan een metalen mast te zien die dienst deed als telegraaf- en telefoonantenne.
Op het ontwerp van 1875 is de laan met de Maria-Louizasquare verbonden door middel van rechte hoeken. Volgens een collegebesluit van de Stad van 06.04.1891, werden deze vervangen door stompe hoeken ‘om voor een betere doorstroming van het verkeer op de openbare weg te zorgen' (Bulletin communal, 1891, t. I, p.480).
Tot in 1895 bevond zich op het terrein aan pare kant het landgoed van Jean Van Hoorde. Van dit park rond een vierhoekig gebouw, rest vandaag alleen nog een libanonceder (zie nr. 20).
De straat is bebouwd met rijke huizen en herenhuizen in eclectische stijl, soms met elementen in neo-Vlaamse renaissance, of in art nouveau, ontworpen tussen 1893 en 1906. De herenhuizen bevinden zich vooral aan pare kant, met zuidelijke oriëntatie.
Net als voor de andere squares voorzag het plan van Bordiau een inspringende zone van vijf meter ten opzichte van de rooilijn, voor de aanleg van voortuintjes. Deze dienden afgeboord zijn met een bepaald type hekwerk, waarvan de tekening echter ook slechts ‘in grote lijnen gevolgd kan worden' (SAB/OW 459). Het doel van dit voorschrift was, zoals Bordiau het in 1890 schrijft, om ‘de constructie mogelijk te maken van uitbouwen, torentjes, loggia's enz., die tot doel hebben om het kazerne-achtige aspect van veel huizen in Brussel te vermijden. Deze uitbouwen die normaal een deel van de openbare weg in beslag nemen, veroorzaken met de voortuintjes geen enkele hinder, en geven aan de square een absoluut noodzakelijk pittoresk en artistiek aspect' (SAB/OW 16298).
In de praktijk echter, moesten talrijke ontwerpen met uitspringende volumes worden hertekend. Op de laan werd een uitstekende toegangsportiek gevolgd door een even ver uitstekende sokkel (zie nr. 2) en een voorbouw van twee bouwlagen (zie nr. 20) goedgekeurd, terwijl bordessen voor de ingang categorisch werden geweigerd (zie nr. 7 tot 25 en nr. 18).
In het begin van de laan bevinden zich drie huizen ontworpen door architect Victor Horta, waaronder het huis van Eetvelde en het huis Deprez-Van de Velde (zie nr. 2, 4 en 3). Het tweede straatgedeelte aan onpare kant wordt ingenomen door een opmerkelijk geheel van architect Émile Janlet (zie nr. 5 tot 27), dat voortloopt in de aanpalende straten: Ambiorixsquare, Boduognatusstraat en Karel Martelstraat.
Aan pare kant hebben meerdere huizen, thans vaak grondig verbouwde, achterhuizen, uitgevend op de Eburonenstraat.
De laan heeft haar schitterende oorspronkelijke uitzicht bewaard, ondanks de wijzigingen die meerdere huizen ondergingen. De meeste huizen aan pare kant zijn thans in gebruik als kantoren.
Terwijl het door Horta ontworpen nr. 2 gespaard bleef voor twee sloopprojecten, hadden andere huizen aan deze kant van de laan minder geluk.
In 1960 liet de Société Immobilière Ferlet de nr. 6 (1900), 8 (1896) en 10 (1895), ontworpen door architect Edmond De Vigne met trapgevel of kantelen en ook nr. 12 (architect Victor Taelemans, 1895), door architect Henry M. Brunard verbouwen tot kantoorgebouw. De topgevel van nr. 10 was versierd met een drielobbig boogveld met daarin een voorstelling van de aanbidding van de zon door de mens en door het dieren- en plantenrijk; dit bas-reliëf in verhard cement werd ontworpen door Louis Mast.
In 1971 gaf de firma Ferlet architect Brunard de opdracht om nr. 14, een opmerkelijk herenhuis in 1898 ontworpen door architect Léon Govaerts, aan het complex toe te voegen. Het huis had oorspronkelijk een vierkant centraal trappenhuis onder bovenlicht. De grote bel-etage was volledig ingericht als ontvangstruimte.
Van deze oorspronkelijke gebouwen resten alleen nog enkele schaarse gevelelementen. Nr. 14 bezit nog vensters onder hoefijzerboog, met daaronder een gesculpteerde borstwering met kleine getraliede verluchtingsgaten en ook nog een kunstig bewerkte lampet van zijn erker. Hun bijgebouwen en omheiningmuren in de Eburonenstraat 77 en 79 werden verbouwd tot garage en tot inrit voor een binnenplaats. Het complex is thans ingericht als kinderdagverblijf. In 1980 wilde de firma Ferlet eveneens nr. 20 slopen om er een appartementsgebouw op te zetten. Het project werd gelukkig geweigerd.
Samen met de Maria-Louizasquar, de Ambiorixsquare en de Margaretasquare vormt de Palmerstonlaan een geheel dat in 14.07.1994 werd beschermd.
Bronnen
Archieven
SAB/OW 459 (1886), 16298 (1890); 6-12: 72408 (1960); 6: 18580 (1900); 8: 18581 (1896); 10: 18582 (1895); 8-10: 10408 (1898-1904); 12: 18584 (1895); 14: 18585 (1898), 28458 (1921), 92051 (1971); 20: 87679 (1980).
SAB/Bulletin communal de Bruxelles, 1877, t. I, p. 315; 1891, t. I, p. 480.
SAB/PP 953-954 (1875), 956-957 (1879), 3044 (1901).
Publicaties en studies
LECLERCQ, E., « Bruxelles », La Belgique illustrée, ses monuments, ses paysages, ses œuvres d'art, t. I, éd. Bruylant-Christophe, Brussel, [1880], p. 125.
Région de Bruxelles-Capitale. Monuments et Sites protégés, Mardaga, Sprimont, 1999, p. 229.
VANDENBREEDEN, J., VAN SANTVOORT, L., DE THAILLE, P., et al., Encyclopédie de l'Art nouveau. Tome premier. Le quartier Nord-Est à Bruxelles, CIDEP, Brussel, 1999, p. 24.
10: MEIRSSHAUT, P., Les sculptures de plein air à Bruxelles. Guide explicatif, Brussel, éd. E. Bruylant, 1900, p. 183.
14: BASYN, J.-M., Léon Govaerts (1860-1930). Un architecte de transition (thesis voor het behalen van een licentiaat in de kunstgeschiedenis), Université catholique de Louvain, Louvain-la-Neuve, 1992.
DIERKENS-AUBRY, F., VANDENBREEDEN, J., Art nouveau en Belgique. Architecture et Intérieurs, Racine, Brussel, 1991, pp. 82-83.
VANDENBREEDEN, J., VAN SANTVOORT, L., DE THAILLE, P., et al., Encyclopédie de l'Art nouveau. Tome premier. Le quartier Nord-Est à Bruxelles, CIDEP, Brussel, 1999, p. 78.
Tijdschriften
L'Émulation, 1901, pl. 27-28.
14: L'Émulation, 1902, pl. 3-5.